mr.
I
j
C. A. de Kom
Haagse ministeries en rechtstreeks
daaronder ressorterende bureaus bieden
dit jaar werk aan ongeveer 143.000
rijksdienaren. De verschillende hoofdstukken van de rijksbegroting bevatten
nadere gegevens over de personeelsformatie van de departementen. Sinds 1977
wordt een uitsplitsing van het aantal
hoae(re) ambtenaren (schaal 112-154
BBRAper salaris scha a.^ gegeven. Voor
)’
het middelbaar personeel en het z.g.
overig personeel wordt met een totaalcijfer volstaan.
Allicht komt de vraag op of de verdeling over de categorieën hoger, middelbaar en overig personeel per departement bij onderlinge vergelijking wellicht
markante verschillen toont, en zo ja, hoe
deze kunnen worden verklaard. Tevens
rijst de vraag of er ,,top-zware” ministenes zijn. O m deze vragen te beantwoorden zijn wat relevante cijfers in de tabel
bij elkaar gezet 1).
De analyse is beperkt tot feitelijk
op de ministeries werkzame ambtenaren.
Zo is bij het Ministerie van Buitenlandse
Zaken (BuZa) – n én déplaise de voorgenomen integratie – het personeel van
Buitenlandse Dienst verwaarloosd. Bii
het Ministerie van Financiën is het per:
soneel van de rijksbelastingdienst 27.500 man, of 90% van het totale personeelsbestand – buiten beschouwing
gelaten. Bij Defensie bleven de (beroeps)
strijdkrachten te land, ter zee en in de
lucht (24.400 op een totaalbestand van
28.800) buiten de telling. Bij Verkeer en
Waterstaat (V en W) viel met name
Rijkswaterstaat uit de boot: slechts 4.700
van de 18.000 ambtenaren zijn meegeteld. Bij Justitie zijn 1.275 van de 13.375
ambtenaren ingeteld. Bij Landbouw en
Departement a)
V
V1
VII
VIII
IX
X
X1
XII
XIII
XIV
XV
XVI
XVII
I
1
I
I
‘
Visserij bleven 4.000 van de 14.000 man
personeel buiten aanmerking. De personeelsformatie van Binnenlandse Zaken
(BiZa), Onderwijs en Wetenschappen
(O en W), Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), Economische
Zaken (incl. CBS en CPB), Sociale
Zaken (SoZa) en Volksgezondheid en
Milieuhygiëne (VoMil) is nagenoeg integraal in de analyse betrokken. Al met al
wordt de inschaling van 56.935 van de
circa 143.000 in de rijksbegroting ,,verwerkte” ambtenaren nader bezien.
Blijkens de tabel vertonen de departementale ambtenarenapparaten aanzienlijke verschillen in rangopbouw. Gemiddeld behoort 17% van de formatie tot de
categorie hoge(re) ambtenaren. Uitschieters naar boven zijn BuZa, Justitie,
O en W, en C R M (elk met 29% hoge
ambtenaren) en Financiën (25%). Defensie draagt de rode lantaarn (7%). Gemiddeld behoort 48% van de formatie
tot de categorie middelbare ambtenaren.
Aantal ambte Rang departementale ambtenaren
naren werkin procenten
zaam op betrokken ministerie b)
hoog c)
middeloverig c )
baar c)
…………….
Buitenlandsezaken
Justitie ………………………
B~nnenlandseZaken …………….
Onderwijs en Wetenschappen
Financiën
Defensie ……………………..
Volkshuisvesting en Ruimtelilke
Ordening ……………….
Verkeer en Waterstaat …………..
EconomischeZaken …………….
Landbouw en Visser~j
Sociale Zaken …………………
Cultuur. Recreatie en Maatschappelijk
Werk
Volksgezondheid en Milieuhygiëne
Totaal ………………………
……..
…………………….
….
.
…………..
……………………..
…
absoluut
als % van
,
het aantal
hoge ambtenaren
1.582
1.273
3.091
3.618
2.547
4.476
29
29
20
29
25
7
35
39
49
44
48
40
36
32
31
27
27
53
28
27
33
63
52
I2
6.1
7.4
5.4
6.0
8.1
3.9
7.47 1
4.763
6.362
9.81 1
5.71 1
1O
17
23
II
13
55
53
39
47
72
35
30
38
42
I5
22
31
1 02
62
57
3.0
3.7
7.0
5.7
7.5
2.642
3.588
56.935
29
21
(17)
46
34
(48)
25
45
(35)
22
77
588
2.9
10.2
(6.0)
a) Huis der Koningin. Hoge Colleges van Staat.
Zaken. zijn verwaarloosd.
b)Zie toelichting in de tekst.
c) In procenten van het totaal per departement.
Bron: rijksbegrotmg 1980.
ESB 30-7-1 980
Aantal ambtenaren in
schaal 152 BBRA
en hoger
Het middenkader is oververtegenwoordigd in de formatie van SoZa (72%),
V R 0 (55%) en V en W (53%); VoMil en
BuZa zijn in deze categorie duidelijk
ondervertegenwoordigd. Gemiddeld behoort 35% van de formatie tot de categorie overige ambtenaren. Het lagere kader
is oververtegenwoordigd bij Defensie
(53%), VoMil (45%) en Landbouw en
Visserij (42%) en ondervertegenwoordigd in de formatie van SoZa (15%) en
C R M (25%).
Om het gewicht van de departementale toppen te bepalen, wordt in de laatste
kolom van de tabel een kencijfer gegeven. Dit is -per departement -de fractie van de categorie hoge(re) ambtenaren
met een bezoldiging volgens schaal 152
BBRA en hoger. Gemiddeld behoort 6%
van de hogere ambtenaren tot deze lop
dogs. Uitschieters naar boven blijken:
Justitie (7,4%), SoZa (7,5%), Financiën
@,l%) en VoMil (10,2%); C R M (2,9%)
en V R 0 (3%) scoren het laagst.
De gevonden verschillen in departementale personeelsformatie zijn ongetwijfeld de resultante van een reeks
oorzaken. Een zekere vertekening kan al
optreden doordat alleen de opbouw van
het ministerieel apparaat is bezien.
Nader onderzoek dient zich echter
vooral te richten op het verband tussen
de formatie enerzijds, en de inkomsten/
uitgaven (b.v. volgens economische classificatie) per departement anderzijds.
Ook nader onderzoek naar de ontwikkeling van departementale personeelsformaties in de loop van een bepaalde periode, werkt vermoedelijk verhelderend.
Institutionele factoren spelen daarbij
een rol van betekenis. Neem CRM. In
verhouding werken hier weinig ambtenaren in de laagste categorie (25%) en
veel in de categorie hoog-bezoldigen
(29%). Er is een ,,lichtew top (slechts
2,9% van alle hoge CRM-ambtenaren
valt in schaal 152 en hoger). Deels is
deze formatie-opbouw verklaarbaar
doordat C R M een jong, sinds de oprichring in 1965 snel gegroeid ministerie is.
Maar illustreert die opbouw misschien
ook dat de professionalisering van het
welzijn de ,,werkersv meer baat brengt
dan ,,kansarmev doelgroepen?
Het is maar een vraag. Wel een vraag
die stimuleert tot het doen van broodnodig onderzoek naar de factoren die
departementale personeeIs(de)formaties
bepalen.
Algemene Zaken en
Kabinet boor Nederlands-Antilliaanse
I ) Ik dank E. Devilee, student-assistent bij
de afdeling openbare financiën, R U Leiden,
voor zijn hulp bij het verzamelen van de
cijfers.