Het kabinet-Rutte IV heeft een ambitieuze investeringsagenda. Maar zijn deze investeringen ook uitzonderlijk in historisch perspectief? Een vergelijking met de regeerakkoorden van de afgelopen vijftig jaar.
We vergelijken de totale voorgenomen beleidsmatige uitgaven en de belastingmaatregelen voor de gehele regeerperiode van alle regeerakkoorden sinds het kabinet Den Uyl. Uitgangspunt zijn daarbij telkens de veranderingen ten opzichte van het lopende beleid – dat is het basispad. Als het kabinet meer wil uitgeven of minder wil belasten, dan noemen we dat intensiveringen. En als het kabinet minder wil uitgeven of meer wil belasten, dan noemen we dat bezuinigen of ombuigingen.
De informatie over de plannen komt uit de regeerakkoorden en de financiële bijlagen. Deze voornemens kunnen afwijken van het daadwerkelijk gevoerde beleid. Zo worden voorgenomen bezuinigingen in de praktijk vaak afgezwakt en hebben kabinetten met grote investeringsagenda’s soms moeite om hun geld ‘weg te zetten’. In de eerste jaren van Rutte III werden niet alle regeerakkoordmiddelen uitgegeven, hetgeen leidde tot een historisch hoge onderuitputting (MinFin, 2019). Het daadwerkelijke beleid laat zich echter lastig meten, omdat, wanneer regeerakkoordmiddelen eenmaal zijn overgeboekt naar de departementale begrotingen, deze moeilijk te onderscheiden zijn van de reguliere middelen.
De analyse start in 1973 (Den Uyl), omdat bij de kabinetten daarvoor regeerakkoorden en programma’s vaak ontbraken, of omdat ze onvoldoende financiële gegevens bevatten. Overgangskabinetten zonder regeerakkoord – Balkenende III en Van Agt III – zijn niet meegenomen.
Voor de kabinetten Van Agt I tot en met Kok I is er alleen informatie beschikbaar over het eerste en laatste jaar. Hier zijn we ervan uitgegaan dat de intensiveringen of ombuigingen gedurende de kabinetsperiode in de tussenliggende jaren evenredig oplopen. Kijkend naar de regeerakkoorden waarvoor er wel data over de volledige periode beschikbaar zijn, lijkt dit een plausibel ‘ingroeipad’.
Resultaten
Om de omvang van de totale beleidsmatige intensiveringen en ombuigingen tussen kabinetten te vergelijken, drukt figuur 1 deze uit in een percentage van het bbp uit het start-jaar van het kabinet. Figuur 1 laat zien dat de voorgenomen cumulatieve intensivering van Rutte IV voor de periode 2022–2025 bijna tien procent van het bbp bedraagt. Daarmee intensiveert Rutte IV netto het meest van alle onderzochte kabinetten, gevolgd door respectievelijk Rutte III en Den Uyl. De voorgenomen intensiveringen van Rutte IV kunnen dan ook met recht ‘historisch’ worden genoemd.
Literatuur
Ministerie van Financiën (2019) Financieel jaarverslag 2019. Te vinden op www.rijksfinancien.nl.
Parlement (2022) Regeerakkoord en regeringsprogramma. Overzicht te vinden op www.parlement.com.
Auteurs
Categorieën