Ga direct naar de content

Statistiek

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 20 2009

statistiek
Internationaal

Heleen van Gorcum (Ministerie van Financiën)

Na de verheviging van de financiële crisis in september 2008 hebben overheden
stevig moeten ingrijpen om de stabiliteit van hun financiële sector te waarborgen.
Hierdoor is de staatsschuld in veel Europese landen flink opgelopen. De verande­
ring van de staatsschuld in % bbp bestaat uit het EMU-saldo en financiële
trans­ cties, zoals gerelateerd aan de interventies in de financiële sector. De figuur
a
laat de verwachte verandering van de staatsschuld van 2007 op 2009 zien. De
verwachte verslechtering van het Ierse EMU-saldo is 17,3% bbp. De staatsschuld
zal sterker oplopen dan de verslechtering van het EMU-saldo met 30% bbp door
de financiële interventies. Dit was een van de redenen waarom Standard & Poors
de landenrating van Ierland heeft aangepast van AAA/stable outlook naar AAA/
negative outlook. Italië heeft relatief weinig steun gegeven aan de financiële
sector en de verwachte groei van de Italiaanse staatsschuld is dan ook grotendeels verklaarbaar door de verslechtering van het EMU-saldo. Ook Nederland
ontkomt niet aan een oplopende staatsschuld door het ingrijpen in de financiële
sector. In 2008 steeg deze schuld met 13,5 procentpunt door aankoop van Fortis
en ABN AMRO en de kapitaalinjecties voor ING, SNS en Aegon. Omdat hier bezittingen tegenover staan, verandert de netto schuldpositie niet. In 2009 zal naar
verwachting de lening van de Nederlandse staat aan Fortis van 34 miljard euro
worden afgelost, waardoor de staatsschuld in 2009 weer afneemt tot 53% bbp.
De verandering ten opzichte van 2007 bedraagt dan 7,5% bbp. Overheden financieren hun schuld met het uitgeven van staatsobligaties, waarvan het aanbod het
komende jaar flink zal stijgen. Het lijkt logisch dat overheden daarom moeten
toegeven op de rente, maar de rentes laten de juist tegenovergestelde beweging

zien. De rente op staatsobligaties is op historisch
laag niveau, wat te verklaren is door het risicomijdend
gedrag van investeerders. Ze zijn geschrokken van de
kredietcrisis, zoeken een zo veilig mogelijke investe­
ring voor hun geld en beleggen daarom in staatsobligaties. De kans dat een staat failliet gaat, zeker
wanneer deze een AAA-rating heeft, zoals Nederland,
is immers nihil. De door de crisis gestegen staatsschuld kan juist dankzij de crisis relatief goedkoop
worden gefinancierd.
Verwachte verandering van de staatsschuld en het verwachte EMU-saldo in 2008 en 2009.
35
Ierland

30

Toename staatsschuld (% bbp)

Door crisis staatsobligaties goedkoper

25
20

Verenigd Koninkrijk

15
Spanje
Frankrijk
Italië

10
5
0
-20,0

-18,0

-16,0

-14,0

-12,0

-10,0

-8,0

-6,0

Nederland
België
Duitsland
-4,0

-2,0

0,0

EMU-saldo 2008 + 2009 (% bbp)

Bron: Europese Commissie, Interim Forecast, januari 2009

Monetaire Zaken

Martin Admiraal (DNB)

Inzakkende bezettingsgraad voorspelt weinig goeds
voor arbeidsmarkt
Steeds meer productiemiddelen in het eurogebied komen stil te liggen. In de
jongste enquête van de Europese Commissie zeggen de ondervraagde bedrijven
dat nog maar 75,2% van de beschikbare industriële productiemiddelen wordt
benut. Vergeleken met de voorgaande meting in 2008 ligt deze bezettinggraad
6,4 procentpunten lager. Een dergelijke snelle daling is ongekend. Zelfs tijdens
de eerste oliecrisis in het begin van de jaren zeventig, toen de bezettingsgraad
met 74,2% het laagste niveau in de periode 1970–2008 bereikte, was de daling
niet zo groot als nu. Als naar de afzonderlijke eurolanden wordt gekeken, trad in
de jongste enquête de sterkste afname op in achtereenvolgens Luxemburg met
11, Finland met 10 en Duitsland met 8,9 procentpunten. In Griekenland was
de daling met 2 procentpunten het geringst. Naast de omvang van de daling
verschillen landen ook in de snelheid van de daling. In Nederland en Duitsland
is de daling abrupt, terwijl in Spanje en Ierland de bezettingsgraden al enige
tijd aan het afnemen zijn. In deze twee laatstgenoemde landen gaat de daling
van de bezettingsgraad al gepaard met een sterk verlies van arbeidsplaatsen. De
Spaanse werkloosheidsvoet steeg in het afgelopen jaar van 8,7% naar 14,4%
terwijl de Ierse werkloosheid opliep van 4,7% naar 8,2%. In de overige eurolanden is de werkloosheid nog niet zo snel opgelopen. Zo is in Duitsland pas
in december voor het eerst in drie jaar de werkloosheid toegenomen terwijl in
Nederland de werkloosheid zich met 2,7% volgens Europese definities nog op
het laagste niveau sinds 2001 bevindt. Tegen deze achtergrond voorspelt de
recente snelle daling van de bezettingsgraad in het eurogebied weinig goeds
voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Een sterke productieverlaging
leidt immers vaak tot het afstoten van arbeidsplaatsen. Weliswaar is de huidige

112

ESB

94(4554) 20 februari 2009

Bezettingsgraad eurogebied en werkloosheid (procenten respectievelijk procentpunten).
88

2,0

86

1,5

84

1,0

82

0,5

80

0,0

78

-0,5

76

-1,0

74
70 72 74 76 78 80 82 84 86 88 90 92 94 96 98 00 02 04 06 08

-1,5

Bezettingsgraad industrie
Werkloosheidsmutatie (r-as)

Bron: DNB

stijging van de werkloosheidvoet in het eurogebied
met 0,8 procentpunt tot 8% een stuk lager dan
in 1975 toen de werkloosheid in een jaar met 1,4
procentpunt steeg. Echter deze stijging is vooral
toe te schrijven aan de ontwikkelingen in Spanje
en Ierland. Gezien de forse daling van de bezettinggraad in veel andere eurolanden, waaronder
Duitsland, lijkt er daarom nog een aanmerkelijke
stijging van de werkloosheid aan te komen.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Financiële Markten

Yuri SToutjesdijk (FDA)

Risicoaversie slaat toe op markten
voor bedrijfsobligaties
Met het voortduren van de financiële crisis heeft
risicoaversie op financiële markten inmiddels buitengewone proporties aangenomen. Deze risicoaversie
heeft zich onder meer gemanifesteerd in een vlucht
naar veilige en liquide financiële titels, die vooral
ten gunste kwam van obligaties van de Amerikaanse
en Duitse overheid. Als gevolg daarvan belandde de
marktrente van deze staatsobligaties op historisch
Risico-opslagen bedrijfsobligaties (BBB- of hoger)
t.o.v. Europese ­ verheidsobligaties (basispunten).
o
450
400
350
300
250
200
150
100
50
0
2002

2003

2004

2005

2006

Financiële instellingen

2007

2008

2009

Niet-financiële bedrijven

lage niveaus. In de verwachting dat de economische omstandigheden aanzienlijk
zullen verslechteren, zijn echter tegelijkertijd risico-opslagen op bedrijfsobligaties,
gemeten in basispunten ten opzichte van de rente op Europese overheidsobligaties, aanzienlijk toegenomen. Zo stegen de risico-opslagen op obligaties van financiële instellingen, in het bijzonder na de ineenstorting van zakenbank Lehman
Brothers, tot gemiddeld 450 basispunten boven Europese staatsobligaties. Zelfs
de risico-opslagen voor niet-financiële bedrijven zijn inmiddels aanzienlijk hoger
dan tijdens de corporate governance-crisis in 2002 (figuur). De toename van
risico-opslagen op obligaties van financiële instellingen is gedeelte­ijk te verklaren
l
vanuit verslechterde solvabiliteitsposities. Sommige banken dreigden als gevolg
van afwaarderingen op complexe, illiquide producten ondergekapitaliseerd te
raken. Overheidskapitaal en in enkele gevallen zelfs volledige nationaliseringen
waren daarmee onafwendbaar. Echter, in tegenstelling tot aandeelhouders zullen
zelfs bij een volledige nationalisatie obligatiehouders worden ontzien, en is het
overheidsbelang zelfs een grotere garantie tegen wanbetaling. Voor systeemrelevante banken is dan ook het risico van wanbetaling uiterst gering, hetgeen
duidelijk niet wordt weerspiegeld in de risico-opslagen voor dergelijke financiële
instellingen. De verhoogde risico-opslagen op obligaties van het niet-financiële
bedrijfsleven worden gedeeltelijk verklaard vanuit de verslechterende ­ conomische
e
vooruitzichten. Echter, ook indien economische omstandigheden in ogenschouw
worden genomen, lijken de risico-opslagen in deze categorie in veel gevallen niet
in overeenstemming met de solvabiliteit van het bedrijfsleven. Daarmee is de
sterk toegenomen risicoaversie een uiting van paniek onder beleggers, die ook
markten voor bedrijfsobligaties duidelijk niet onberoerd heeft gelaten.

Bron: FDA

Jorna Leenheer, Simon Bremer en Jules Theeuwes (SEO)

Procentuele verdeling van de totale toegevoegde
waarde van de kernsectoren.
1%
6%

3%

0%

Software en databases
Pers en literatuur

8%
39%

Reclame
Radio en televisie

9%

Muziek, theater en
opera’s
Film en video
Fotografie, ontwerp en
beeldende kunst
34%

Auteursrechtelijk
relevante organisaties

Bron: Leenheer, J., S. Bremer en J. Theeuwes (2008) De
economische omvang van het auteursrecht in Nederland.
SEO rapport nr 2008-60

De economische omvang
van het auteursrecht
ESB wordt door het auteursrecht beschermd. De
uitvoering van de Brandenburgse concerten door Ton
Koopman wordt beschermd door aan het auteursrecht verwante naburige rechten. Producten die
door het auteursrecht worden beschermd dragen
bij aan het bruto binnenlands product en de werkgelegenheid. Door de World Intellectual Property

Economie en Samenleving

Organization (WIPO) zijn internationale richtlijnen ontwikkeld voor het meten
van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid van de sectoren waaraan
auteursrechtelijk beschermde producten en diensten ten grondslag liggen. SEO
Economisch Onderzoek heeft recentelijk, met behulp van CBS-gegevens uit
2005, de Nederlandse auteursrechtelijke sectoren volgens die richtlijnen in kaart
gebracht. WIPO maakt onderscheid tussen kernsectoren en deelsectoren, afhankelijke sectoren en niet-toegewijde sectoren. In kernsectoren worden producten
gemaakt die volledig door auteursrechten worden beschermd. Voorbeelden zijn
pers, software, film en reclame. Deelsectoren zijn sectoren waar slechts een deel
van de producten auteursrechtelijk beschermd is, zoals juwelen. Afhankelijke
sectoren hebben een faciliterende rol voor auteursrechtelijk beschermde producten, zoals radiotoestellen. De niet-toegewijde sectoren zijn belangrijk voor uitzending en distributie, zoals telecommunicatie. In tegenstelling tot de kernsectoren
worden deze drie sectoren slechts voor een deel meegenomen in de meting.
In 2005 bedroeg de toegevoegde waarde van de auteursrechtelijke sectoren
30,5 miljard euro. Dit komt neer op 5,9% van het bruto binnenlands product.
Daarmee is het aandeel in het bruto binnenlands product van de Nederlandse
auteursrechtelijke sector vergelijkbaar met die van Singapore, groter dan die van
Canada en kleiner dan de Amerikaanse. De werkgelegenheid bestond uit bijna
579 duizend voltijdbanen, gelijk aan 8,8% van de werkgelegenheid. De kern­
sectoren maken ongeveer twee derde van de totale omvang uit. De figuur geeft
het relatieve belang in toegevoegde waarde van elk van de auteursrechtelijke
kernsectoren. De sector software en databases is met 39% de grootste. Op de
tweede plaats komt pers en literatuur met 34%. Daarna volgen reclame met 9%
en radio en televisie met 8%. De andere sectoren zijn allemaal kleiner.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4554) 20 februari 2009

113

Auteurs