nr. 1, januari 1990
jit
F van Lanschot
Bankiers nv
Financieel bericht
Internationale conjunctuur
Economie groeit in 1989 boven verwachting
De economische ontwikkeling lag begin 1989 in lijn met
de trend van 1988, dat werd afgesloten met een economische groei die wereldwijd iets achterbleef bij het jaargemiddelde van 4%. Het bedrijfsleven ging met een goede winstontwikkeling, een hoge bezettingsgraad en een goed gevulde orderportefeuille het nieuwe jaar in. Het jaar 1989
leek voor de meeste gemdustrialiseerde landen een vertraging van de economische groei te zullen brengen, waarbij
het voor velen de vraag was of de groeiafzwakking in de
VS en het VK tot een recessie zou leiden. In deze landen
viel de vertraging het afgelopen jaar echter mee, terwijl er
in de andere landen van een groeivertraging nauwelijks
sprake was. De basis voor deze positieve ontwikkeling lag
in de meeste landen in groeiende investeringen en consumptieve bestedingen en een toename van de export.
Geen recessie in de VS
In de Verenigde Staten viel de vermindering van het
tempo van de economische groei mee en bedroeg de
stijging in de eerste 3 kwartalen gemiddeld ruim 2% op
jaarbasis. Vooral de groei van de consumptieve bestedingen vertoonde echter een geleidelijke vermindering, hetgeen bij voorbeeld goed tot uiting komt in de steeds verder
teruglopende autoverkopen. De vrees voor een recessie
bleef hierdoor voortdurend bestaan. Ook het feit dat de
index van de National Association of Purchasing Managers
sedert mei onder de 50% is beland droeg daar toe bij. De
export en de investeringen hielden de groei echter nog op
een redelijk peil. Door de afzwakkende binnenlandse bestedingen en dank zij een aanhoudende groei van de
export onderging de handelsbalans in vooral de eerste helft
van het jaar een aanmerkelijke verbetering. Ook het tekort
op de overheidsbegroting verbeterde doordat de belastingontvangsten meevielen. De inflatie liep, mede door stijgende olieprijzen, aanvankelijk op tot boven de 5%, maar
stabiliseerde zich vervolgens op circa 4,5%.
In het vierde kwartaal evenwel zijn de eerste indicaties
ten aanzien van de economische ontwikkelingen minder
rooskleurig. Vooral de teruggang van de industriele sector
springt in het oog, getuige de daling in de produktie, het
verlies aan werkgelegenheid, de daling in de verkopen van
duurzame consumptiegoederen en de lagere capaciteitsbenutting. Hierbij lijken echter incidentele factoren mee te
spelen, zoals de orkaan Hugo, de aardbeving in Californie
en een grote staking bij de Boeing-fabrieken. De dienstensector laat nog steeds een voortgaande groei zien, die de
matige ontwikkeling in de Industrie echter slechts voor een
deel kan compenseren.
In Japan handhaafde de groei zich op een hoog niveau,
al deden zich wel forse fluctuaties voor. Van het eerste
kwartaal had men in verband met het overlijden van de
keizer weinig verwacht, maar in plaats van een rouwperiode met weinig activiteit bracht dit groot optimisme over de
kansen onder de nieuwe keizer met zich mee. Daarnaast
werd er, vooruitlopend op de invoering in april van een
ESB 3-1-1990
verbruiksbelasting, fors geconsumeerd, waardoor een
hoge groei werd gerealiseerd. Als bijna onvermijdelijke
reactie hierop werd in het tweede kwartaal een negatieve
groei geregistreerd. Wel steeg mede door de ingevoerde
verbruiksbelasting de inflatie, die lange tijd rond de 1 % had
geschommeld, tot rond de 3%. Het derde kwartaal Net weer
een hoge groei zien, waarmee de groei voor heel 1989 op
een kleine 5% lijkt uit te komen. De drijvende kracht achter
de groei blijven de investeringen en de particuliere consumptie, die werd gestimuleerd door een forse stijging van
de lonen (gemiddeld 5%) en een verlaging van de inkomstenbelasting. Door de forse binnenlandse bestedingen en
een afnemende groei van de export, mede door naar het
buitenland verplaatste produktie, zijn de handelsoverschotten geleidelijk teruggelopen.
Groeiversnelling in continentaal Europa
Ook in Europa handhaafde de groei zich op een hoog
niveau. Het Verenigd Koninkrijk vormde hierop echter een
uitzondering. De zeer hoge korte rente leidde tot een
scherpe terugval in de consumptieve bestedingen, waardoor de economische groei vrijwel stil viel. Mede door forse
loonsverhogingen, die lang niet gefinancierd kunnen worden uit de matige produktiviteitsstijging, liep de inflatie
desondanks op tot boven de 8% en is pas de laatste
maanden enige afvlakking te zien. Ook de handelsbalans
ontwikkelde zich slecht met verder oplopende tekorten.
In West-Duitsland ontwikkelde de economie zich in 1989
boven verwachting. Aanvankelijk werd uitgegaan van een
groeiraming van 3% die tegen de zomer werd verhoogd tot
3,5%. Over het eerste half jaar bedroeg die echter 4,5% en
voor heel 1989 lijkt de groei per saldo boven de 4% uit te
komen. De groei werd met name gevoed door hogere
investeringen en verder toenemende export. Het betrof hier
vooral de export van kapitaalgoederen, met name naar de
andere Europese landen, waar de economie zich in de
meeste gevallen eveneens voorspoedig ontwikkelde en
waar fors gemvesteerd wordt als voorbereiding op 1992.
Dit leidde tot overschotten op de handelsbalans die ruim
10% hoger lagen dan het afgelopen jaar. De consumptieve
bestedingen bleven duidelijk bij de investeringen en de
export achter en groeiden met circa 2,5%. De inflatie is in
Duitsland het zorgenkind. Door de verhoging van een
aantal accijnzen sprong de inflatie aan het begin van het
jaar van circa 1,5% naar 2,5% om vervolgens verder op te
lopen tot boven de 3%.
In Nederland daarentegen is de inflatie met iets boven
1 % nog steeds uitzonderlijk laag, hetgeen mede te danken
is aan de verlaging van de btw aan het begin van het jaar.
De btw-verlaging droeg tevens bij aan een forse groei van
de consumptieve bestedingen, die ondanks de aanhoudende loonmatiging ruim 3% bedroeg. Daarnaast ontwikkelden zich bij ons, net als in West-Duitsland, de investeringen en de export goed, waardoor ook hier de groei op
circa 4% zal uitkomen.
Financieel bericht is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie
Beleggen met Van Lanschotvan F. van Lanschot Bankiers N.V.
te ‘s-Hertogenbosch.
21
Optimisms over 1990
Bovenstaande ontwikkelingen waren voor de OESO
aanleiding om in het laatste kwartaal de groeiraming voor
de industrielanden voor 1990 te verhogen van 2,75% tot
3%, waarbij vooral de verwachtingen ten aanzien van
Europa en Japan in opwaartse richting werden bijgesteld.
Voorde Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk wordt
een verdere vertraging van de groei verwacht.
Voor de Verenigde Staten verwachten wij voor volgend
jaar een groei die zal afzwakken tot gemiddeld 1,5%. Dit
zal mede een gevolg zijn van lagere overheidsbestedingen
en bedrijfsinvesteringen. Negatieve kwartaalcijfers worden
hierbij niet verwacht, dank zij een beperkte maar verdere
stijging van de consumptieve bestedingen als gevolg van
een verbeterende inkomenspositie. Daarnaast zal door de
weer gedaalde dollar en de ruimte die vrijkomt in de produktiecapaciteit de export verder toenemen. Te zamen met
de afnemende groei van de import zal dit leiden tot een
aanhoudende verbetering van de handelsbalans. Het begrotingstekort zal volgend jaar slechts in beperkte mate
verbeteren, maar op wat langere termijn zijn tegen de
achtergrond van de voorgenomen verlaging van de defensie-uitgaven de perspectieven positief.
In Japan zullen de aanhoudend hoge investeringen en
consumptieve bestedingen leiden tot een groei die met
naar verwachting 4,5% slechts een fractie lager is dan de
groei van dit jaar. Ondanks hoge import zal het overschot
op de handelsbalans in 1990 aanvankelijk nog iets oplopen, als gevolg van de op dit moment zwakke yen en de
concurrentiekracht van de Japanse Industrie. Over het
gehele jaar wordt per saldo een stabilisatie verwacht. De
inflatie zal daarbij kunnen dalen tot rond de 2%.
In Europa zal met uitzondering van het VK eveneens van
wederom hoge groei sprake zijn. Voor het Verenigd Koninkrijk zijn de vooruitzichten voor 1990 sterk afhankelijk
van de vraag of men het monetaire beleid zo krap zal laten
om de inflatie te beteugelen en het pond te steunen. In dat
geval lijkt een recessie onafwendbaar. Er wordt echter
verwacht dat dit voorkomen zal worden en dat men een wat
ruimer begrotingsbeleid zal voeren en het pond enigszins
zal laten dalen hetgeen gunstig is voor de handelsbalans.
De steun van de hoge rente kan dan gemist worden.
Hierdoor zou de economische groei in 1990 nog 1,0%
kunnen bedragen, maar de vooruitzichten voor de inflatie
blijven pessimistisch.
Voor West-Duitsland zijn de vooruitzichten gunstig.
Mede dank zij een belastingverlaging van in totaal DM 25
miljard zullen de consumptieve bestedingen sterker
groeien. Ook de investeringen zullen blijven toenemen.
Van groot belang zijn daarnaast de effecten van de openstelling van de grenzen met Oost-Duitsland en meer in het
algemeen de liberalisering in Oost-Europa. Voor steun aan
het Oostblok en voor de integratie van Oostduitsers die zich
in West-Duitsland hebben gevestigd zullen door de overheld extra middelen moeten worden uitgetrokken, maar
voor het bedrijfsleven biedt dit nieuwe mogelijkheden. Een
beperking vormt echter een gebrek aan produktiecapaciteit. Voor 1990 verwachten wij slechts een beperkte afvlakking van de groei tot ruim 3%. Gegeven de aanzienlijke
looneisen, de hoge bezettingsgraad (89,5%) en de goed
gevulde orderportefeuille zal de druk op de inflatie aanvankelijk nog wel aanwezig blijven, maar met het alerte beleid
van de Bundesbank wordt verwacht dat deze zich op het
huidige niveau kan stabiliseren. Het overschot op de handelsbalans zal, met name door hogere import, iets afnemen.
Loonontwikkeling in Nederland niet zorgelijk
De gunstige vooruitzichten voorde Duitse economie zijn
ook voor Nederland positief. De verwachte versnelling in
de loonontwikkeling zal daarbij van positieve invloed zijn
22
op de consumptieve bestedingen. Met een verwachte loonstijging van rond de 4% zal deze echter vergeleken met het
buitenland nog gematigd zijn, zodat zij niet ten koste gaat
van de concurrentiepositie. Daardoor zijn ook de vooruitzichten voor de export positief en zal het overschot op de
handelsbalans zich kunnen handhaven op het niveau van
dit jaar. De loonstijging zal gefinancierd kunnen worden uit
de stijging van de arbeidsproduktiviteit, zodat zij niet ten
koste zal gaan van de marges in het bedrijfsleven. De
uitgangspositie voor het bedrijfsleven is derhalve goed,
hetgeen zal leiden tot een verdere groei van de investeringen. Per saldo wordt in Nederland eveneens een slechts
lichte groei-afzwakking verwacht naar een niveau van 3%.
Wel zal door de loonontwikkeling de inflatie oplopen tot
circa 2,5%, maar daarmee behoudt Nederland de laagste
inflatie in Europa.
Valuta’s en rente
Sterk f luctuerende dollar
In de VS waren de ogen begin 1989 gericht op de nieuwe
president en de maatregelen die hij zou nemen ter bestrijding van het dubbeltekort. Een toenemend vertrouwen
hierin manifesteerde zich in een stijging van de dollar. De
aantrekkingskracht van de dollar bleef naarmate bleek dat
de economie nog redelijk groeide en de Fed zich door de
oplopende inflatie genoodzaakt zag tot een aanscherping
van het restrictieve beleid. Op de economie had het monetaire beleid inmiddelszijn uitwerking. Het vertrouwen in een
zachte landing groeide geleidelijk en deed de markt vooruitlopen op een verwachte versoepeling van het beleid.
Hierdoor ontstond een vraag naar dollarbeleggingen, die
mede door de meevallende handelscijfers en de onrust in
China grote vormen aannam, waardoor de dollar opklom
tot / 2,30. Dank zij forse interventies van de centrale
banken kon de stijging worden afgeremd, maar het sentiment sloeg pas echt om nadat in de G-7 overeenstemming
was bereikt over een gewenste daling van de dollarkoers
en de Bundesbank begin oktober besloot tot een renteverhoging, waardoor de dollar nu onder / 2,00 het nieuwe jaar
zal ingaan.
Ondanks de regelmatige verhogingen van de rente
moest het Britse pond aanzienlijk terrein prijsgeven. Vooral
na het aftreden van minister Lawson verloor de markt het
vertrouwen in het pond, dat inmiddels is aangeland juist
boven / 3,10, het laagste niveau sedert begin 1987.
De yen stond zowel ten opzichte van de dollar als ten
opzichte van het DM-blok onder druk, mede tegen de
achtergrond van de politieke ontwikkelingen en de relatief
beperkte verhogingen van de rente.
Situatie binnen EMS stabiel
Binnen het EMS was tot oktober onder invloed van de
sterke dollar geen sprake van enige spanningen. De Duitse
mark was tegenover de hoogrentende Europese valuta’s
zelfs zwak gestemd. Ook de aanpassing van de gewichten
in de ecu en de toetreding tot het wisselkoersmechanisme
van de Spaanse peseta deden hieraan geen afbreuk. Aan
het einde van het jaar won de mark toch weer in kracht
hetgeen leidde tot interventies en renteverhogingen bij de
overige EMS-deelnemers en voorts tot een daling van de
traditionele zwakke valuta’s tot onderin de EMS-band.
Fors hogere rentes in Europa
Het rentebeeld was in de VS en in Europa tegengesteld,
hetgeen de ontwikkelingen in de economische groei weerspiegelde. In de VS werd onder invloed van de oplopende
inflatie in het begin van het jaar het disconto verhoogd,
maar nadien stabiliseerde de inflatie zich en werd de
teruglopende groei de eerste prioriteit voor de Amerikaanse centrale bank. Geleidelijk werd vanaf mei het beleid
versoepeld.
De hoger dan voorziene groei in Duitsland en de oplopende dollar leidden ertoe dat de Bundesbank het beleid,
dat in de tweede helft van 1988 werd ingezet, continueerde
en keer op keer besloot tot een rentestijging. In Nederland
werden de verhogingen van de Duitse rente gevolgd ten
einde de koers van de gulden ten opzichte van de mark
niet te laten verzwakken. Gemeten over het gehele jaar
stegen de officiele tarieven met 2% tot 7,75%, waardoor de
geldmarktrente opliep tot boven de 8,5% en de kapitaalmarktrente steeg tot 7,75%. Hiermee is de korte rente ruim
boven de lange rente gekomen, waardoor een inverse
yieldcurve is ontstaan.
Valuta’s en rente in 1990
Naar verwachting zal de dollar in eerste instantie zwak
blijven door de relatief lage rente en twijfels rond de sterkte
van de Amerikaanse economie. Een verdere vertraging
van de groei, waardoor capaciteit vrijkomt voor de export
en minder wordtge’i’mporteerd, zal bij de lage dollar leiden
tot een verbetering van de handelsbalans hetgeen op
langere termijn de dollar zal ondersteunen. In het EMS
wordt voor medio 1990, als de kapitaalmarkten volledig
worden vrijgemaakt, een beperkte aanpassing van de middenkoersen verwacht hoewel dit van Franse zijde vooralsnog wordt tegengehouden. Het vertrouwen in het Britse
pond zal zich voorlopig niet herstellen vanwege de negatievegroeivooruitzichten bij een voorlopig nog hoogblijvende inflatie. De Japanse yen zal zich in 1990 onder invloed
van de fundamentele kracht van de economie geleidelijk
gaan herstellen.
De daling van de rente in de VS zal zich voortzetten,
vanwege de verdere vertraging van de groei en een lagere
inflatie. Hierbij kan de kapitaalmarktrente rond de zomer een
niveau van 7,25% bereiken. In Europa zullen de rentes
aanvankelijk nog hoog blijven en zal van een versoepeling
van het monetaire beleid voorlopig geen sprake zijn. Ook de
rente in Nederland zal dus in eerste instantie hoog blijven
totdat er tekenen zijn dat de groei in Europa afzwakt en de
inflatie onder controle blijft. In de tweede helft van het jaar
kan dan sprake zijn van een beperkte daling van de rente.
Internationale beurzen______________
Goede start 1989
Begin 1989 onderscheidden zich de beurzen die in 1988
waren achtergebleven: Wall Street en Londen. Wall Street
profiteerde van het toegenomen vertrouwen in de Amerikaanse economie sinds de verkiezing van Bush. De Britse
beurs veerde op toen de cijfers omtrent de binnenlandse
bestedingen bevestigden dat de groeiafzwakking was ingezet. De beurs van Tokio profiteerde van de hoge verwachtingen omtrent de kansen onder de nieuwe keizer en
zette de stijgende lijn gestaag voort. Gesteund door deze
ontwikkelingen lieten de meeste andere beurzen eveneens
een vriendelijk beeld zien.
De opgaande trend werd gedurende vrijwel het gehele
jaar vastgehouden. Wall Street voer wel bij de vraag naar
dollarbeleggingen en de vriendelijke obligatiemarkt. Onder
invloed van de koersstijgingen in Wall Street en dank zij
positieve berichten over de ontwikkeling van de economie
en de gang van zaken bij het bedrijfsleven liepen ook de
Europese beurzen verder op en werden vele nieuwe records geboekt. Opvallend daarbij was dat de rentestijging
aanvankelijk zo goed als genegeerd werd in Europa en pas
in het najaar voor enige terughoudendheid bij de beleggers
zorgde.
ESB 3-1-1990
Mini-crash ondermijnt vertrouwen
Dit positieve beeld werd medio oktober wreed verstoord
door een onverwachte daling van Wall Street met bijna 200
punten. Een enigszins tegenvallend inflatiecijfer, financieringsproblemen rond de ‘buy out’ van United Airlines en
vooral de computergestuurde verkopen waren de factoren
achter deze volstrekt onverwachte mini-crash. Hoewel de
koersval eigenlijk een puur lokale Amerikaanse aangelegenheid was, had hij grote gevolgen voor de andere beurzen en wist alleen de beurs van Tokio de eigen koers vast
te houden. In Europa kreeg het vertrouwen van de particuliere belegger een tik en raakten de beurzen in een neerwaartse trend die na de stijging van rond de 25% eerder in
het jaar tot een correctie van meer dan 10% leidde. Later
vond, onder invloed van berichten over de positieve effecten van de liberalisatie in Oost-Europa op de Europese
economie, een herstel plaats. Het herstel werd ingezel
door de Duitse beurs, die de koersdaling weer volledig kon
goed maken en nieuwe records kon boeken. De andere
beurzen volgden op enige afstand. Ook de Amerikaanse
beurs herstelde zich goed, hoewel door de afnemende
groei en een matige ontwikkeling van de arbeidsproduktiviteit de winsten steeds sterker onder druk staan.
1990 biedt goed vooruitzicht
Het perspectief voor de beurzen blijft op langere termijn
positief. De voortgaande economische groei biedt aan het
bedrijfsleven de ruimte voor een verdere expansie. Wel
zullen de onzekerheden overde richting van de economie
of speculaties over aanpassingen in het monetaire beleid
van tijd tot tijd voor forse fluctuaties zorgen.
Het minst zijn de vooruitzichten voor die beurzen, waar de
economie zich zwak ontwikkelt. In de VS zal door de vertragende economische groei de winstontwikkeling onder druk
blijven staan. In het VK zal de beurs voorlopig onder invloed
blijven staan van de vrees voor een recessie. Voor de beurs
van Tokio wordt een geleidelijke verdere stijging verwacht.
De voortgaande krachtige ontwikkeling van de Japanse
economie leidt tot een verder oplopen van de winsten bij
bedrijven, die steeds meer ook buiten Japan worden gegenereerd. Daarnaast zal de beurs de steun ondervinden van
een aanhoudende toevloed van liquiditeiten.
Voor continentaal Europa bieden de gunstige vooruitzichten voor de economie, waarbij zowel de Europese
integratie als de liberalisering in het Oostblok stimulerende
factoren vormen, goede perspectieven voor de beurzen.
Weliswaar zal het bedrijfsleven met hogere loonstijgingen
geconfronteerd worden, maar voor het grootste deel lijken
deze gefinancierd te kunnen worden uit de stijging van de
arbeidsproduktiviteit zodat zij niet zullen leiden tot verkrappende marges. Wel zal het niveau van de rente de mogelijkheden van koersstijgingen op de korte termijn beperken.
De beste kansen bieden in Europa de beurzen van Frankrijk, waar het bedrijfsleven zich mede door hoge investeringen geleidelijk heeft versterkt, en West-Duitsland, waar het
bedrijfsleven relatief sterk profiteer! van de ontwikkelingen in
Oost-Europa. In beide landen is de economische groei relatief hoog bij een acceptabele inflatie. Daarnaast is in beide
landen sprake van een verlaging van de vennootschapsbelasting, alhoewel in Duitsland de voordelen voor een deel
teniet worden gedaan door compenserende maatregelen.
De Amsterdamse beurs
___
Per saldo nog forse winst in Amsterdam
De Amsterdamse aandelenmarkt ontwikkelde zich in de
eerste drie kwartalen van 1989 gunstig, niet alleen in
absolute zin, maar ook ten opzichte van het gemiddelde
der wereldbeurzen. In September bereikte de Nederlandse
23
aandelenmarkt zijn over een breed front gedragen hoogtepunt. Het koersniveau lag toen circa een kwart hoger dan
aan het begin van het jaar. De eerste aanwijzingen voor
een kerend tij waren de ten opzichte van hooggespannen
verwachtingen tegenvallende bedrijfsberichten, die zwaar
werden afgestraft. Hoewel de mini-crash van medio oktober ook hier bijzonder hard aankwam is inmiddels een
gedeeltelijk herstel opgetreden. De trendmatige stijging lijkt
echter voorlopig te zijn aangetast. Het uitblijven van de
door velen gehoopte rentedaling vormt uiteraard een negatief punt, terwijl de scherpe koersval van de Amerikaanse dollar in november en december de beurs ook geen
goed doet.
Vergelijken wij de koersen van begin 1989 met de huidige niveaus, dan vallen fondsen als Ahold, Nedlloyd, Norit,
Otra, Sphinx en Stork op met stijgingen van meer dan 50%.
De gemiddelde koersstijging kwam net onder 20% uit.
Drukte aan emissiefront
Veel ondernemingen maakten gebruik van het goede
beursklimaat en versterkten hun vermogenspositie. Daarnaastgaf deoverheid inhoud aan haarprivatiseringsbeleid.
Dit resulteerde in een breed pallet van emissies, herplaatsingen en beursintroducties. Het betrof zowel binnen- als
buitenlandse aandelen. Een aantal hiervan was van fikse
omvang. In dat verband moet worden gedacht aan DSM,
Daf en NMB Postbank Groep en voorts aan Pirelli en
Polygram. Vooral in het begin van het jaar was sprake van
grote belangstelling, hetgeen voor beleggers dikwijls een
snelle winst opleverde.
Ook in Nederland positieve vooruitzichten
De beurs in Nederland zal op de korte termijn enigszins
bij de Duitse beurs achterblijven, te meer daar de buitenlandse beleggers nog lijken te moeten wennen aan de
nieuwe regering. Inmiddels heeft minister van Financien
Kok getoond dat het hem ernst is met de voorgenomen
reductie van het financieringstekort. Daarnaast geeft het
tussen de regering en de sociale partners bereikte raamakkoord uitzicnt op een beheerste loonontwikkeling. De
positie van het bedrijfsleven wordt hiermee niet aangetast,
waardoor een winstgroei van gemiddeld 10% mogelijk is,
terwijl de inflatie in Nederland de laagste in Europa zal
blijven. Met name voor de uitgeverijen, een aantal bedrijven actief op het gebied van informatisering, de duurzameconsumptiegoederenindustrie, machinebouw en vervoer
en transport lijken de vooruitzichten goed. Juist in een
periode waarin de winstgroei lijkt te vertragen is het bij de
fondsenselectie van groot belang dat men kiest voor bedrijven met een stabiele winstontwikkeling. Het fundament
van de Nederlandse economie blijft echter gezond, een
vooruitzicht dat een goed beleggingsklimaat biedt.
Het beleggingsbeleid voor 1990_________
In 1990 lijkt de belegger een bevredigend rendement op
de portefeuille tegemoet te kunnen zien. Obligaties bieden
een aantrekkelijke rente met de kans op koerswinst. Voor
de aandelenmarkten zijn met de voortgaande economische groei de vooruitzichten eveneens positief. Wel zullen
de koersstijgingen beperkter zijn dan in de afgelopen jaren.
Gegeven de te behalen rendementen in de vastrentende
waarden is hierdoor ten opzichte van de afgelopen jaren
enige verschuiving ten gunste van obligaties op zijn plaats.
Wat betreft obligatiebeleggingen kunnen in veel landen
aantrekkelijke reele rendementen worden behaald. Daarnaast bestaan kansen op enige koerswinsten, die echter
niette hoog mogen worden ingeschat. Voorzichtigheid blijft
geboden in landen als het VK, waar het monetaire beleid
24
zeer krap en de korte rente derhalve zeer hoog is. Een
dalende rente, die op korte termijn overigens nog niet in
zicht lijkt, of vertrouwensverlies in het gevoerde beleid bij
een te lang uitblijven van resultaten kan de wisselkoers
verder onder druk zetten.
In de VS daarentegen zal de groeivertraging een positief
effect hebben op de externe positie, hetgeen de koers van
de dollar zou moeten ondersteunen. Op korte termijn zullen
echter de zwakte van de Amerikaanse economie en het
afgenomen rente-ecart eerder voor een aanhoudende
zwakte van de dollar zorgdragen. In Europa bieden beleggingen in guldens aantrekkelijke reele rendementen, met
voor de lange termijn een verschil ten opzichte van de
Dmark van ruim 0,4%. Daarnaast bieden binnen het EMS
de Franse frank en de Spaanse peseta rendementen,
waarbij ook met de toenemende kans op een aanpassing
binnen het EMS de hogere rente en de grotere kans op een
rentedaling opwegen tegen het koersrisico.
Wat de looptijd van de obligatieportefeuille betreft ligt, in
de verwachting dat de top van de rente zo goed als bereikt
is, enige verlenging van de looptijd voor de hand.
Voor de aandelenbeurzen zijn de vooruitzichten van een
gematigde maar voortgaande economische groei positief,
hoewel de koersstijgingen achter zullen blijven bij die van
de afgelopen jaren, toen de dalende rente en/of de sterke
verbetering van de financiele positie van het bedrijfsleven
een belangrijke steun vormden.
De beste kansen liggen in Europa en Japan. In de
Verenigde Staten blijven door de groeivertraging en de
achterblijvende produktiviteitsontwikkeling de bedrijfswinsten onder druk staan. Verwacht wordt dat Wall Street
hierdoor in een consolidatiefase zal belanden. Beter zijn de
perspectieven voor de beurs van Tokio. Remmende factoren als de politieke onrust en de vrees voor een renteverhoging zijn op de achtergrond geraakt. Hierdoor zullen de
koersbewegingen weer in toenemende mate gebaseerd
zijn op de sterke ontwikkeling van de Japanse economie
en haar steeds internationaler opererende bedrijfsleven.
Goed zijn de vooruitzichten eveneens voor de beurzen
van continentaal Europa en met name die in Frankrijk en
West-Duitsland, waar zowel de economie als het bedrijfsleven zich gunstig ontwikkelen. Hoewel de Nederlandse
economie vrijwel gelijke tred houdt met de Duitse, zal de
Nederlandse beurs in eerste instantie bij die van onze
oosterburen achterblijven. De beurs mist de incidentele
factoren die de winstontwikkeling met name in 1989 een
impuls geven, waardoor de winstgroei zal terugkeren op
een meertrendmatig niveau van rond 10%. Op wat langere
termijn blijven de vooruitzichten voor de Nederlandse
beurs echter goed.
Wat de fondsenkeuze betreft is het in een periode van
een vertragende winstgroei van groot belang bedrijven te
selecteren met een stabiele winstontwikkeling. Met het
huidige renteniveau en de sterke fluctuaties op de valutamarkten dient er daarbij een groot gewicht te worden
toegekend aan rente- en valutagevoeligheid.
Hoewel zowel obligatie- als aandelenbeleggingen goede perspectieven bieden, zullen de markten sterk be’mvloed blijven door sentimenten. Hierbij moet gedacht worden aan twijfels in met name de VS of de groeivertraging
daar zal omslaan in een recessie, terwijl in Europa de vraag
hoe krap het monetair beleid moet zijn en hoelang dit beleid
moet worden voortgezet, de belegger in haar greep zal
houden. Daarnaast zullen de Internationale politieke ontwikkelingen hun invloed op de sentimenten doen gelden.
Een actief beheer van de beleggingen blijft hierdoor onverminderd noodzakelijk. Tegen de achtergrond van een op
langere termijn positief beleggingsklimaat kunnen dergelijke momenten van onzekerheid goede aankoopgelegenheden bieden, met de mogelijkheid tot het behalen van extra
rendementen.