olitiek
Net milieubesef en de politiek
Departijkeuze bij de laatste Tweede-Kamerverkiezingen is nauwelijks
bepaald door de opvattingen van bet electoraat over bet milieu. De
stemmers op Groen Links en D66 zijn vaker bereid voor bet milieu financiele offers te brengen. De WD-aanbang is in sterkere mate offerbereid dan de stemmers op de PvdA.
De aandacht voor de omgeving waarin we leven, het milieu, is de laatste
jaren sterk gestegen. Journalisten,
politici, burgers en wetenschappers
lijken het allemaal met elkaar eens
te zijn: het milieu verdient sterke
aandacht. Werd in 1986 het milieu
slechts door een kleine groep (8%)
als een van de belangrijke problemen in het land ervaren, in 1989 is
dit gestegen naar 58% en daarmee
steekt het milieu met kop en schouders boven de andere probleemgebieden in Kederland uit . Ook de politiek heeft ervaren dat het milieu
een heet hangijzer is. Zo struikelde
het tweede kabinet-Lubbers in 1989
over de wijze van financiering van
een onderdeel van het Kationaal Milieubeleidsplan.
In dit artikel wordt de aandacht gericht op cle relatie tussen milieubesef
en partijkeuze. De centrale vraag
hierbij is of de opvattingen van de
kiezer over het milieu van invloed
zijn geweest op de uiteindelijke partijkeuze. De gegevens zijn ontleend
aan het Nationaal Kiezersonderzoek
(NKO) dat onder 1.506 stemgerechtigden rondom de Tweede-Kamerverkiezingen van 6 September 1989
gehouden is.
Er is reeds geruime tijd onderzoek
verricht naar de houdingen ten aanzien van het milieu. In 1977 is door
Schreurs en Nelissen het begrip ‘milieubesef gehanteerd: “… het geheel
van opvattingen over de bescherming, het beheer en de aantasting
van het natuurlijk en artificieel leefmilieu, alsmede de daarmee samenhangende gedragsdisposities””. In latere studies zijn de vraagstellingen
over het milieubesef verder ontwikkeld en toegepast, waarbij vier vormen zijn onclerscheiden: de algemene houding ten aanzien van het
natuurlijk leefmilieu (natuurlijke omgeving); de algemene houding ten
aanzien van het artificieel leefmilieu
(gebouwde omgeving); offerbereidheid (primair van financiele aard);
776
actiebereidheid (vooral protestacties)’. De vraagstellingen in het NKO
1989 zijn deels gebaseerd op deze
eerdere onderzoeken, en daarbij is
bij deze vierdeling aangesloten.
Milieubesef
Het merendeel van de stemgerechtigden heeft in 1989 te kennen gegeven
dat het met de natuurlijke omgeving
niet goed zit of op zijn minst de foute kant opgaat (label 1). Dat aan de
natuur reeds veel te veel schade is
toegebracht vindt 90% van de kiezers. en 57% is van mening dat natuur en mens ten dode zijn opgeschreven als de huidige economische ontwikkeling zo doorgaat. Ook
ten aanzien van de gebouwde omgeving komen veel bedenkingen voor.
43% van het electoraat vindt dat aan
huizen en gebouwen veel te weinig
zorg worclt besteed. De offerbereidheid voor het milieu was omvangrijk. Zo is 65% bereid ter verbetering
van het milieu meer belasting te betalen. In vergelijking met de offerbereidheid. is de actiebereidheid minder groot. Slechts een kleine minderheid (12%) geeft te kennen mee te
doen aan een demonstratie tegen de
steeds verdergaande industrialisatie.
Hebben de aanhangers van de verschillende politieke partijen dezelfde
mate van milieubesef? Dit blijkt niet
het geval te zijn. Over het algemeen
gelclt dat vooral de stemmers op
Groen Links en D66, op sommige
punten samen met de PvdA-aanhang, zich onderscheiden van de
stemmers op de andere partijen”1.
Zo vindt bijna iedereen van de aanhangers van Groen Links (97%), de
PvdA (96%) en D66 (97%) dat lucht,
boclem en water reeds zeer sterk verontreinigd zijn; de stemmers op de
WD (90%). het CDA (88%) en
SGP/GPV/RPF, verder aangeduid
met ‘klein rechts’, (85%) zijn daar
iets minder eensgezind over. Ook tonen de aanhangers van Groen Links,
samen met de stemmers op D66,
zich in sterke mate offerbereicl. Bovendien is de WD-aanhang meer bereid om offers voor het milieu te dragen dan de PvdA-aanhang. Veruit de
grootste bereidheid om acties omwille van het milieu te voeren is bij de
aanhang van Groen Links voorhanden. Tevens is de actiebereidheid
groter onder de aanhangers van de
PvdA en D66 in vergelijking met de
stemmers op het CDA, ‘klein rechts’
en de WD. De CDA-aanhang is op
zijn beurt meer bereid tot het voeren
van acties dan de / VD-aanhang.
Milieubesef en partijkeuze
Geconstateerd is dat de aanhangers
van de partijen niet eensgezind zijn
over het milieu. De vraag dringt zich
op of de milieuproblematiek mede bepalend is geweest voor de partijkeuze. Men zou kunnen verwachten dat
een sterker milieubesef gepaard gaat
met een keuze voor partijen die vaak
tot de linkervleugel van de politieke
arena gerekend worden zoals Groen
Links, de PvdA en D66. Immers. deze
partijen en de politieke groeperingen
waaruit deze partijen zijn ontstaan,
hebben in het verleden vaker dan andere partijen gewezen op de noodzaak van overheidsmaatregelen om
deze problematiek te bestrijden. Het
electoraat onderscheidt deze drie partijen van cle overige partijen die als
‘rechtser’ worden gepositioneerd. Zo
wordt op een continuum oplopend
van 1 Clinks’) naar 10 Credits’) door
de kiezers Groen Links gemiddeld de
score 2,1 toebedeeld, gevolgd door
de PvdA (3,1), D66 (4,2), het CDA
(7,0), de WD (7,4) en ‘klein rechts’
(7,6). Vanuit bovengeformuleerde ge1. In deze publikatie is het Nationaal Kiezersonderzoek 1989 als bron gebruikt.
Het NKO 1989 wercl uitgevoercl door het
Centraal Bureau voor de Statistiek en
werd financieel mogelijk gemaakt door
bijclragen van de NWO, de Ministeries
van BiZa en WVC en het SCP. Gegevens
over het onderzoek in 1989 en verwijzingen naar hetzelfde onderzoek in 1986 en
eerder zijn opgenomen in CBS. Nationaal Kiezersonderzoek 1989, Kerncijfers.
deel 1 (1990). deel 2 en deel 3 (1991).
SOU uitgeverij. Den Haag, 1990.
2. L. Schreurs en NJ.M. Xelissen. Bereid
tot milieubeleid?. Raad der Europese gemeenten. Maastricht. 1977.
3. NJ.M. Nelissen en P. Scheepers. Omgevingsbesef van binnen en van buiten bezien. Tijdschrift voor Sociologie. jg. 2.
1989. biz. 99-133.
4. De milieu-items zijn bevverkt met factor-analyse. Met behulp van de Duncantoets is nagegaan welke partij-aanhangers zich ten opzichte van elkaar onderscheiden. Nadere informatie is bij de auteur verkrijgbaar.
Tabel 1. Milieubesef: veretelingen naar partijkeuze, in procenten
Groen PvdA
Links
(Helemaal) eens met
de uitspraak
Houding ten aanzien van de natuurlijke omgeving
Lucht, bodem en water zijn reeds zeer sterk verontreinigd
Het beschermen van zeldzame planten en dieren is een overdreven luxe
97
4
96
83
70
96
94
97
12
D66
CDA
WD
SGP/
To-
GPV/RPF taal
97
6
88
10
90
6
85
12
58
94
95
48
85
94
46
89
97
56
57
87
90
98
96
49
50
63
51
91
10
Als de huidige economische ontwikkeling zo doorgaat zijn natuur en
mens ten dode opgeschreven
Aan de natuur is reeds veel te veel schade toegebracht
De bossen moeten over de hele wereld behouden blijven
Houding ten aanzien van de gebouwde omgeving
Huizen in oude buurten moet men niet afbreken, maar opknappen
Flatgebouwen ontsieren dorpen en kleine steden
Wat mij betreft, mogen ze oude buurten met de grond gelijk maken
Aan huizen en gebouwen wordt veel te weinig zorg besteed
Fabrieken moeten dichtbij de woonomgeving gebouwd worden
97
66
59
70
1
44
1
68
55
66
12
51
40
6
7
64
9
36
6
83
67
77
90
77
15
38
3
36
3
52
64
9
43
6
64
70
60
66
90
78
92
76
78
33
19
32
29
17
30
5
14
4
6
6
3
10
76
63
77
65
76
65
65
49
15
10
8
6
10
12
68
35
34
26
20
36
30
31
50
51
64
65
81
57
81
58
59
46
40
41
50
63
43
29
23
21
19
32
70
Offerbereidheid
Om een mooiere omgeving te krijgen, wil ik best wat inleveren
Om schone industrieen te krijgen wil ik best iets meer voor
de produkten betalen
Als anderen geen offers voor het milieu willen brengen, wil ik
er ook niet voor betalen
Dat de regering de waterverontreiniging wil tegengaan vind ik
best, maar het mag mij geen cent kosten
Ter verbetering van het milieu ben ik best bereid om meer
belasting te betalen
7
72
7
449
144
454
192
61
1.370
6
Actiebereidheid
Aan een demonstratie tegen de steeds verdergaande industrialisatie
zal ik meedoen
Ook ik ben bereid propaganda te maken voor een sterke beperking
van het gemotoriseerde verkeer
Deelname aan demonstraties tegen het kappen van bomen is
niets voor mij
Ook van mij mag verwacht worden, dat ik aanwezig ben bij protestvergaderingen tegen de vestiging van een milieuvervuilende fabriek
in mijn buurt
Ik zal mij bij acties aansluiten, die iets tegen de zure regen
proberen te doen
Totaal (abs.)
dachtengang wordt verondersteld dat
een sterk milieubesef bevordert dat
de kiezer eerder geneigd is te stemmen op een partij van het linker blok,
hetgeen, naast andere (politieke) kenmerken, de partijkeuze zou kunnen
verklaren.
In label 2 staan opvattingen over het
milieu (gemiddelden) van de partijaanhangers vermeld (eerste kolom).
groter milieubesef hebben dan de andere partijaanhangers. Verder blijft
ook de relatief hoge score van D66
behouden. De verschillen zijn echter
beduidend gereduceerd en met betrekking tot de offerbereidheid zelfs
helemaal verdwenen.
andere kenmerken die voor de partijkeuze van belang zijn (co-variaten).
Deze gemiddelden weerspiegelen de
Conclusies
In 1989 is de partijkeuze vooral een
gevolg van de religieuze binding, sociaal-economische positie, meningen
over politici en het gevoerde regeringsbeleid, alsook bepaalde politieke
en maatschappelijke grondhoudingen
die als sturende mechanismen funge-
verhouding tussen de partijaanhangers indien deze zich niet zouden onderscheiden naar achtergrondkenmer-
ren bij de keuze voor een bepaalde
partij . Politieke strijdpunten, waaronder het milieu, hebben in deze vrijwel
ken, religie en (politieke) waardenorientaties5. Het blijkt dat de stem-
geen rol gespeeld.
mers op Groen Links nog steeds een
ter de laatste jaren sterk gestegen en
In kolom 2 zijn deze gemiddelden gecorrigeerd voor de verschillen tussen
de partijaanhangers ten aanzien van
ESB 31-7-1991
De aandacht voor het milieu is ech-
bovendien is niet te verwachten dat
deze belangstelling op korte termijn
zal afnemen. Denkbaar is dat standpunten van partijen en opvattingen
van het electoraat over het milieu bij
volgende verkiezingen wel van belang zijn voor het stemgedrag.
Over de oorzaken van de geringe invloed bij de verkiezingen in 1989 kan
vooralsnog alleen gespeculeerd worden. Ten eerste kan er sprake zijn van
een onvoldoende bekendheid bij de
kiezer met de milieustandpunten van
de partijen. Een andere mogelijkheid
is dat de kiezer van mening is dat de
5. Voor een verklaringsmodel zie J.J.G.
Schmeets en E.J.E. Molin, Het belang van
ideologie in de verklaring van partijkeuze, Centraal Bureau voor de Statistiek,
Heerlen/Voorburg, 1991.
6. Idem.
777
partijen zich nauwelijks onderscheiden in de aanpak van de milieupro-
blematiek, danwel dat hij zich tevreden stelt met de geboden receptuur
van zijn partij. Ook denkbaar is dat de
kiezer weliswaar de aanpak van het
milieu van belang acht, maar andere
overwegingen een grotere rol toebedeelt in de partijkeuze.
Opmerkelijk is dat, in tegenstelling tot
de verwachting, de PvdA niet geprofiteerd heeft van de gestegen belangstelling voor het milieu. De stemmers
op de PvdA zijn minder offerbereid
dan de stemmers op een aantal andere partijen, waaronder de WD. Het
vragen van financiele offers voor het
oplossen van de milieuproblematiek
kan dus resulteren in stemmenverlies
voor de PvdA. Indien de partijaanhangers zich niet zouden onderscheiden
naar de mate van actiebereidheid en
de houding ten aanzien van de natuur
en de gebouwde omgeving, dan gaat
een grotere offerbereidheid zelfs vaker gepaard met het stemmen op een
partij van het rechter blok . Zodoende zou wel eens de aandacht voor het
milieu op korte termijn, bij de constatering van de problematiek, gunstig
kunnen zijn voor de linkse partijen,
maar op de langere termijn, bij de bestrijding en het vragen van financiele
offers, voordelen bieden aan de rechtse partijen.
J.J.G. Schmeets
De auteur is werkzaam bij het Centraal
Bureau voor de Statistiek, Hoofdafdeling
Sociaal-culturele statistieken. De in dit artikel weergegeven opvattingen zijn die
van de auteur en komen niet noodzakelijk overeen met het beleid van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
7. De partijkeuze wordt voor 14% verklaard door de vier milieuvormen, met de
gestandaardiseerde regressie-effecten: actiebereidheid (-,30), offerbereidheid
(,15), houding ten aanzien van gebouwde (-,05) en natuurlijke omgeving (-,16).
Tabel 2. Milieubesef naar partijkeuze: gemiddelden, vodr (kolom 1) en nd correctie voor acbtergrondkenmerken, religie en waardenorientaties (kolom 2)
Houding
Partijkeuze
Groen Links
PvdA
D66
CDA
natuur
(2)
(1)
WD
SGP/GPV/RPF
Totaal
778
5,59
5,23
5,14
4,79
4,78
4,75
5,01
5,41
5,11
5,12
Houding
gebouwen
(2)
(1)
Offerbereidheid
(2)
(1)
5,54
4,98
4,91
5, 13
4, 93
4, 91
4, 81
5, 42
5,03
5, 12
4, 93
4, 98
4, 81
5,30
4,96
5,11
4,96
5,01
5,01
5,01
5,03
4,84
5, 50
5, 03
4,92
5,20
5,02
5,09
5,01
5,06
Actiebereidheid
(2)
(1)
5,97
5,21
5,15
4,80
5,58
5,13
5,11
5,04
4,66
4,70
4,87
4,88
4,87
5,04
5,01
5,02