Ga direct naar de content

1990

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 3 1990

1990
1990 belooft het achtste jaar van ononderbroken
economische groei in de westerse gemdustrialiseerde
landen te worden. Volgens de laatste Economic outlook
van de OESO zullen de hoge groeicijfers van 1988
(4,4%) en 1989 (3,6%) niet helemaal worden geevenaard, maar blijft de groei met zo’n 3% toch behoorlijk op
peil. De krachtigste groei zal opnieuw worden gerealiseerd in Japan (ruim boven de 4%), terwijl de VS met
enige groeivertraging moeten rekenen (2,3%) en ook in
Europa de groei iets lager uitkomt (2,8%). De OESOvoorspellers sluiten echter niet uit dat deze cijfers wat te
laag zijn geschat: het is mogelijk dat de krachtige conjunctuur die sinds 1987 zichtbaar is, een meer substantiele trend weerspiegelt dan in de projecties ligt besloten.
Natuurlijk ziet de OESO ook risico’s. De inflatie kan
versnellen, vooral vanwege ontwikkelingen aan het
loonfront. De produktiegroei kan sterker dan verwacht
worden geremd door het krappe monetaire beleid van
het afgelopen jaar. De werkloosheid blijft in een aantal
landen hoog. Er zit weinig schot in het verminderen van
de betalingsbalansonevenwichtigheden van de VS, Japan en West-Duitsland, en er komen nieuwe landen bij
met aanzienlijke tekorten op de lopende rekening. De
hoge reele rente roept vragen op omtrent de toereikendheid van particuliere besparingen en onderstreept de
noodzaak tot verdere reductie van overheidstekorten.
De stabiliteit van financiele markten baart zorgen, getuige nog onlangs de mini-crisis op de aandelenmarkten.
De vooruitzichten voor een vermindering van het schuldenprobleem blijven ongewis. En de toekomst van het
wereldhandelssysteem is nog onzeker, nu de Uruquayronde in een kritieke fase is gekomen en zich her en der
sterke protectionistische sentimenten manifesteren.
Deze risico’s zijn echter niet nieuw. De OESO waarschuwt er in haar halfjaarlijkse rapporten al jaren voor,
maar zij hebben een opbloei van de wereldeconomie
niet in de weg gestaan. Kennelijk hebben de westerse
economieen manieren gevonden om deze risico’s in te
kapselen. De vrees voor inflatie zit er uit de jaren zeventig nog zo diep in dat inflatoire kiemen met behulp van
het monetaire beleid snel de kop worden ingedrukt. De
reele rente is weliswaar hoog, maar dat doet de investeringsactiviteit weinig schade zolang de verwachtingen
voor een continuering van de groei gunstig blijven. De
hier en daar nog hoge werkloosheid helpt de loonontwikkeling binnen de produktiviteitsruimte te houden. Het
dubbeltekort van de VS blijkt ook niet zo alarmerend te
zijn als het vaak is afgeschilderd; weliswaar zijn belangrijke beleidsinspanningen nodig om de tekorten te verminderen, maar het gaat daarbij beslist niet om onmogelijke opgaven. De financiele markten zijn inderdaad
weinig stabiel, maar na de krach van oktober 1987 is
gebleken dat de invloed daarvan op de conjunctuur
slechts zeer beperkt is. De schuldencrisis is ook van zijn
angel ontdaan nu de meeste banken hun vorderingen
op de grote debiteurenlanden voor een belangrijk deel
hebben afgeschreven. Het protectionistische gevaarten
slotte blijft weliswaar voortdurend loeren, maarde autoriteiten waken ertoch wel voorom handelsconflicten niet
te laten uitgroeien tot werkelijke Internationale handelsoorlogen. Kortom, de wereldeconomie beweegt zich als
een volleerd danser over het slappe koord. De toeschouwers volgen de verrichtingen soms met ingehou-

ESB 3-1-1990

den adem, maar tegelijkertijd toch ook in het vertrouwen
dat zij een fatale val niet hoeven vrezen.
Dat fundamentele vertrouwen in een voortgaande
expansie van de internationale economie heeft hier en
daar al de gedachte doen postvatten dat wij ons aan het
begin van een nieuwe opgaande fase van de lange golf,
de kondratieff, bevinden. De drijvende krachten achter
die golf zijn, zoals bekend, belangrijke innovaties in
produkten en produktieprocessen die voor een investeringshausse zorgen, het ontstaan van nieuwe belangrijke afzetmarkten en de opkomst van nieuwe economische beleidsideeen. De spectaculaire ontwikkeling van
de micro-elektronica in het afgelopen decennium, de
opkomst van de neo-liberale economische ideologie na
de jaren zeventig en het ontstaan van nieuwe markten
in Zuidoost-Azie, op wat langere termijn wellicht in de
Oostbloklanden en daarna misschien ook nog eens een
keer in China zouden in deze visie de voorwaarden voor
een nieuwe ‘upswing’ van de kondratieff kunnen scheppen. Hoe speculatief die zienswijze ook is, het is wel
duidelijk dat er op dit moment in de economie toch nog
zeer belangrijke groeimogelijkheden worden gezien.
Dat op zich schept al vertrouwen. Vertrouwen dat, zoals
bekend, de motor is achter investeringsbeslissingen die
het tempo van de economische ontwikkeling bepalen.
Waar de internationale conjunctuur floreert, moet het
met de Nederlandse economie ook kunnen lukken. Het
bedrijfsleven is in elk geval vol goede moed, zoals de
laatste ERBO-enquete van de gezamenlijke Kamers
van Koophandel heeft uitgewezen: de investeringslust
is onverminderd groot. De overheid is onder leiding van
het derde kabinet-Lubbers begonnen aan de “laatste
loodjes van het herstelbeleid”, zoals Rutten het in deze
ESB uitdrukt. Dat houdt in het verder verminderen van
de werkloosheid, het doen verdwijnen van het nog resterende financieringstekort, het in de hand houden van
de collectieve-lastenontwikkeling en het versterken van
het draagvlak van de economie door verhoging van de
deelneming aan het arbeidsproces. Als dat beleid
slaagt, ontstaat er eindelijk ook weer meer ruimte om te
investeren in sociale en economische vernieuwing (onderwijs, gezondheidszorg, kwaliteit van het overheidsapparaat, infrastructuur) en om in te spelen op de nieuwe uitdagingen die de internationalisatie van de economie (Europa ’92) en het milieuvraagstuk stellen.
Het moet natuurlijk allemaal eerst nog gebeuren,
maar misschien is de ontwikkeling van de nationale en
internationale conjunctuur wel het minst interessante
nieuws dat 1990 zal brengen. In Oost-Europa voltrekken
zich adembenemende politieke veranderingen waarvan
de economische gevolgen nog bij lange na niet zijn te
overzien. Het verzoenen van de economische groei met
de eisen die de leefomgeving stelt, plaatst de economie
voor nieuwe, zeer grote uitdagingen. Het Europese
integratieproces is in een kritieke fase beland. De technologische ontwikkeling ijlt voort. Het bedrijfsleven
maakt een geweldig herstructureringsproces door. Kortom, 1990 belooft voor economen weer een hoogst
boeiend jaar te worden.

L. van der Geest

Auteur