Ga direct naar de content

De beste profeet is hij, die goed kan gissen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 21 1989

De beste profeet is hij,
die goed kan gissen
MR. C.J.A. VAN LEDE
Good evening. This is European Television with the news of January 1,
2001……..
Vanuit de gedachte dat de nieuwe
eeuw met het jaar ‘1’ begint, gaf ik mij
een jaar geleden nog respijt, maar nu
ontkom ik er niet meer aan om mijn tien
jaar oude voorspellingen over het ondernemen aan het begin van de 21 e
eeuw tegen het licht te houden.
Eind 1989 werd door de ESB-redactie aan een aantal Nederlanders gevraagd hun verwachtingen te schetsen
voor de nieuwe eeuw. Als voorzitter van
het Verbond van Nederlandse Ondernemingen VNO, nu een bloeiende regionale afdeling van het EVO (Europees Verbond van Ondernemingen),
maar nog altijd de stem van ondernemend Nederland, bereikte mij het verzoek mijn “fantasie de vrije loop te laten” en een bespiegeling te geven over
ondernemen in 2000.
Op een punt heb ik gelijk gekregen.
Ondernemen is ook vandaag nog een
boeiende en rijk geschakeerde activiteit, zich uitstrekkend van de gedurfde
starter/vernieuwer tot de behoudende
beheerder; van de eigen baas met een
lokaal of regionaal marktbereik, tot de
multinational; van de aanbieder van onmisbare grondstoffen, basisprodukten
of ondersteunende diensten tot de producent van klantvriendelijke eindprodukten.
Dat was niet moeilijkte voorspellen.
Nu spijt het mij dat ik dat niet geschreven heb. Wat ik schreef ? Leest u mee?
“Den Haag, december 1989. Ondernemen in 2000, ook dan zal het de kunst
zijn het evenwicht te bewaren op een
koord dat onder spanning wordt gehouden door: de ontwikkeling van nieuwe
technieken, zelfbewuste werknemers,
kwaliteitsbewuste consumenten, financiele randvoorwaarden, scherpe internationale concurrentie en niet te vergeten
een, door de overheid vertegenwoordigde, veeleisende samenleving met name
voorde leefomgeving. Datalles intensiever, maar op hoofdlijnen niet wezenlijk
anders dan wat wij in 1989/1990 kennen.
Tien jaar is dichtbij en tegelijkertijd
ver weg. Laten we even omkijken.
Wie had aan het begin van de jaren
tachtig durven voorspellen, dat in 1989
de Nederlandse onderneming in het algemeen vitaal en veerkrachtig zou zijn
en de economie ‘booming’? Wie had in

ESB 20/27-12-1989

de zomer van 1989 ook maar kunnen
denken dat wij in het najaar getuigen
zouden zijn van een revolutionaire omwenteling in Oost-Europa?
Dit laatste toont aan, dat er in enkele
maanden veel kan gebeuren. In die zin
is 2000 ver weg. Het is echter ook dichtbij. Veel van wat dan van beslissend
belang voor het ondernemen zal zijn, is
al in ontwikkeling.

Europa______________
Het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal binnen een
ongedeelde EG is in 2000 een vanzelfsprekende zaak. Engels is, uitgezonderd het cafe op de hoek, de voertaal
voor het bedrijfsleven. De ecu is rekenen munteenheid. Guldens, marken,
francs e.d. zijn in muntvorm geliefde
verzamelobjecten geworden waar we
de kleinkinderen plezier mee doen.
De Europese Gemeenschap van de
twaalf is economisch een succes. De
toetreding van de EVA-landen zal tezijnertijd een feit zijn. De economische liberalisering van Oost-Europa zal zover
voortgeschreden zijn dat een geassocieerd lidmaatschap een reele optie is.
Europa concurreert met hoogwaardige en technisch zeer geavanceerde
produkten op voet van gelijkheid met de
twee andere economische machtsblokken: Amerika en het Verre Oosten. De
Europese ondernemingen doen het
goed. Veel Nederlandse bedrijven spelen in de voorhoede.
De mogelijkheden voor snelle communicatie via de elektronische snelweg
worden breed benut. Uiteraard krijgen
we in de decembermaand nog altijd de
kerst- en nieuwjaarskaarten, maar dat
wordt al minder. Voor het uitwisselen
van goede wensen worden in toenemende mate de stille uren van de telefax benut. Informatie wordt uitgewisseld
via wereldwijde netwerken, ongeachtof
het nu gaat om orders, bouwtekeningen, kostprijsopgaven, rekeningen, betalingen, contracten of wat dan ook.
Het werk is in de 21 e eeuw zo geregeld dat je veel thuis kunt doen. Je PC
inpluggen, wat telefoons en je communiceert met je bedrijf, klanten, leveranciers of bank. Dat bespaart velen het
reizen in overvolle spitsuren. Filevor-

ming is er midden jaren negentig wel
even geweest en wel op de oudere
telefoonkabels. Dat werd snel opgelost.
Zorgelijk is de neiging tot dubbele
regelgeving: Europese en nationale of
beter gezegd regionale. De Haagse politici hebben nog moeite met de snelle
opkomst van een door het Europese
Parlement democratisch gecontroleerde ‘Brusselse’ wet- en regelgeving.
Maar het went.
Den Haag weet zich wel steeds beter
te schikken in het straffe begrotingstoezicht van de EMU-autoriteiten. De Nederlandse overheidsfinancien lopen
Europees in de pas. In September van
de late jaren negentig presenteert de
Nederlandse minister van Financien
voor het eerst een sluitende begroting.
Het begrip financieringstekort is daarmee voor Nederland historie geworden,
met een internationaal gezien nog altijd
hoge en maar langzaam dalende
staatsschuld als monument voor oude
budgettaire zonden.

Marktpartijen
Dat zijn elementen van het economische decor waartegen het ondernemen
zich over pakweg tien jaar af zal spelen.
Op het directe speelveld – de markt ontmoet de ondernemer een breed scala aan mede- en tegenspelers: werknemers, concurrenten, vermogensverschaffers, afnemers, leveranciers, de
overheid, maar ook een actieve milieubeweging en andere belangenorganisaties met als oudste de vakbeweging.
Afnemers
Zonder uitputtend te zijn kunnen van
deze marktpartijen enkele ontwikkelingen worden geschetst. Laten wij beginnen met de belangrijkste speler op de
markt: de afnemer.
De uiteindelijke afnemer is de consument: gemiddeld ouder (vergrijzing),
koopkrachtiger (toenemende welvaart
en goede pensioenvoorziening), beter
ge’i’nformeerd en kritischer. De consumentenorganisatie helpt de consument
daarbij, terwijl de milieubeweging de
aandacht vraagt voor milieuvriendelijk
consumeren. Beide organisaties maken de consument bewust van zijn
marktkracht. Op de markt vertaalt zich
dat in een bewuster kiezen en een gerichtheid op een goede ‘kwaliteit-prijsmilieu-verhouding’.
De consument verwacht gebruikscomfort en maatwerk. Dat is heel duidelijk op het terrein van de kleding. “Ik ben
de kleine man met het confectiepakkie
an”, zo zong men in de jaren dertig.
Jaren waarin het maatpak het symbool
was van de welvarende klasse. Zo rond
de eeuwwisseling zal maatkleding gemeengoed zijn. De produktietechniek

1265

maakt het dan mogelijk maatkleding op
de markt te brengen tegen de prijs van
confectie.
Maar dat geldt niet alleen kleding, tal
van goederen en diensten zullen op
maat en naar de smaak van de individuele consument geleverd kunnen en
dus moeten worden. Dat betekent grotere variatie en snelle aanpassing aan
nieuwe ontwikkelingen wat alleen kan
op basis van korte ontwikkelings- en
produktietijden.

werkers, die beschikken over goede basiskennis en die in staat en bereid zijn
zich voortdurend nieuwe kennis eigen te
maken c.q. nieuwe kennis te genereren.
Wederkerend leren groeit uit naar een
permanent onderdeel van het personeelsbeleid. In een onderneming met
geavanceerde produktieprocessen zullen de daaraan verbonden kosten oplopen tot tien procent van de loonsom.
Maar ook dat zal niet kunnen voorkomen dat ondernemingen de strijd om de
gunst van de sollicitant met elkaar aan
zullen moeten gaan. De arbeidsmarkt
Collega-ondernemers
Deze ontwikkeling stelt ook hoge ei- zal, zeker op onderdelen, steeds weer
sen aan een tweede groep medespe- spanningen vertonen. Dit ondanks het
lers op het toneel van de particuliere feit dat door een actief scholingsbeleid
ondernemingsgewijze produktie: de en straffere regelgeving op het terrein
collega-ondernemers, de leveranciers van de sociale zekerheid, de participavan grondstoffen, halffabrikaten en tiegraad van de potentiele beroepsbediensten. Met name op het terrein van volking aanzienlijk is verbeterd en op
het vervoer.
Europees niveau is gekomen.
De logistiek zal zich ontwikkelen tot
Bij dat alles zal de ontwikkeling in de
een van de belangrijkste kerntaken van richting van verscheidene groepen perde ondernemer. De trend naar strak soneel werkzaam binnen een ondernevoorraadbeheer maakt de onderneming ming verder doorzetten. Drie groepen
afhankelijk van snelle en betrouwbare laten zich onderscheiden. De eerste
toelevering. ‘Just-in-time’-management groep is de harde kern van eigen permaakt de onderneming wendbaar, maar soneel welke de onderneming en het
tegelijkertijd kwetsbaar. De marge met ‘corporate image’draagt. Personeel dat
ingezet wordt voorde kerntaken van de
‘just-too-late’ is namelijk smal.
De eis van korte levertijden en be- onderneming.
weeglijke consumentenvoorkeur dwingt
Een tweede groep wordt gevormd
de ondernemer daarbij tot het onderhou- door inleen-personeel. Het gaat hier om
den van intensieve contacten met de personeel in dienst van bedrijven, die
toeleveranciers. Dat is alleen mogelijk op op contractbasis ondersteunende dienbasis van selectie en beperking. Geen sten leveren. Te denken valt aan porhonderden toeleveranciers, maarenkele tierswerkzaamheden, kantinediensten,
tientallen, die worden geselecteerd op schoonmaak, maar in toenemende
kwaliteit, betrouwbaarheid en het vermo- mate ook aan administratieve ondergen mee te denken over produkt- en steuning en dergelijke.
marktontwikkeling.
De derde groep bestaat uit ‘rondreiOndernemingen vormen steeds zende’ topspecialisten die op contractmeer netwerken en strategische sa- basis worden ingehuurd voor specifieke
menwerkingsverbanden waarin ook opdrachten. Bekend zijn reeds de inteuniversiteiten, onderzoeksinstellingen, rim-managers en de software-deskunscholen en overheden participeren. Al- digen, maar dat zal zich uit kunnen breilianties zijn een must vanwege:
den tot marketingstudies, ontwikke- het produktieproces dat zich beperkt lingsprojecten en dergelijke.
tot de kerntaken. Voor de rest wordt
Met deze globale driedeling is de difeen beroep gedaan op toeleveran- ferentiatie op het terrein van de personeelsvoorziening niet uitgeput. Ook
ciers en co-makers;
– de complexe en kostbare technologi- naar arbeidsvoorwaarden en dan in het
sche ontwikkelingen;
bijzonder op punten zoals beloning en
– de markt, de bewust kopende klant arbeidstijd is meer variatie te verwachvraagt lokale aanwezigheid en to- ten. Op het punt van de beloning zal het
taal-pakketten; en
gaan om flexibele, resultaatafhankelij- de arbeidsmarkt voor het ontwikke- ke beloningssystemen, terwijl de varialen van vakbekwaamheidseisen en tie naar werktijd zich richt op jong en
scholing.
oud of per week, per jaar.
Werknemers
Met het laatstgenoemde punt zijn wij
aangeland bij een derde spelersgroep
in het economische produktieproces:
de werknemers.
De ondernemer zal zich steeds meer
moeten richten op snelle aanpassingsmogelijkheden, kwaliteit en betrouwbaarheid. Dat kan alleen met behulp van
vakbekwame en gemotiveerde mede-

1266

Overige marktpartijen
Te verwachten is dat de vakbeweging hierop inspeelt, door naast de van
oudsher brede maatschappelijke functie, die in betekenis afneemt, zich meer
op individuele dienstverlening te richten. De gedachte van de vakbondswinkel, die in de jaren tachtig binnen de
FNV speelde, zal zich verder ontwikkelen. De vakbondscontacten met de on-

derneming zullen daardoor doelgerichter, zakelijker zijn.
De relatie nationale overheid-onderneming wint eveneens aan zakelijkheid. De politiek-ideologische discussie
over de inrichting van de samenleving
begint zich steeds meer te verplaatsen
naar de Brusselse autoriteiten en het
Europese Parlement en laat op nationaal (dan regionaal) niveau ruimte voor
een pragmatisch samenspel, waarbij

de regionale overheid optreedt als aanbieder van basisdiensten en -voorzieningen die onmisbaar zijn voor een
goed ondernemingsklimaat.
Een speler van geheel andere aard
op het speelveld van de ondernemer is
de kapitaalverschaffer. Ik heb het dan
niet over de eigenaar-ondernemer of
het besloten familiebedrijf, maar over
de beurs-nv’s met gespreid aandelenbezit. Daar zal met name de rol van de
groot-aandeelhouder in de vorm van
beleggingsfondsen, institutionele beleggers of ondernemingen met minderheidspakketten steeds zwaarder gaan
wegen. De ondernemingen zelf zullen
aan die ontwikkeling een belangrijke
bijdrage leveren door het onderhouden
van goede ‘investor relations’, niet in de
laatste plaats gericht op het voorkomen
van ongewenste overnames in de
voortrollende fusie- en overnamegolf.
De kleine particuliere aandeelhouders
zullen hun belangen bundelen in belangenorganisaties.
Deze ontwikkeling leidt er toe dat het
zittende management zich steeds opnieuw moet bewijzen. De (groot)aandeelhouder, met name de institutionele
belegger, zal de onderneming en daarmee het management steeds meer beoordelen op het beleid.
Naast de snel gegroeide Venture-capital’-industrie opereert ook een aantal
‘angels’, kapitaalkrachtige particuliere
beleggers die een deel van hun vermogen durven in te zetten voor prille, veelbelovende projecten, die hun levensvatbaarheid nog moeten bewijzen. Ik
denk hier aan de oud-ondernemer, die
het aandurft om op korte afstand een
inventieve nieuwkomer met geld en
deskundigheid te steunen.
Hier zien we de aloude kern van ondernemen. Het zien en benutten van
nieuwe kansen. Het nemen van risico:
wagen. Dat zal in 2000 niet anders zijn
dan nu.”
Tot zover het tien jaar oude verhaal.
Het bevestigt nog eens, dat van voorspellingen maar een ding met redelijke
zekerheid te zeggen is: het kan, maar
zal niet zo gaan. Dat geldt zeker als een
ondernemer, die van nature optimistisch is, zich aan toekomstbespiegelingen waagt.

C.J.A. van Lede
De auteur is voorzitter van het Verbond van
Nederlandse Ondernemingen VNO.

Auteur