In 2020 publiceerde de Commissie Regulering van Werk (Commissie-Borstlap) een vernietigend rapport over het Nederlandse arbeidsmarktbeleid. De reactie van het kabinet is er eindelijk. Het kabinet wil de aanbevelingen implementeren door de arbeidsmarktinfrastructuur opnieuw in te richten. Dat is in de jaren negentig ook gebeurd, maar zonder succes. Wat kunnen we daarvan leren?
Het rapport en de reactie
Dat het rapport van de Commissie-Borstlap vernietigend was blijkt uit het volgende citaat: “Het stimuleren van flexwerk, dat we volop doen, leidt tot versplintering van het bedrijfsleven. Slecht voor de productiviteit. Bovendien wordt veel te weinig geïnvesteerd in (praktijk)scholing en ontwikkeling. Er staan te veel mensen langs de kant. De nonchalance en gelatenheid die we hier met z’n allen nog steeds vertonen is ronduit gevaarlijk en bedreigend voor de welvaart van nu en straks”. Volgens Borstlap zou er snel moeten worden gehandeld. Zijn commissie kon uiteraard niet voorspellen in wat voor economische situatie we thans verkeren, maar als haar aanbevelingen met vaart zouden zijn overgenomen, zou de arbeidsmarkt er op dit moment waarschijnlijk beter uitzien.
Leen Hoffman
De auteur is econoom, fellow van de Wiardi Beckman Stichting, was hoofdredacteur van ESB en was tijdens de jaren tachtig en negentig intensief betrokken bij de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid.
November 2022 zonden SZW-ministers Van Gennip en Schouten een uitvoerige brief aan de Tweede Kamer over het te voeren arbeidsmarktbeleid: Uitgangspunten voor de uitbreiding van de arbeidsmarktinfrastructuur. De brief vat in eigen bewoordingen nog eens samen wat in het rapport-Borstlap staat, maar laat het bij uitgangspunten zonder concrete maatregelen. De ministers zien de problemen die partijen en deelnemers op de arbeidsmarkt ervaren en onderschrijven de boodschap in het rapport dat het kabinet de regie moet nemen om tot een brede maatschappelijke alliantie te komen.
Naar een arbeidsmarktinfrastructuur
Het kabinet is voornemens “één gezamenlijke governance- en ondernemingsstructuur voor de arbeidsmarktinfrastructuur in te richten op regionaal en landelijk niveau, in de vorm van één landelijk beraad en in iedere arbeidsmarktregio één regionaal beraad”.
Dat klinkt ingewikkeld, maar bedoeld wordt dat er een publiek-privaatrechtelijke samenwerking komt tussen alle arbeidsmarktpartijen op landelijk en regionaal niveau met een goed op elkaar afgestemde uitvoering. En die partijen, dat zijn er nog al wat. In het landelijk beraad komen SZW (als netwerkregisseur), VNG, publieke en private onderwijsinstellingen, Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), OCW, EZK, BZK, VWS, de organisatie die een inclusieve arbeidsmarkt bevordert (CEDRIS) en ABU.
Regionaal wordt aangesloten bij de reeds bestaande 35 arbeidsmarktregio’s, die nu al regionale mobiliteitsteams (RMT) kennen waarin UWV, gemeenten, uitzendbureaus, SBB en onderwijsorganisaties samenwerken. Binnen elke regio moet minimaal één Werkcentrum komen; een loket voor werkenden, werkzoekenden en werkgevers. Hierin zijn opgenomen de reeds bestaande leerwerkloketten en werkgeversservicepunten, die elk overigens nu ook al functioneren als samenwerkingsverbanden van (deels) de al genoemde organisaties.
Alle arbeidsmarktpartijen moeten op basis van een landelijk kader hun activiteiten op elkaar afstemmen, maar behouden wel hun eigen verantwoordelijkheid, ook financieel. Het zal een hele toer worden om deze uitgangspunten in een werkbare structuur onder te brengen met partijen die elk verschillende doelen, belangen en bestaande samenwerkingsvormen hebben.
Vergelijkbare hervorming faalde in de jaren negentig
Voor de realisatie van de beoogde Werkcentra is het nuttig dat beide verantwoordelijke ministers kennis nemen van de geschiedenis van de tripartiete arbeidsvoorziening die in de jaren negentig is opgericht en na ruim tien jaar werd ontmanteld. In de jaren tachtig en negentig raakte de Nederlandse politiek in de ban van het neoliberalisme. Overheidsactiviteiten moesten zoveel mogelijk worden geprivatiseerd, gedecentraliseerd en verzelfstandigd. Ook Arbeidsvoorziening werd verzelfstandigd en onder een zogeheten tripartiet bestuur gebracht; landelijk een Centraal Bestuur (het CBA) met vertegenwoordigers van sociale partners en van de Ministeries van SZW, O&W en EZ, en regionaal (de RBA’s) met 28 regionale bestuurders met vertegenwoordigers van lokale sociale partners en gemeenten.
De verzelfstandigde Arbeidsvoorziening bleek geen succes. De relatie met sociale zekerheid werd onvoldoende gelegd, de financiering ervan werd niet goed geregeld, scholing voor werkzoekenden en werkenden bleek een twistappel en de bestuursleden, vooral de centrale, zagen Arbeidsvoorziening niet als gezamenlijke onderneming, maar kwamen vooral voor de belangen van hun eigen organisaties op. Begin van deze eeuw werd Arbeidsvoorziening ontmanteld en haar activiteiten werden verder gedecentraliseerd, geprivatiseerd en ondergeschikt gemaakt aan sociale zekerheid en daardoor versplinterd. Daarbij werden de succesvolle Centra Vaklopleiding overgenomen door de ROC’s, maar feitelijk opgeheven.
Centrale aanpak werkt
De geschiedenis leert dat een effectief arbeidsmarktbeleid behoefte heeft aan een organisatie die centraal wordt aangestuurd met een landelijke en regionale beleidsaanpak. Voor hervorming in de jaren negentig viel het arbeidsmarktbeleid en de uitvoering daarvan onder Arbeidsvoorziening, een onderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken met een uitgebreid netwerk van arbeidsbureaus en centra vakopleiding, landelijk aangestuurd en provinciaal gecoördineerd door districtsbureaus. Deze arbeidsvoorziening van vóór de jaren negentig was stapsgewijs opgebouwd vanaf het begin van de vorige eeuw. Ze speelde een belangrijke rol bij de wederopbouw van Nederland, de ordening van de arbeidsmarkt en uiteraard de bestrijding van de werkloosheid.
Aanpak ministers leidt tot Poolse landdag
Privatisering en verzelfstandiging zijn gemakkelijker ingevoerd dan teruggedraaid. Ook al komt er boven de bestaande, tot Werkcentra uitgebouwde RMT’s een landelijk beraad, alleen het sluiten van allianties zal geen soelaas bieden voor een falend arbeidsmarktbeleid. Het slechts bevorderen van samenwerking op basis van een kader waarbij alle deelnemende organisatie hun eigen verantwoordelijkheid houden, zal leiden tot een Poolse landdag. De arbeidsmarktproblemen die de Commissie Borstlap noemt zullen er niet door worden opgelost.
Auteur
Categorieën