Energie-intensiteit
Aute ur(s ):
Baart, D. (auteur)
De auteur is werkzaam b ij het CBS. Dit is een sterk verkorte weergave van het paper ‘Energie-intensiteit, gemeten in de industrie’. Deze b ijdrage
is op persoonlijke titel.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4052, pagina 303, 3 april 1996 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
energie
Een van de doelstellingen van het Nederlansdse milieubeleid is het reduceren van de emissie van CO2. Deze uitstoot ontstaat voor een
belangrijk deel door de verbranding van fossiele brandstoffen. Daarom is als onderdeel van het milieubeleid het
energiebesparingsbeleid geformuleerd. Ook in de Derde Energienota noemt het kabinet als eerste prioriteit in het streven naar een
duurzame energiehuishouding ” … een zodanige energie-efficiency te bevorderen dat we in 2020 een derde minder verbruiken dan het
geval zou zijn zonder zuiniger apparaten, technologie en overheidsbeleid”. Even verderop wordt geconcludeerd ” …dat in de periode
1989-1994 al zo’n 9% efficiency-verbetering is bereikt. Hieruit blijkt dat het beleid op koers ligt.”
In de Energienota wordt het energie-gebruik gerelateerd aan fysieke eenheden eindproduct en het referentiejaar is 1989. Dit is een lastige
aanpak. Er zijn slechts weinig Nederlandse bedrijven die slechts een eindproduct voortbrengen. Het toerekenen van energieverbruik is in
een dergelijke situatie geen sinecure. Alleen al omdat de samenstelling van het productenpakket in de loop der tijd zal veranderen.
Veel beter is het om het energiegebruik te relateren aan de economische activiteit. Dit is in de economische statistiek opgelost door de
toegevoegde waarde van de productie (productie minus verbruik) te bepalen. Dit kan zowel voor elk afzonderlijk bedrijf, als voor
bedrijfsgroepen worden uitgevoerd. Daarbij komt dat de som van de toegevoegde waarden van de onderscheiden bedrijfsgroepen
resulteert in het bruto binnenlands product, een belangrijke macro-economische indicator.
In onderstaande figuur 1 wordt de benodigde hoeveelheid energie gerelateerd aan de toegevoegde waarde van enkele belangrijke
energie-‘vretende’ sectoren. Hierbij is gecorrigeerd voor energie als grondstof en voor energiebesparing door warmtekrachtkoppeling.
We starten in 1986. Het beeld geeft te denken. Na 1987 blijkt de energie-intensiteit te dalen. Echter, hieraan komt voor alle sectoren al snel
een einde, tot zelfs een scherpe stijging voor de sector ‘bouwmaterialen’. Een mogelijke verklaring voor het gevonden patroon is dat de
energie- intensiteit toeneemt, als de conjunctuur tegenzit. Dan neemt de bezettingsgraad af, terwijl een deel van het energieverbruik
constant blijft. Als dit zo is kon 1989 wel eens een heel ongunstig basisjaar zijn. In 1989 ontwikkelde de economie zich voorspoedig …
Figuur 1. Ontwikkeling energie-intensiteit in enkele sectoren van de industrie 1986 = 100
Het Nederlandse overheidsbeleid heeft als doelstelling om in de periode 1989-2000 in de industrie een energie-efficiency-verbetering te
realiseren van 1,7% per jaar. In de figuur komt dat overeen met een energie-intensiteit van 80. Als men energiegebruik relateert aan
toegevoegde waarde blijkt dat de energie-intensiteit zich eerder van de doelstelling af ontwikkelt, dan ernaar toe.
Zie ook artikel Het wankelmoedige energiebeleid
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)