Ga direct naar de content

Benign neglect

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 21 1989

Benign neglect
PROF. DR. F. VAN DAM

Afscheid
Vaarwel dan ficties en illusies van de
jaren tachtig. Vaarwel dan derde wereld
die als groep van homogene en aaneengesloten landen nimmer heeft bestaan. De derde wereld was een hersenspinsel van schuldgedreven protestantse en marxistische Europese auteurs. Het was een poging om eertijds
getrokken scheidslijnen in de post-koloniale periode opnieuw vast te leggen.
Het was ook vol van zelfverloochening,
medelijden en minachting.

De schijngestalten werden quasi inhoud gegeven met statistieken over
produktie, handel en armoede. De derde wereld zou economisch stagneren
en haar export zou terugvallen door
dalende grondstoffenprijzen. Het was
een vertekening van de realiteit. In
Azie is in de afgelopen 25 jaren de
economische groei hoger geweest
dan in Europa; in Azie woont het merendeel van de armsten der armen.
Nu, in 1989, exporteren de ontwikkelingslanden meer eindprodukten dan
grondstoffen en zij beconcurreren ons
op de industriele markten. Schijnge-

1257

stalten zijn gedoemd het van de werkelijkheid te verliezen.
Vaarwel hulpprojecten. Het was een
verwarrende tijd waarin jullie werden
geboren. Het was de idee dat alle arme
landen economisch geholpen zouden
worden door ze te overdekken met een
wade van fabrieken, havens, boerderijen, wegen, banken en al die tastbare en
zichtbare symbolen van onze eigen
welvaart. Een panacee voor alle ellende.
Niemand vroeg of de projecten zouden beklijven in landen waar bestuur en
economisch beleid ontbreken. Niemand vroeg of landen met een goed
functionerend bestuur en een goed beleid door ons bedachte hulpprojecten
nodig hebben of dat het geld beter besteed zou kunnen worden aan de uitvoering van hun eigen ontwikkelingsprogramma’s. Niemand vroeg wat het
voor zin heeft om met projecten kapitaal
in landen te investeren als dat binnen
de kortste keer als vluchtkapitaal weer
verdwijnt. Het hulpproject voldeed aan
al onze emoties van hulpverlenen: concreet, gericht, aanwijsbaar, controleerbaar. Maar voor hulp ontvangen was en
is het een ondeugdelijk instrument.
Vaarwel armoedebestrijding, het teken waarin ontwikkelingssamenwerking steeds werd gesteld. Armoede
komt niet uit de lucht vallen, het is het
resultaat van een sociaal-economisch
proces. In de Verenigde Staten heeft
het verloop van dat proces er toe geleid
dat in New York 80.000 daklozen rondzwerven, in Brazilie dat de onderste
20% van de bevolking over 2% van het
nationale inkomen beschikt.
Armoede kan alleen verdwijnen als
er een minimum aan algemene welvaart is en een sociaal-economisch
systeem dat die welvaart redelijk verdeelt. Als die elementen ontbreken
heeft het geen zin ‘doelgroep-gerichte’
projecten ter bestrijding van armoede
als hulp te geven. Zulke projecten gaan
ten onder in het bestaande systeem van
bezits- en machtsverhoudingen. In zo’n
situatie kan men charitas bedrijven, bij
voorbeeld door voedsel uit te delen,
maar men kan de oorzaken van de armoede niet wegnemen met incidentele
projecten. En dus ook de armoede niet.

de jaren zeventig en tachtig, voltrokzich
een proces van rouw over het uiteengaan van moederlanden en kolonien,
vol emoties, haat en liefde, vol pogingen tot het aangaan van nieuwe verbanden en het weer verbreken daarvan, vol hulpverlening en hernieuwde
exploitatie.
In die periode is in Afrika verval opgetreden ondanks dat het meer hulp per
inwonerontving dan andere continenten.
Dat verval is vooral het gevolg van falend
bestuur en beleid. De namaak-democratieen die Europa achteriiet, werden verdrongen door regimes van onderofficieren. Het lijkt lang te zullen gaan duren eer
zich in Afrika formules en instrumenten
aftekenen die nodig zijn om een moderne economic te laten floreren. De buitenwacht kan daar weinig aan doen.
De schulden van de Afrikaanse landen – die het resultaat zijn van hulpleningen door regeringen van rijke landen, niet van particuliere banken – zouden kunnen worden kwijtgescholden.
Het zou ons weinig kosten, terwijl het
voor Afrika om grote bedragen gaat. Er
ligt al jaren een zinnig plan voor op tafel,
maar door lamlendigheid van de rijke
landen – ook van Nederland – gebeurt
er niets. Ook zou de concurrentie tussen de vele tientallen hulpverlenende
instellingen en landen in Afrika kunnen
worden beeindigd, om te beginnen die
tussen de Wereldbank en het IMF. Eigenlijk is het IMF met zijn monetaire
instrumenten ongeschikt voor leniging
van Afrika’s misere.
Azie is geen probleem. De Aziaten
weten precies wat zij widen, wat zij kunnen en hoe zij het moeten doen. Regeringen van landen als China, India, Korea en Indonesie hebben geen boodschap aan onze betweterijen. Wel kampen veel Aziatische landen door hun
diepe armoede en ondanks hun hoge
besparingsgraad met een tekort aan
kapitaal. Om dat aan te vullen hebben
zij op de internationale kapitaalmarkt
geleend, maar daaraan is een grens,
temeer nu de reele rente op een niveau
van rond 7 procent staat. Zolang de
rente dusdanig hoog is, zouden de rijke
landen kapitaalhulp kunnen geven in
neutrale vorm, dus betalingsbalanssteun. Eventueel gebonden aan besteding in het hulpgevende land, maar
zonder verdere condities of bemoeienis.
Metamorfose
De Latino’s hebben geen problemen
met de rijke landen. Zij hebben probleIn onze eeuw heeft Europa drie ver- men met zichzelf. Latijns-Amerika is
houdingen met de derde wereld gehad. niet arm, het is even rijk als Europa in
In de aanvang was het de hoogtij van de jaren vijftig. Maar de machthebbers,
de kolonisatie, vooral in Afrika – het de nazaten van de Spaanse onderkolaatste werelddeel waarin Europa nog ningen en van hun vazallen die als beniet diep was doorgedrongen. Toen, in loning grand of handelsmonopolies krede jaren vijftig en zestig, vond de deko- gen, voeren een semi-feodale politiek.
lonisatie plaats, mede onder Ameri- Dat leidt tot slechte economie, tot schekaanse en Russische druk om Europa ve bezits- en inkomensverdeling, tot het
van zijn macht te beroven. Daarna, in ontbreken van redelijke beloning voor

1258

arbeid. En zij die geld hebben, plaatsen
dat als deposito’s bij banken in de VS,
Europa en Japan.
Presidenten en vooral presidentskandidaten beklagen zich luidkeels
over het drama van de schulden van
Latijns-Amerika aan buitenlandse banken. Maar daartegenover staat vluchtkapitaal ter grootte van tweederde van
het schuldbedrag. In feite heeft LatijnsAmerika geen schuldenprobleem. Het
werkelijke probleem is dat nagelaten
wordt belasting te heffen over hoge inkomens, over grote vermogens en eventueel alleen over de opbrengsten
ervan – over vluchtkapitaal.
In 1984 eindigden de naweeen van
de boedelscheiding. Dat jaar waren de
netto overdrachten (kredieten, investeringen en hulp) van rijke naar arme
landen voor het eerst negatief. Sindsdien stroomt kapitaal van arm naar rijk.
In datzelfde jaar besloot de Wereldbank
tot ‘aanpassingsprogramma’s’ voor ontwikkelingslanden. Deze programma’s
houden in dat de ontwikkelingslanden
zich economisch moeten aanpassen
aan de veranderingen in de wereldeconomie. Geen woord meer over een
‘Nieuwe Internationale Economische
Orde’ die het omgekeerde beoogde.
Het register van rouwbeklag werd per
1985gesloten.

Ons dorp
De wereld is een dorp geworden, zo
wordt gezegd. Wij zijn alien verantwoordelijk voor elkaars welzijn, zo wordt gepredikt, veelal gelardeerd met hoi moralisme van ‘een wereld of geen wereld’, ‘spaceship Earth’, rentmeesterschap, vermaatschappelijking en sociale vernieuwing.
Of, zo stellen nuchterlingen, wij leven
in een wereld waarin wij steeds meer
van elkaar afhankelijk worden, waarin
de interdependentie steeds verder toeneemt. Geen economie kan meer op
zichzelf staan, wij moeten samenwerken, hulp geven, of wij hetwillen of niet.
Maar is het waar? In de periode van
1980 tot 1987 is de kredietverlening aan
de ontwikkelingslanden gedaald van 16
miljard dollar positief tot 33 miljard dollar negatief en de hulpverlening daalde
van 29 miljard dollar tot 11 miljard dollar.
De wereldhandel is sterk gestegen, jazeker, maar alleen die tussen de rijke
landen en met een aantal Cost- en
Zuidoostaziatische landen. In de periode 1979 tot 1987 liep de export van
Afrika terug van 68 miljard dollar tot 51
miljard dollar en die van Latijns-Amerika van 109 tot 101 miljard. Dat alles
zonder rekening te houden metde inflatie.
Geen integratie dus van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie,

geen samenwerking, maar desintegratie. Behalve de Af rikanen heeft niemand
Afrika nodig. Grondstoffen worden vervangen door kunststoffen of zij worden
in gei’ndustrialiseerde landen geproduceerd: de VS verbouwt steeds meer
katoen nu de subsidies op graan worden verlaagd. Afrika, waar lag dat ook
al weer?wias de titel van een artikel in
de Volkskrant van 28 oktober jongstleden.
Tegelijkertijd met de desintegratie
vindt er regionale blokvorming plaats.
Europa zal een zijn per 1992. De VS
heeft vorig jaar een vrijhandelsverdrag
gesloten met Canada en onderhandelt
over zo’n verdrag met Mexico. Argentinie, Brazilie en Uruguay hebben onlangs in principe besloten tot volledige
economische integratie per het jaar
2000. Enkele weken geleden onderhandelden landen in en rond de Stille
Oceaan voor het eerst over economische samenwerking. De wereldeconomie is als schiftende melk: verdunnend
en verklonterend.
Dat proces zal doorgaan in de afsluitende tien jaar van deze eeuw. De
sprang die na de tweede wereldoorlog
werd getracht te maken van nationale
staten naar wereldwijde arrangementen bleek te groot te zijn. Regionale
integratie met economisch en cultureel
gelijksoortige landen blijkt een haalbaardere stap.
En wie niets te integreren heeft? Landen die arm zijn als ratten of die in
uithoeken van de wereld liggen? Zij
worden door niets of niemand beschermd en wel het minst door de beroepscongressisten die bijna wekelijks
bijeenkomen en elkaar uitleggen dat
Europa 1992 goed is voor ieder en alien. Wij zouden niet langer in die fictie
moeten vluchten. Laat Nederland voorstellen aan het GATT-verdrag een vijfde
hoofdstuk toe te voegen waarin regels
worden gesteld om de belangen van de
niet-integrerende landen veilig te stellen.

Benign neglect_________
En hoe nu verder? De jaren negentig
worden voor ontwikkelingssamenwerking die van het grote demasque. Het
voltooien van de rouw over de dekolonisatie maakt het mogelijk de ficties en
illusies van de voorbije jaren definitief
bij te zetten. Ook de onderhandelingen
die op deze ficties zijn gebaseerd. Er zal
geen poging meer worden ondernomen
om tot een noord-zuiddialoog te komen
– dat is tot nu toe steeds mislukt omdat het zuiden niet bestaat. Er zal
geen onderhandeling komen over een
‘Nieuwe Internationale Economische
Orde’ omdat economische betrekkingen niet de vrucht zijn van hooggestem-

ESB 20/27-12-1989

de gedachten en theorieen, maar van
markten, macht en politiek. In 1995 zal
de negende vergadering van de UNCTAD (de VN-conferentie voor handel en
ontwikkeling waarvan de procedures op
het bestaan van noord-zuidblokken zijn
gebaseerd) worden gehouden en deze
zal worden afgesloten met een resolutie
waarin wordt vastgelegd dat de tiende
vergadering pas bijeen zal komen als
tweederde van de lidstaten daarom verzoekt; zo’n verzoek zal nooit worden
gedaan.
Het loslaten van ficties en illusies heeft
als tegenzang dat voortaan over het ontwikkelingsvraagstuk in reele termen kan
worden gesproken en onderhandeld.
Zo zal een publiek debat kunnen ontstaan over het verband tussen LatijnsAmerikaanse schulden en vluchtkapitaal. Zo zullen regeerders in LatijnsAmerika en Afrika op hun beleid worden
aangesproken. Minachting en medelijden zullen plaatsmaken voor conflict en
onderhandeling. In het rapport van de
Wereldbank over Afrika van november
1989 is dit verantwoordelijk stellen voor
het eerst publiekelijk gebeurd. Zo kan
er in de komende jaren een programma
worden opgezet om – vooral in Afrika systematisch in primaire levensbehoeften te voorzien daar waar de economische groei achterblijft bij de bevolkingsaanwas. Zo’n programma zou een uitgangspunt kunnen vormen voor een intensievere bevolkingspolitiek die nodig
is nu door dalende welvaart in Afrika de
afname van de bevolkingsgroei achterwege dreigt te blijven. Er zou een systeem kunnen worden ontwikkeld voor
betalingsbalansfinanciering van de
Aziatische landen totdat de reele rente
tot een normaal niveau is gedaald. Besloten zou kunnen worden de LatijnsAmerikaanse landen leningen van Wereldbank en IMF – en dus impliciet van
de particuliere banken – te ontzeggen
zolang zij nalaten fatsoenlijk belasting
te heffen en kapitaalvlucht te beletten.
Dat zou verscherping van de IMF-voorwaarden betekenen in plaats van de zo
vaak door ethici bepleite verzachting.
De jaren negentig worden ook het
decennium waarin de strijd tussen Japan en de Verenigde Staten op de financiele markten definitief ten gunste
van Japan wordt beslist. Reeds nu heeft
de beurs van Tokio in omvang die van
New York verdrongen. Japan koopt
massaal bedrijven, onroerend goed en
effecten in Europa en de VS. Misschien
dat die machtspositie niet langer dan
enkele tientallen jaren zal duren, maar
dat zal lang genoeg zijn om.de rest van
Azie van zijn inferioriteitssyndroom te
verlossen. De scheidslijn noord-zuid,
ooit getrokken om de suprematie van
het westen aan te duiden, zal voor dat
westen een zwakke frontlijn worden.
Daardoor, en door het demasque zal
het einde worden ingeluid van onze on-

begrensde bemoeizucht. Dat betekent
niet ontkenning van mensenrechten als
Internationale verworvenheid: landen
die zich schuldig maken aan genocide
of racisme plaatsen zich buiten de statengemeenschap en met zulke landen
dienen geen betrekkingen te worden
onderhouden, ook geen ontwikkelingshulp. Maar zo’n uitstoting moet uitzondering zijn, het laatste middel. Dat
vraagt beleid van grote lijnen, van
staatsmanschap. Twee jaar na de verkiezingen in Suriname is de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking met dat
land nog steeds niet werkelijk hervat.
De moraal van de jaren negentig zal
zijn dat landen, culturen en volkeren
zich niet meer met elkaar moeten bemoeien dan nodig is. De desintegratie
van de wereldeconomie, de regionale
blokvorming, het negatief worden van
de kapitaalstroom naar de arme landen
en het tot marginale properties terugvallen van de ontwikkelingshulp zijn de
eerste signalen hiervan.
Op 12 december 1999 komt de Algemene Vergadering van de VN in plechtige zitting bijeen en aanvaardt unaniem
een resolutie overtoekomstige interstatelijke betrekkingen onder de titel ‘benign neglect’.

Ferdinand van Dam
De auteur is hopgleraar aan de Rijksuniversiteit Leiden en is tevens verbonden aan het
Institute of Social Studies te Den Haag.

1259

Auteur