Als Amerikaan ben ik ooit opgevoed met het idee dat ons politieke systeem draagvlak garandeert, vanwege onze direct gekozen president en ons eenvoudige tweepartijenstelsel. Zo dachten wij echt – ooit. Het is vreemd om daar nu op terug te blikken.
Het Nederlandse systeem, met zijn meerpartijenstelsel en coalities die elk moment kunnen vallen, leek in onze ogen te ingewikkeld om draagvlak te creëren. Maar na drie decennia van polarisatie en politieke verlamming in Amerika, kijk ik daar nu anders tegenaan. Nu lijkt de Nederlandse traditie van coalitieregeringen, compromissen en polderen veel aantrekkelijker.
Inmiddels staat echter ook het Nederlandse model onder druk. Zelfs met vier partijen lukt het niet meer om een meerderheid in de Tweede Kamer te bereiken. Ook polderen gaat niet meer zo soepel. In plaats van te discussiëren over een nieuw stikstofbeleid rijden boze boeren met hun trekkers de provinciehuizen binnen. Het zijn ‘Franse toestanden’.
Populisme creëert draagvlak
Krimpende partijen, maatschappelijk wantrouwen – dit gebrek aan draagvlak lijkt overal in Europa zichtbaar te zijn. Maar als verslaggever reis ik vaak door Midden- en Oost-Europa, en daarom weet ik dat dit verhaal niet helemaal klopt. Er zijn landen waar het wel lukt om draagvlak te creëren voor politieke projecten. Alleen zijn dat niet altijd projecten die wij waarderen, en wij vinden hun methoden soms ongepast.
Neem Hongarije en Polen. Twee landen die in oktober 2019 belangrijke verkiezingen hebben gehad. De regerende partijen, Fidesz in Hongarije en Recht en Rechtvaardigheid (oftewel PiS) in Polen, zijn allebei nationaal-populistisch. Beide krijgen in hun landen ongeveer de helft van de stemmen. De rest is opgedeeld onder kleinere linkse, liberale of ultrarechtse partijen. Een meerderheid vormen in het parlement wordt zo een stuk makkelijker.
Het gaat daarbij niet alleen over verkiezingen. Het is deze partijen gelukt om draagvlak te creëren voor grote hervormingen, zoals de genereuze 500-plus-kinderbijslag in Polen. Deze Poolse kinderbijslag is zo populair dat oppositiepartijen die er eerst tegen waren het inmiddels willen uitbreiden. In Hongarije heeft de regering een niet-progressieve vlaktaks geïntroduceerd, maar Fidesz blijft overwegend populair.
Hoe hebben deze partijen zulke resultaten kunnen boeken in een tijd van polarisatie en onenigheid? Het is te gemakkelijk om Oost-Europese landen weg te zetten als achterlijk. Het tegenovergestelde is waar. Het zijn jonge democratieën waar politici vaak nieuwe politieke ontwikkelingen sneller oppikken dan de dinosaurussen in de oude landen. Media-manipulatie is daar een van. Het waren de zogenoemde politieke technocraten van Vladimir Poetin, die veel van de nieuwste technieken van media-manipulatie bedachten. In de woorden van de geniale fake-news-expert Peter Pomerantsev: “De toekomst is eerst in Rusland begonnen.” Daarna werden deze technieken toegepast door Viktor Orbán in Hongarije en Jarosław Kaczyński in Polen.
Is er iets wat wij van deze landen kunnen leren op het gebied van het creëren van draagvlak? Er zijn maatregelen die we kunnen overnemen, maar ook maatregelen die minder geschikt zijn.
Partijdige rechters
De eerste stap van zowel Fidesz in Hongarije als de PiS in Polen, toen zij aan de macht kwamen, was bijvoorbeeld om trouwe partijleden in het constitutioneel hof te installeren. Want een rechtbank die zich afzet tegen overheidsbeleid creëert problemen voor het opbouwen van draagvlak. Dat zien wij nu in Nederland ook met het stikstofbeleid. Maar gelukkig is het beperken van de rechterlijke macht in Nederland nog niet acceptabel.
Eigen nieuwskanalen
Een andere noodzaak voor het creëren van draagvlak zoals Fidesz dat doet, is dat de partij zijn eigen nieuwskanalen heeft. De staatszender moet een nieuwe, positieve redactie krijgen. Bevriende zakenmensen kunnen televisiezenders en kranten opkopen, zoals Hongaarse oligarchen dat hebben gedaan voor Viktor Orbán. Journalisten die ongemakkelijke feiten aankaarten moeten ontslagen worden, want kritiek bevordert geen draagvlak.
Dit ideologisch getinte medialandschap lijkt misschien iets wat niet past in een westerse democratie. Maar in feite bestaat zoiets ook al in Amerika en Groot-Brittannië. Fox News fungeert als bewust propagandakanaal voor de Republikeinse partij, MSNBC doet dat in mindere mate voor de Democraten. In Engeland speelt de tabloidpers een vergelijkbare rol voor de Eurofobische vleugel van de Tory’s.
Het is waarschijnlijk dat ook in Nederland politici nauwer zullen gaan samenwerken met ideologisch verwante media. Het zou een terugkeer betekenen naar de tijd van de verzuiling. Dit gebeurt deels om commerciële redenen: kranten moeten hun klanten zoeken. Maar er is ook een andere dynamiek: populistische politici vallen de onpartijdige media aan als zijnde een deel van de gehate ‘neoliberale elite’ en dwingen deze om een kant te kiezen. Wat in Polen gebeurde met het dagblad Gazeta Wyborcza na de komst van PiS, gebeurde twee jaar later met de Washington Post en CNN na de komst van Trump: zij worden door de populisten voor Lügenpresse uitgemaakt. Want neutrale media maken deel uit van ‘het systeem’ – met andere woorden: van de vijand.
Zoek een vijand
Dit brengt mij tot een laatste maatregel om het Hongaarse of Poolse model voor draagvlak na te bootsen: het aanwijzen van een vijand. Meestal betreft dat ‘de elite’ en de buitenlanders. In Hongarije en Polen is de vijand een zogenaamde samenzwering van migranten en de Europese Commissie, waarbij George Soros ingezet wordt als een soort superboef. Dit lijkt me een strategie die we in Nederland niet moeten navolgen, maar het is ook mogelijk om een tegenstander met een minder gevaarlijk imago te framen. Neem bijvoorbeeld de Brexit. Veel Europeanen zien de Britse regering nu als een dreigende ofwel belachelijke tegenstander. Dit helpt de Europese Unie aan een draagvlak, dat volgens de peilingen nooit eerder zo groot is geweest.
Werken deze tactieken ook in andere landen? In landen die het Hongaarse of Poolse model imiteren, zien we herhaaldelijk het patroon van een zeer populaire, meestal rechts-nationalistische anti-systeempartij tegenover een bundeling van kleinere linkse of liberale partijtjes. Met name in Tsjechië en Italië, maar ook in Groot-Brittannië waar de regering onder Boris Johnson steeds meer nationaal-populistisch lijkt.
Hongarije en Polen laten ons zien dat het nog steeds mogelijk is om voor populistische doeleinden draagvlak te creëren. Bij liberale doeleinden ligt dat moeilijker. Niettemin suggereren de verkiezingen die vorig jaar september in beide landen plaatsvonden dat het kan, mits alle partijen met gedeelde belangen samen kunnen werken.
In Hongarije hebben oppositiepartijen de lokale verkiezingen in vele steden gewonnen door op landelijk niveau af te spreken dat alleen de sterkste oppositiekandidaat zou meedoen. In Polen hebben rivaliserende partijen een coalitie gevormd, met als resultaat dat links weer in het parlement is gekomen en dat de PiS haar meerderheid in de Senaat nu kwijtraakt. Is dit nu draagvlak creëren voor een liberale democratie? Misschien is het eerder draagvlak voorkómen voor een illiberale democratie. Maar er zijn ook ergere dingen dan een gebrek aan draagvlak.
Auteur
Categorieën