Ga direct naar de content

De WAO

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 31 1991

DeWAO
Na een half jaar debatteren over de bestrijding van
ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid heeft alleen het kabinet geen schone handen meer. Op tal
van onderdelen van het ZW/WAO-pakket zou een
unaniem SER-advies best denkbaar zijn geweest,
maar het inzicht, de goede wil en de onderhandelingsvaardigheid om dat voor elkaar te krijgen waren blijkbaar afwezig. De overlegeconomie heeft
het laten afweten. Evenzeer als de beslissingen van
het kabinet luidt dat het einde van de WAO in. Verder krijgt iedereen zo’n beetje wat hij door zijn gedrag heeft gevraagd of onvermijdelijk gemaakt.
Maar in de readies klinkt het besef daarvan weinig
door.
De vakbeweging maakt zich op voor acties, maar
hoe zou een pakket eruit moeten zien dat zowel de
WAO zou redden als de financiele doelstellingen
van het kabinet? Het enige denkbare alternatief, een
verlaging van het uitkeringsniveau in plaats van de
door het kabinet voorgestelde beperking van de uitkeringsduur, bleek al in de SER onverteerbaar voor
de vakbeweging. In dat alternatief kan de pijn over
een groter aantal mensen worden verdeeld, het zou
de structuur van de sociale zekerheid onverlet hebben gelaten en de mogelijkheid van een latere inkomensreparatie niet bij voorbaat hebben uitgesloten.
Maar de achterban zou het nooit hebben begrepen.
De weerstand ligt trouwens breder. Nederland wil
de WAO niet echt kwijt. Weliswaar zou er paal en
perk moeten worden gesteld aan het verschijnsel ‘arbeidsongeschiktheid’, een opvatting die ook onder
WAO-ers aanhang heeft, maar dat is toch iets anders
dan de verbouwing van de WAO tot een alternatieve
werkloosheidsverzekering waar het kabinet nu op
af koerst. Dat begrijpt men niet en wat men niet begrijpt roept weerstand op.
De werkgevers krijgen waarom ze steeds hebben gevraagd: een afgeslankte WAO. Maar of ze blij moeten zijn met een bonus/malus-systeem en of ze gemakkelijk kunnen voldoen aan de verplichting om
meer mensen in huis te houden, is zeer de vraag.
Daarnaast zullen ze merken dat behalve de WAO
ook de arbeidsverhoudingen niet meer zijn wat ze
waren. En de gevolgen daarvan hoeven zich niet te
beperken tot de onderwerpen ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Alleen de particuliere verzekeraars hebben geen reden tot klagen. Ook binnen de
vakbeweging wordt al gespeeld met de gedachte
om meer verzekeringen in de cao te stoppen. Voor
bedrijven met een relatief hoog ziekte- en arbeidsongeschiktheidsrisico zouden de kosten van die privatisering wel eens kunnen tegenvallen omdat particuliere verzekeraars nu eenmaal geen solidariteitsbeginsel in hun premiepakket stoppen. Bovendien
hoeft men geen groot profeet te zijn om in te zien
dat er een conflict zit aan te komen over de verdeling van premielasten. Al met al staat nog te bezien
hoeveel de overheid en de werkgevers per saldo
aan deze bezuiniging zullen overhouden.
En ook in de politieke partijen groeit het verzet. Binnen de PvdA zint men op mogelijkheden om de

ESB 31-7-1991

WAO te redden. Desnoods ten koste van de financiele doelstellingen
van het kabinet en dus ten koste
van dat kabinet zelf. Dat zou nieuwe verkiezingen betekenen die alles weer op losse schroeven zetten,
die de PvdA zelf misschien niet zou
overleven en die alleen maar het
voorspel zouden zijn voor uitgestelde en dus nog hardere bezuinigingen. Dat zouden we niet moeten
willen. Aan de andere kant, nu de
eertijds boterzachte plannen van de
Tussenbalans zo’n spijkerharde invulling hebben gekregen zou het
best van politick fatsoen getuigen
als daarvoor eerst eens een mandaat van de kiezers werd gevraagd.
Als het kabinet overtuigd is van zijn eigen gelijk,
‘pijnlijk maar onvermijdelijk’, dan moet dat toch aan
de kiezers uit te leggen zijn?
Ik denk van niet. Voor een oplossing van het structurele WAO-probleem is meer nodig en ten dele iets
anders dan nu wordt voorgesteld. Dat probleem valt
eigenlijk alleen maar in de bedrijven op te lessen
met behulp van iets dat we niet meer hebben: geduld, goede arbeidsverhoudingen en een redelijk
functionerende overlegeconomie. Daarbij hoort een
heel pakket flankerende maatregelen met als belangrijkste elementen een verbetering van de kwaliteit
van de arbeid en een op de individuele mogelijkheden van werknemers toegesneden plaatsings- en
scholingsbeleid. Een onmisbare voorwaarde voor
succes is ook een lagere wig, want een teveel aan
‘arbeidsongeschiktheid’ is minder een gevolg van
zieke werknemers en perfide werkgevers dan van
een te hoge belasting op arbeid die de produktiviteit omhoog zwiept en het aantal banen omlaag.
Door een verlaging van de wig zou het kabinet de
vraag beantwoorden waarmee nu iedereen blijft zitten, namelijk waar de extra banen vandaan moeten
komen die in het geval van een structurele vermindering van de arbeidsongeschiktheid nodig zijn.
Maar in Den Haag gebeurt niets dat lijkt op een verlaging van de wig.
Wel werd, mede op aandrang van de vakbeweging,
de koppeling gehandhaafd. Althans voorlopig. Opschorting daarvan zou ook pijnlijk zijn geweest,
maar minder dan de nu voorgestelde aantasting van
uitkeringsrechten van een beperkte groep die geen
kant meer uitkan. Het zou het begin hebben kunnen zijn van een beleid dat de arbeidsongeschiktheid aanpakt zonder de structuur van de sociale zekerheid te schaden. Dan zou er ook voor de
uitkeringsgerechtigden nog enig perspectief zijn geweest. Dat is er nu niet. En het ziet er niet naar uit
dat het er na eventuele verkiezingen wel zal zijn.
Het wachten is gewoon op de volgende bezuinigingsronde. Die komt er wel, vroeger of later.

PJ. Vos

Auteur