Na jaren van onderhandelen is het pensioenakkoord er dan eindelijk. Gevierd als triomf voor de polder en als overwinning voor de vakbeweging ligt er een tekst van precies twintig kantjes die de contouren van het nieuwe Nederlandse pensioenstelsel uittekent (SER, 2019; Tweede Kamer, 2019).
De onderhandelingen duurden zolang, omdat de vakbeweging het hervormen van de pensioenen verknoopte met twee zo mogelijk nog urgentere thema’s voor werkenden: de al te rappe verhoging van de AOW-leeftijd en het gebrek aan zekerheid voor veel flexwerkers. Zoals dat gaat met onderhandelingen kreeg de vakbeweging voor de helft haar zin. De AOW-leeftijd stijgt nu langzamer, maar meer zekerheid voor zelfstandigen is nog ver weg.
Het akkoord
Oppervlakkig bekeken lijken de verschillen met de huidige pensioenafspraken niet groot. Nederlandse werknemers blijven verplicht om pensioen op te bouwen, ze blijven dat collectief doen en de werkgever blijft een grote rol spelen.
Toch verandert er best wel wat als je wat beter kijkt. Risicodeling tussen jongeren en ouderen neemt wat af, deelnemers krijgen iets meer te kiezen in de wijze hoe hun pensioen wordt uitgekeerd en er verdwijnen wat gekkigheden uit het stelsel, zoals de doorsneesystematiek – waarbij jong en oud met dezelfde inleg evenveel aanspraken opbouwen, terwijl de inleg van jongeren veel langer rendeert. Voor het tot stand brengen van deze verbeteringen alle lof – zo sluit het beter aan bij de huidige samenleving.
De onderhandelingen duurden ook zolang, vanwege de complexiteit van het onderwerp. Hoewel het basisidee reuze simpel is – een deel van je salaris sparen en daar later van leven – worden pensioenen al snel heel ingewikkeld omdat zowel het gespaarde als het spaardoel telkens verandert, omdat de regels telkens veranderen, omdat we geen simpele spaarpot willen, maar een levenslange uitkering, ook voor partner en nabestaanden, en omdat alle elementen daarvan op elkaar inwerken in een gezamenlijk beheerd fonds.
Special over het akkoord
In deze speciale uitgave van economenvakblad ESB komen die inrichtingskeuzes voor het nieuwe pensioencontract en de gevolgen daarvan in 24 bijdragen aan bod. De ESB-redactie heeft zich daarbij ingespannen om de discussie tussen de auteurs van deze bijdragen op gang te brengen en de complexiteit te beperken tot de kern, zodat de discussie ook voor niet-experts toegankelijk wordt.
Ik leg deze werkwijze hier uit, omdat deze septemberuitgave van ESB niet alleen dikker dan gebruikelijk is, maar ook een grotere lezersschare dan gebruikelijk kent. De redactie van Pensioen Pro, een vakblad voor pensioenprofessionals, biedt deze ESB-uitgave namelijk als cadeautje aan haar lezers aan. Welkom! (Overigens, we hebben jaarlijks een pensioenthemanummer.)
Wat voor de vaste ESB-lezer nieuw is aan dit themanummer, is de samenwerking met Netspar, het netwerk van pensioenonderzoekers en -professionals in Nederland. Juist vanwege de complexiteit is de pensioendiscussie sterk afhankelijk van experts. De redactie heeft dankbaar gebruikgemaakt van de kennis en expertise van het Netspar-netwerk, maar wel haar eigen plan getrokken.
Nog niet af
Het is daarbij belangrijk om je te realiseren dat het pensioenakkoord nog niet af is. De contouren van het nieuwe stelsel mogen dan wel uitgetekend zijn, het venijn zit in de staart. Wie de brief van minister Koolmees aan de Tweede Kamer (2019) over het pensioenakkoord leest, komt de vragen tegen. Hoe richten we het waarderingskader in, wordt de doorsneesystematiek echt zonder compensatie afgeschaft en hoe zit het met de tech-nische uitwerking van buffers, de dekkingsgraad en de regels rondom korten en indexeren? Casper van Ewijk en Theo Nijman bieden in deze ESB een overzicht van het akkoord en de nog openstaande punten.
Ondanks dat de onderhandelingen lang duurden, zal het ook nog wel even duren voordat de afspraken van het pensioenakkoord daadwerkelijk hun weg naar de gepensioneerden en de werkenden gevonden hebben. Er is inmiddels een hele overlegstructuur met commissies, een stuurgroep en een escalatieniveau opgetuigd om de details te regelen. Maar dan moeten de afspraken ook echt bekrachtigd worden.
Het nieuwe contract bij lage rente
Probleem is dat het nieuwe pensioenvoorstel er met de huidige lage rente en het bijbehorende advies van de commissie-Dijsselbloem (2019) behoorlijk onaantrekkelijk uit is gaan zien.
Een rekenvoorbeeld illustreert dit. Op 31 augustus jongstleden was de zero-coupon yield met een looptijd van dertig jaar 0,34 procent (bron: DNB). Dat betekent dat ik nu negentig euro moet wegleggen om over dertig jaar honderd euro aan pensioenaanspraken op te bouwen. Maar bij een rente van vier procent zou ik nu dertig euro moeten wegleggen voor eenzelfde aanspraak.
Dat lijkt een slechte deal. Als je zelf een beetje verstandig belegt, is een gemiddeld nominaal rendement van een procent of vier goed mogelijk. Wil je dus over dertig jaar honderd euro vermogen hebben, dan moet je nu 31 euro wegleggen. Van de 59 euro die je daarmee uitspaart, kun je nu wat leuks kopen.
Natuurlijk gaat deze vergelijking mank, want ik vergelijk honderd euro ‘risicovrije’ pensioenaanspraken met een verwachte waarde van honderd euro aan belegd vermogen – en dat laatste bevat risico. Maar hoe verder de rente zal dalen, hoe aantrekkelijker de outside option er voor jongeren uit zal zien.
De transitie bij lage rente
Niet alleen ziet het pensioencontract er bij lage rente onaantrekkelijk uit, voor transitie naar het nieuwe contract geldt dat ook, en wel om twee redenen.
Ten eerste worden in het nieuwe contract de huidige pensioenvermogens persoonlijk toegerekend. Zeker voor gepensioneerden is dat bij een lage rentestand zuur. Hoe lager de rente, hoe meer de pensioenaanspraken van jongeren waard zijn en hoe kleiner het deel van het totale vermogen is dat aan ouderen wordt toegerekend in de transitie. Het gevolg is dat de pensioenen van de ouderen gekort moeten worden en dat ook een toekomstige indexatie lastig is, ondanks dat de pensioenvermogens nog nooit zo hoog waren.
Ten tweede is bij een lage rente ook de dekkingsgraad laag en is er geen ruimte in de fondsen om middelen vrij te maken om te compenseren voor het afschaffen van de doorsneesystematiek. Omdat er ook geen publiek geld voor komt, zullen de huidige werkenden moeten inleveren.
Vervolg
Het pensioenakkoord is dus niet lagerenteproof en dat is in een lagerenteomgeving op zijn zachtst gezegd een probleem. De naderende pensioenkortingen dreigen de hele deal onderuit te halen. Er is hier geen generatieconflict, maar echt iets uit te ruilen. Voor de jongeren ziet het contract er niet goed uit, voor de werkenden is er compensatie nodig voor de doorsneesystematiek en voor de ouderen is er uitzicht op indexatie nodig. Pas als het nieuwe contract en de transitie daar serieus werk van maakt, heeft het kans van slagen. Ik kijk uit naar ons vólgende themanummer over pensioenen.
Literatuur
Commissie-Dijsselbloem (2019) Samenvatting advies Commissie Parameters. Te vinden op www.rijksoverheid.nl.
SER (2019) Naar een nieuw pensioenstelsel. SER Advies, 19/05.
Tweede Kamer (2019) Kamerbrief principe akkoord vernieuwing pensioenstelsel, 5 juni 2019. Te vinden op www.rijksoverheid.nl.
Auteur
Categorieën