Ga direct naar de content

Een basisinkomen?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 25 1987

Een basisinkomen?
In Bondig – het ledenblad van de
Voedingsbond FNV – van 3 maart
jl. wordt bestuurder Winter geinterviewd over de problemen rond klussen, zwart werken, frauderen.
,,Fout volgens de wet. Hoe zit het
als je op of onder de armoedegrens
leeft? Bestaat er eerlijke fraude?
Moeilijke vragen voor een vakbondsbestuurder”. Het antwoord is
wat aarzelend: ,,Er zijn zaken die
niet mogen en toch kunnen”. Mag
je sociale-zekerheidswetten overtreden? ,,Fraude kun je nooit goedkeuren. Maar je kan ook niet accepteren dat ‘kleine’ mensen streng
aangepakt worden. De samenleving vraagt om een grensverlegging”. En even verder: ,,Dertienhonderd gulden per maand is te
weinig. Om rond te komen werk je
zwart. Volgens de wet mag dat niet.
Maar de omstandigheden dwingen
je. Dan moet je zwart werk niet
bestraffen”.
In een gesprek met een aantal
werkgevers uit de tuinbouw komt
een soortgelijk verhaal naar voren.
,,Wij zouden best meer mensen aan
willen stellen, maar bij de huidige
sociale premies en belastingen
kunnen wij niet het netto loon betalen, dat voldoende voordeel geeft
aan de werkloze met een minimum
uitkering en wellicht een beetje
zwart inkomen om te gaan werken.
Daarom nemen we Never illegale
buitenlanders. Doorde intensievere
controle wordt dat trouwens wel
moeilijker. Zelf maken we dagen
van 12uuren meer”.
Minister De Graaf, in Trouw van 7
maart: ,,Wanneer ik (….) de fraude
aanpak door in een enkel geval de
bewijslast om te willen draaien, dan
is het huis te klein. Dan mag dat
niet”.
Het College Algemene Bijstandswet heeft problemen met een concept-beschikking van de minister
van Sociale Zaken die ‘verwijtbare
gedragingen’ onderscheidt in licht,
midden en zwaar. Hiervoor moet
dan minimale korting gelden van
respectievelijk 50, 100 en 200 gulden per maand gedurende ten minste 3 maanden. Het College acht
deze kortingen te hoog. Bovendien
kunnen gemeenten door de uniforme regaling te weinig rekening houden met de mate van verwijtbaar-

W. Albeda

held en individuele omstandigheden.
Prof. Van Voorden, in het Algemeen Dagbladvan 3 maart, ,,schat,
dat landelijk zeker 50 procent van
de onderzochte groep langdurig
werklozen met de laagste schoolopleiding geen enkele ambitie heeft
om regulier betaald werk te verrichten. In Dordrecht was dat 70%”. En
voorts ,,Er is een subcultuur ontstaan, die weinig opheeft met gevestigde normen. Soms werken
mensen al 14 jaar niet. Ze blijven
toch in leven en ze klagen niet. Het
is opvallend hoe in sommige straten
aan auto’s wordt gesleuteld”.
Een selectie uit berichten van een
week die te denken geeft. Er zijn
kennelijk twee werelden. Er is de
wereld van de wetten en de centrale
regelgeving. Er is ook de wereld van
de mensen aan de basis. De eerstgenoemde wijst de gedachte van
een basisinkomen voor iedereen
als alternatief voor het huidige stelsel van uitkeringen af. Een (gedeeltelijk) basisinkomen voor iedereen,
zoals voorgesteld door de WRR,
zou de mensen in staat stellen om te
participeren in de reparatie-, onderhouds- en huishoudeconomie zoals
dat thans in het zwart gebeurt. De
mensen ‘aan de basis’ beschouwen de huidige bijstand als ik Van
Voorden mag geloven als hetzij genoeg, of ze zien het als een reeds
functionerend basisinkomen. Een
basisinkomen op een niveau hoger
dan voorstanders van zo’n stelsel
zouden bedenken.

In de Verenigde Staten vindt
reeds enkele jaren een discussie
plaats over de vraag of men een
‘welfare state’ of liever een ‘workfare state’ zou moeten hebben. De
voorstanders van een ‘workfare state’ willen uitkeringsgerechtigden
die in staat zijn te werken, verplichten om baantjes op te knappen die
anders door gebrek aan financier!
blijven liggen. In de praktijk komt
dat er op neer dat de overheidsinstanties functioneren als (uiterst
slecht betalende) werkgever in
laatste instantie.
In Nederland gaat het er veeleer
om of en in hoeverre werkonwilligheid leiden moet tot strafkortingen.
Of is het realistischer om ervan uit te
gaan dat er enerzijds geen werk is
en anderzijds veel werklozen toch
geen behoefte aan werk hebben.
Van Voorden stelt mismoedig vast:
,,De politiek moet erkennen dat op
een bepaald niveau het werkgelegenheidsbeleid ophoudt en dat
dan het welzijnsbeleid begint. In de
Dordtse wijken waar de werkloosheid zich concentreert tellen de
mensen die een gewoon baantje
willen, niet mee”.
In wezen komt dit erop neer dat
we de gedachte van een basisinkomen verwerpen, maar de praktijk
ervan voor een niet onbelangrijke
subcultuur wel accepteren, er rituele afkeuring over uitspreken, of er
stilzwijgend aan voorbij gaan.

Auteur