Ga direct naar de content

Conjunctuurbericht 1980 – 1989

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: december 21 1989

1980 -1989

Conjunctuurbericht
Centraal bureau voor de statistiek

Samengesteld door de hoofdafdeling Nationale rekeningen

In het maandelijkse Conjunctuurbericht worden gewoonlijk ontwikkelingen op de korte termijn
gemeld. Aan het einde van dit decennium wordt in dit extra nummer ingegaan op ontwikkelingen
over een wat langere periode, te weten over de laatste tien jaar. In het algemeen zijn dezelfde
indicatoren opgenomen als die in de maandeditie voorkomen.
De gemiddelde jaarlijkse groei van het volume van het bruto binnenlands produkt (BBP) bedroeg in de
jaren tachtig 1,6% *’. Deze groei was vergeleken met voorgaande decennia relatief laag. In de jaren
vijftig, zestig en zeventig was de gemiddelde groei respectievelijk 4,2%, 5,5% en 3,4% (zie grafiek 1).
De door een economische crisis beheerste jaren dertig lieten een lagere groei zien (1,0%). Voor de
overige decennia van deze eeuw zijn geen vergelijkbare gegevens beschikbaar. In de jaren tachtig was
de afwijking van de afzonderlijke jaarlijkse groeicijfers ten opzichte van het gemiddelde kleiner dan in
de voorgaande decennia. Vanaf de jaren vijftig zijn de fluctuaties rond het tienjaarsgemiddelde steeds
kleiner geworden; van gemiddeld 2,2% in de jaren vijftig, 1,8% in de jaren zestig, 1,5% in de jaren
zeventig naar 1,2% in het laatste decennium.
Niet alleen vergeleken met de voorgaande perioden was de economische groei in de jaren tachtig
relatief laag, ook vergeleken met een aantal belangrijke handelspartners is dit het geval. In de Focus
wordt op de verschillen met het buitenland nader ingegaan. De ontwikkelingen van enkele belangrijke
macro-economische grootheden in de jaren tachtig staan centraal in deze extra editie; onwikkelingen
die globaal gekenmerkt worden door een inzinking in 1981 en 1982 en een gematigde maar aanhoudende groei in de jaren daarna.

Produktie
Het volume van het BBP (marktprijzen) groeide in de jaren
tachtig met gemiddeld 1,6% per jaar. In de tweede helft van
het decennium was de groei beduidend hoger dan in de
eerste helft. In 1981 en 1982 was de volumemutatie negatief
(zie tabel 1 en grafiek 2). De bijdrage aan het BBP door de
verschillende bedrijfstakken wordt tegen faktorkosten
gegeven. Van de onderscheiden bedrijfstakken was de
groei het grootst in de landbouw (4%). Opmerkelijk is dat
deze bedrijfstak in 1981 en 1982 juist hoge groeicijfers liet
zien (resp. 14% en 8%). Ook bij de diensten (3%) was de
gemiddelde jaarlijkse groei groter dan die van het BBP.
Anders dan de landbouw werd deze bedrijfstak gekenmerkt
door betrekkelijk stabiele jaarlijkse groeicijfers. Dit zelfde
geldt voor de overheid, waar het gemiddeld jaarlijkse accres
(1%) evenwel op een lager niveau lag. Ook de nijverheid

Gemiddelde jaarlijkse groei van het BBP-volume

%
6

kende in de jaren tachtig een lagere groei dan het totaal.
Vooral hier is de inzinking in 1981 en 1982 duidelijk zichtbaar met dalingen van respectievelijk 3% en 5%. Binnen de
nijverheid werd in de afgelopen tien jaar een daling gemeten bij de delfstoffenwinning en een toename bij de
Industrie en de openbare nutsbedrijven.
Binnen de Industrie kenden de rubber- en kunststofverwerkende Industrie en de chemische Industrie in de jaren tachtig de hoogste groeicijfers. Het produktievolume in de
metaalnijverheid groeide met een percentage dat ongeveer
gelijk was aan het industrials gemiddelde. Na een stagnatie
in 1986 en 1987 lag het accres in de metaal in de laatste
jaren weer boven het gemiddelde. Het produktievolume in
de textiel-, kleding- en lederindustrie gaf als enige bedrijfsklasse in de Industrie gemiddeld over de afgelopen tien jaar
een daling te zien.

BBP Imp) en toegevoegde uaarde per beOrijfstak (fk)
Procentuele volumemutaties t.o.v. voorgaand jaar
<*»2
— = nijv
— = dienst

‘2’9 ‘0’
2-2
3-3

• 0 ‘ 9 ‘0’9 ‘0’9 ‘0’9
5-5
6-6 7-7
8-8

1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989

Tabel J.

Kerngegevens ontwikkelingen in Nederland

Procentuele mutaties t.o.v. het voorgaand jaar, tenzij anders aangegeven
1980

1981

1982

1983

1984

1985

1986

1987

1988

0.9

-0,7
14
-3

1.4

3.1
6
4
2
6
3
5
4
9
7

2.6
-4
4
9
3

2.0
9
0
-6
3
7
-6
2
2

1,3

3.0

-7
1
1
1
-1
-4
3

• 7

1989+

1980/’89
gemidd.*

VOLUMEGEGEVENS
Pwduktie
Bruto Binnenlands Produkt (marktprijzen)
Landbouw
Nijverheid (incl. bouwnijverheid)
Delfstoffenwinning
Industrie
Voedings- en genotmiddelenindustrie
Textiel-, kleding- en lederindustrie
Papier- en grafische Industrie
Chemische Industrie
Rubber- en kunststofverw. Industrie
Hout- en bouwmaterialenindustrie
Basismetaalindustrie
Elektrotechnische Industrie
Rest metaal- en overige Industrie
Openbare nutsbedrijven
Diensten
Overheid
Bouwnijverheid: begonnen woningen
Buiten/andse handel (goederen/
Invoer, totaal
Grondstoffen en halffabrikaten
Consumptiegoederen
Investeringsgoederen
Algemene goederen
Totaal, excl. energie

2

0
-6
1
2
-6
0
-3
-1
2
-3
4
2
2
3
2

6
-2
-1
1
-12
2
1
5
_2
1

Uitvoer. totaal
Onbewerkte agrarische produkten
Delfstoffen
Fabrikaten
Totaal, excl. energie
Consumptieve bestedingen van gezinnen
Binnenlandse consumptie, totaal
Voedings- en genotmiddelen
Duurzame Consumptiegoederen
Overige goederen en diensten
Investeringen in vaste active
Bruto investeringen, totaal
Naar bestemming: Bedrijven
Overheid
Naar type: Woningen en gebouwen
G.W.W.-werken
Vervoermiddelen
Machines

10

-1,4
8
-5
-15
-1
1
-2
-1
-3
4

-10

-9

6

5
-2
0
2
2
14

-8
-2
1
3
1
0
-8

-7
-9
-5
-8
0
-6

1
0
-1
3
4
1

-9
0
3
-7
-2
7

0
8
-12
1
3

-1
5
-20
1
1
-1
0

3
2
8
2
0
-3
-2
16
10
0
-2
3
-3
1
2
0
3
4

3
3
1-10

2
14
-15
9

22
10

6
1
5

6
5
_3

5
6
10

7
4

7
7

1
1
1
1

0
-2
2

-10
-12
-5
-12
-6
-17
-8

-4
-4
-7
-6
-7

11,5
17,7
-2

11,0
16,7
0

15

16
10

3,0
3,4
3
1
2
4
3
5.9

0,4
-0,4
-1
1
2
-1
1

7,7

2,8
-3,6
0,6
6,9

-4

4

7
11

-1
-2
3
3
2
-19
2

12

4

2
8
5
4

-2
0
-8
0

0

13
8
5
1
2
0
-6

2
3
8
6
2
2

4

0
0
-5
3

-5

4

-2

2
3
-5
-3
-5
23
5

1

7
4
4

7
4
-2
2
0
4
4
1

15

6
4
3
4
-2
-1
2
3
1
-11

4

6

3
9
11
-10
4

6
11

0
-11
5
2
2
6
5
4
8
8
4

3,8
4
4
6
5
2
0
2
6
9
3
6
4

5
-1

7
4

3
0
20

4
0
-8

7
7

4
5
0
7
2
4

(sept)
(sept)
(sept)
(sept)
(sept)
(sept)

3
3
3
4
2
4

6
0
18
6
6

(sept)
(sept)
(sept)
(sept)
(sept)

4
5
-4
5
5

7

5
5
11
6

4

5

8

6
-1

9

5

5
-15
5

5

4

5
6

2
0

3
3
6

3
2
6

2

2

8
10
-3
6
2
10
10

-3
3
-8
-6
4

-2,3
-4,6
-3

15

4
2

3
4

5
5

7

7
4
5
-7
17

-4

5,6
7,0
2

-12,0
-21.7
2

6

1.0
0,3
1
1

-18

-6

6

0

8
7
3.3
0,3
-1,4

2
2
2.3
1,3
-1,0
-0,1
3,6

-6
-15

-6
-9
-6
-0,7

9
0
-2
10
18

1
1

-9
8
10
1
1
0
2

10
11
2
14
4

-7
12

1.6
4
1
-2
2
2

-2
2
5
6
1
2
3
2
2
3
1
1

3
2
5
3

1
1
0
2

6
6
0
3
1
22
5

2
3
-1
1
-2
1
6

4,9
8,1
-1
8
8
7
7

2,2
2,0
0
2
2
2
2
2,8
2,4
0,3
1.2
0,6

PRUZEN
Producentenprijzen Industrie, tot. afzet
Producentenprijzen Industrie, verbruik
Ruihroet. unit value (goederen)
Invoerprijzen, unit value
Invoerprijzen, excl. energie, unit value
Uitvoerprijzen, unit value
Uitvoerprijzen, excl. energie, unit value
Prijzen gezinsconsumptie (werknemers)
Regelingslonen particulier bedrijf
Regelingslonen overheid
Regelingslonen trendvolgers
Dollarkoers, contante notering

13
6,5
4,6

2,5
2,8
-0,9

16
10
6,7
4,1
-1.0

2,2
25,5

3.8
5,8
7,0

2.7

-2,7
12,4

-7

0,1
1,4
0,6
0,1

-26,2

0,4
1,4
0,7
-17,4

0,9
-0,2
1
0

2
1
1
0,7
0,8
0,3
1,0
-2,4

(sept)
(sept)
(sept)
(sept)
(sept)

1,1
1.3
1.7
1,5
8,0 (nov)

1
•

OVERIGE INDICATOREN
0,4
-22

19

0,4
-40
45
-11

78
90
-35
32

77
94
-40
30

9,7
-12
7
3
14

9.2
-4
8
5
11
7,5
8,1
9,9

Bevolking, aantal inwoners
Consumentenvertrouwen “
(in %)
Koersindex voor aandelen, algemeen
Uitgesproken faillissementen

0,8
-35
2
46

0,5
-41
3
43

0,4
-43
0

Conjunctuurtest Industrie
Bezettingsgraad
(in %)
Orderpositie
(1984=100)
Beoordeling orderpositie ‘ ‘
(in %)
Beoordeling voorr. eindprodukten1′ (in %)

78
93
-23
17

Geld en krediet
Spaartegoeden
Verstrekt consumptief krediet
Binnenlandse liquiditeitenmassa
Geldhoeveelheid
Secundaire liquiditeiten
Officieel wisseldisconto
Daggeldmarktrente
Rendement op staatsobligaties

11,3
-6
6
4
9
9,1
10,1
10,1

+

(in %)
(in %)
(in %)

8.8
11,0
11,5

-19

0,5
-4
26
-14

0,6
9
15
-17

80
92
-31
16

83
100
-10
9

85
105
-5
4

84
108
-12
6

1,5
-5
10
13
6
4,5
5,3
8,3

3,2
4
7
4
11
5,0
5.8
8,1

28

4,72)
6
8
7
10

5,3
6,3
7,3

4,6
13
6
8
5
4,6
5.8
6,3

0,7
-1
4
-15

0,6
2
-9
2

0,6
14
26
-4

0,6
-16
13
1

84
102

85
107
-6
2

86 (III)
1 22 (okt)
-1 (okt)
3 (okt)

82
101
-18
12

1,3
2
9
7
11
3,6
4,4
6,1

4,8
5
12
5
22
5,8
6,9
7,2

-14
3
3,7

8
4

7
0
4,4

5,2
6,3

5,3
1
8
6
10
5,9
6,9
8,1

Jaarcijfer; gebaseerd op maand- of kwartaalinformatie, die evenwel nog niet voor het gehele jaar 1989 beschikbaar is.
( ) Tijdvakcijfer; geeft aan de mutatie van het tijdvak januari 1989 tot en met de aangegeven maand (c.q. kwartaal) t.o.v. de overeenkomstige periode van 1988.
‘ Het gemiddelde is berekend als het meetkundig gemiddelde van de jaarmutaties wanneer het procentuele mutaties betreft, in alle andere gevallen als rekenkundig
1
gemiddelde van de jaarcijfers.
‘ Saldo van positieve en negatieve antwoorden in procenten van het totaal.
2I
• Gegevens zijn (nog) niet beschikbaar.
Reeksbreuk.

i
<

!

Buitenlandse goederenhandel
In de periode 1980-1989 is het volume van de uitvoer sterker gegroeid dan dat van de invoer. De gemiddelde jaarlijkse groei voor de uitvoer was 4% en voor de invoer 3%.
Net als de produktie ontwikkelde de buitenlandse handel
zich in het begin van dit decennium aarzelend. Er waren
volumedalingen voor de invoer in 1980 en 1981 en voor de
uitvoer in 1982. In de jaren vanaf 1983 was er een voortdurende jaarlijkse groei die tussen de 4% en 8% lag.
Overdegehele periode 1980-1989 bezien weken de groeivoeten van de onderscheiden invoercategorieen maar
weinig af van het totaal. De invoer van investeringsgoederen, die vooral in het midden van dit decennium sterk
groeide, lag iets boven het groeicijfer voor detotale invoer,

de import van algemene goederen (voornamelijk brandstoffen) lag daar iets onder.
De verschillende uitvoercategorieen toonden een meer
gevarieerd verloop. De export van onbewerkte agrarische
produkten groeide meer dan het totaal. De uitvoer van delf-

stoffen (voornamelijk aardgas) gaf een daling te zien. De
gemiddelde jaarlijkse volumedaling bedroeg 4%; er waren
slechts drie jaren (1983,1985 en 1989) waarin de uitvoer
van delfstoffen steeg.
De volume-ontwikkelingen van de buitenlandse handel

gingen gepaard met een gemiddelde jaarlijkse groei van de
uitvoerprijs en de invoerprijs (beide unit value) van 2%.
Deze bescheiden gemiddelde groeipercentages verbergen

evenwel zeer sterk fluctuerende prijzen in de afzonderlijke
jaren. In het begin van de jaren tachtig werden zowel voor
de invoer als de uitvoer nog prijsstijgingen gemeten van
rond de 15%. In de tweede helft waren er daarentegen prijsdalingen die hier qua omvang nog bovenuit kwamen.

Consumptie
De gemiddelde jaarlijkse groei van het volume van de
gezinsconsumptie in de periode 1980-1989 bedroeg ruim
1%. De groei van de bevolking was ongeveer een half procent per jaar, zodat de consumptie per hoofd van de bevol-

king over deze periode licht steeg. In de tweede helft van de
jaren tachtig was de gemiddelde groei van de consumptie

bestedingen aan duurzame goederen volumestijgingen
voor in dezelfde orde van grootte als de dalingen in de
eerste jaren. Deze stijgingen kunnen in 1986 vooral worden

toegeschreven aan de sterk toegenomen auto-aankopen en
in 1987 aan de gestegen bestedingen aan huishoudelijke
artikelen en woninginrichting. Voor de totale gezinsconsumptie liepde groei hierdooroptot maximaal 3% per jaar.
Over de gehele periode 1980-1989 was het gemiddelde
jaarlijkse accres van de consumptie van duurzame goederen toch nog net positief. De consumptie van voedings- en
genotmiddelen en de overige goederen en diensten toonden een gemiddelde jaarlijkse groei van respectievelijk 1%
en 2%.
De oplopende groei van het volume van de gezinsconsumptie in de loop van de jaren tachtig ging gepaard met een
afnemende prijsstijging. Na de beginjaren, toen het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie jaarlijks nog met meer
dan 6% steeg, nam de prijsstijging geleidelijk af. In 1987
werd zelfs een daling geregistreerd, iets wat voor Nederland in de na-oorlogse periode uniek is. In de periode
daarna namen de prijzen weer licht toe.
Investeringen
De gemiddelde jaarlijkse groei van het volume van de totale
bruto investeringen in vaste activa was in het afgelopen
decennium met 2% iets groter dan die van de gezinsconsumptie. Ook de investeringen groeiden in de tweede helft
duidelijk sterker dan in de eerste helft. Maar in tegenstelling
tot de gezinsconsumptie gingen achter het groeipercentage van de investeringen grote jaarlijkse fluctuaties schuil
(zie grafiek 4). In de beginjaren werd nog een daling van
10% gemeten (1981). Tegen het eind van de jaren tachtig
werden stijgingen in dezelfde orde van grootte geregistreerd.
De groei van de totale investeringen werd vooral gedragen
door de bedrijfsinvesteringen (die 85% a 90% van de totale
investeringen uitmaken). De overheidsinvesteringen daal-

den over de periode 1980-1989 met gemiddeld1% per jaar;
de daling in de eerste helft was ongeveer gelijk aan die in de

van deze grootheid.
Met name de categorieen voedings- en genotmiddelen en
overige goederen en diensten tonen van jaar op jaar geen

tweede helft.
Er werd het afgelopen decennium vooral meer ge’investeerd
in machines; met name in de tweede helft werden sterke
stijgingen gemeten. De gemiddelde jaarlijkse groei was 6%.
Ook de investeringen in woningen en gebouwen kenden in
de periode 1980-1989 een groei (1%). De investeringen in

grote mutaties. Dit geldt niet voor de duurzame consump-

grond-, weg- en waterbouwkundige werken, een belangrijk

tiegoederen (auto’s, audio e.d.). De fluctuaties in de groei
van de totale gezinsconsumptie worden dan ook vooral veroorzaakt door deze categoric. Dit is in de jaren tachtig duidelijk zichtbaar. De jaarlijkse groeipercentages van het

onderdeel van de overheidsinvesteringen, lieten een daling
zien (-2%).
tachtig een onrustig beeld; grote stijgingen werden afge-

volume van.de consumptie van zowel de voedings- en
genotmiddelen als van de overige goederen en diensten

wisseld met grote dalingen. Voor een belangrijk deel werd
dit veroorzaakt door de investeringen in schepen en vlieg-

bewogen zich tussen de 0% en 3%. De duurzame goederen
toonden veel grotere fluctuaties. In de eerste drie jaren van
dit decennium deden zich forse dalingen voor van respectievelijk 5%, 8% en 5%. In 1980 bleef de totale gezinsconsumptie op het niveau van het voorgaand jaar; in 1981
en 1982 waren er dalingen van repectievelijk 2% en 1%. In
de jaren 1986 en 1987 deden zich bij de consumptieve

tuigen waar relatief grote bedragen mee zijn gemoeid.

groter dan in de eerste helft. Het verloop van de gezinsconsumptie was vrij vlak, maar dat is inherent aan het karakter

In- en uitvoer van goederen
ProcentueJe volumemutaties t.o.v. voorgaand jaar

12 –

De investeringen in vervoermiddelen toonden in de jaren

*) Het gemiddelde over de tienjaarsperiode is berekend als meetkundig gemiddelde van de jaarmutaties.

Binnenlandse consumptie en investeringen in vaste activa
ProcentueJe volumemutaties t.o.v. voorgaand jaar
*•*
12
8

1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989

——— = consumptie
— ——— = investeringen

1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989

Tabel 2.

Ontwikkelingen in het buitenland

Procentuele mutaties t.o.v. het voorgaand jaar.
1980

1981

1982

1983

1984

1985

1986

1987

1988

1,7

3,7

4,7 (II)

3,5

3,2 (II)
2,7 (II)
3,1 (II)

2,2
2.5

1989+

1980/’89

gemidd.*

Bruto Binnenlands Produkt
(volume, marktprijzen)
Bondsrepubliek Duitsland11
Belgie”
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Italic
Verenigde Staten1′
Japan “

1,5
3,7
1.5

-1,9
4.2

0,0
-1,0
1,2
-1,2
1.0

-1.0
0,8
2,6
1,3
0,3

1,9
0,3
0,7
4,2
1.2

3,3
2,3
1,3
1,8
3,0

1,9
0,6
1,8
3,7
2,7

2,3
2,1
2,3
3,5
2,5

2,2
2,0
4,4
3,0

-0,1
4.3

1,9
3,6

-2.6
3,2

3,5
3,2

6,8

3,3
4,9

2,7
2.5

3,7
4,4

4,4

5,7

3,1 (II)
4,7 (II)

4,2

1.4
1,6
0,9

0,1
-0,1
-0,7

0,7
0,3
-1,4

1.8
1.7
1,4

2.4

2,5
2,1
2,6

2.6
2,5
2,0

2,7

2.8
3,1

2,5
1,3

3.7
3.8
3,0

3,5 (II)
3.7 (II)
3.8

2,1
2,1
1,6

13.4
11.9
17,9

1,3
1,2
2,7

Verenigd Koninkrijk
Italie

5,4
6,7
13,5
18,0
21,2

2,7
3,0
3,5
7,8
6.3

Verenigde Staten
Japan

13,5
8,1

Europese Gemeenschap

13,6
6,5

Europese Gemeenschap
Buitenland (gewogen)^’

Nederland

5,1

3,9
3,9

2,0
1.8
2,0

2.6

Prijzen consumptie
Bondsrepubliek Duitsland
Belgie
Frankrijk

Nederland

6.3
7.6

3,3
7,7

6,47,7
5,0
10,8

2,2
4,9
5,8
6,1
9,2

-0.1
1,3
2,6

16,5

9,5
4,6
14,6

10,4
4,9

6.2
2,6

3,2
1,8

4,2

3,6

3,6

4,1

2,3

2,2

1,9
0,7

0,1

12,1
6,7

10,8

8,4
2,7

7,2
3,3

6,1
2,3

3.5
0.1

3,3
-0,7

5,3

8,7
12,0
8,6

5,9

2.4

3.4

5,8

0.2

1,6
3,3
4,1
4,7

(okt)
(okt)
(okt)
(okt)
(okt)

2,9
4,8
7,3
7,3
11.0

0,7

4,9 (okt)
2,3 (okt)

5,5
2,5

3,6
0,7

5,2 (okt)
1.1

7,3
2,8

4.9

5,1

Bron voor gegevens buitenland: OESO, Quarterly National Accounts; voor Belgie: Nat. Inst. v. Statistiek, Statistisch Tijdschrift; Eurostat.
+
Jaarcijfer; gebaseerd op maand- of kwartaalinformatie, die evenwel nog niet voor het gehele jaar 1989 beschikbaar is.
( ) Tijdvakcijfer; geeft aan de mutatie van het tijdvak januari 1989 tot en met de aangeduide maand (c.q. kwartaal) t.o.v. de pvereenkomstige periode van 1988.
‘ Het gemiddelde is berekend als het meetkundig gemiddelde van de jaarmutaties wanneer het procentuele mutaties betreft, in alle andere gevallen als rekenkundig
gemiddelde van de jaarcijfers.
• Gegevens zijn (nog) niet beschikbaar.
1
> Bruto Nationaal Produkt.
2
> Het gemiddelde van de belangrijkste exportlanden, gewogen met nun aandeel in de Nederlandse export in 1987.

Focus:
Groei in Nederland van BBP en consumentenprijzen in jaren tachtig relatief gering
De groeivoet van het volume van het bruto binnenlands produkt (het BBP) bedroeg in het laatste decennium gemiddeld

genoemde landen. Een relatief gunstige ontwikkeling gaf
het jaar 1984 te zien, toen kende ons land een van de

per jaar 1,6%. Deze groei is de geringste van de in tabel 2

hoogste groeicijfers.

genoemde belangrijkste handelspartners. Ook in de ons
aangrenzende landen bleef de groei beperkt. Belgie kende
in de jaren tachtig een gemiddeld groeipercentage van
1,8%. In de Bondsrepubliek Duitsland (2,0%) bleef het accres eveneens onder het groeicijfer van de Europese
Gemeenschap als geheel (2,1%). Van de genoemde EGlanden kende Italie het hoogste groeicijfer (2,5%). De
genoemde Europese groeicijfers werden overtroffen door
die van de Verenigde Staten en die van Japan.
De relatief lage gemiddelde groei van het Nederlandse BBP
werd niet alleen veroorzaakt door de ontwikkelingen in de
jaren 1981 en 1982, ook de terugvallende groei in 1986 en

De gemiddelde jaarmutatie van het prijsindexcijfer van de
gezinsconsumptie bedroeg in de jaren tachtig 2,8%. De
stijging van de prijzen in Nederland was hiermee lager dan
bij onze Europese handelspartners (zie grafiek 6). Ook de

1987 was hier debet aan. In de jaren 1986, 1987 en 1988

stegen de consumentenprijzen in de meeste landen vrij

kende Nederland het laagste groeicijfer van alle in tabel 2

sterk.

Gemiddelde jaarlijkse groei BBP-volume 1980-1989

prijsstijging in de Bondsrepubliek Duitsland was relatief

bescheiden (2,9%) en week gemiddeld over de periode
1980-1989 maar weinig af van die in Nederland. In de
laatste drie jaar evenwel was de groei van de prijzen starker
dan in ons land. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk kenden
in de jaren tachtig een gemiddelde jaarlijkse toename van
het prijspeil van 7,3% en Italie van 11,0%.

In 1987 en 1988 namde prijsstijging weerlicht toe. In 1989

Ben. jaarlijkse stijging prijsindex gez.cons. 1980-1989

Japan*)

Italie

Verenigde Staten

Verenigd Koninkrijk

Italie

Europese Gemeenschap

Verenigd Koninkrijk

Frankrijk

Europese Gemeenschap

Verenigde Staten

Bondsrepubliek Duitsland

Belgie

Frankrijk

Bondsrepubliek Duitsland

Belgie *J

Nederland

Nederland

Japan
1

Bron:OESO.Ouartariy National Accounts; Bvloie: Nat,lna.v.Statiati«fc,Statiatiach Tijdachrift *)£NP

BronfUROSTAT.

(11,0%)