De vruchten en de boom
J.S. Cramer
Aan de vruchten kent men de
boom. Met lijkt wel eens of leuke onderzoekingen met sprekende resultaten zijn voorbehouden aan de
twee grote traditionele scholen van
de experimentele en niet-experimentele wetenschappen. In de
daartussen gelegen zompige methodologische moerassen van de
maatschappijwetenschappen, willen zij in ieder geval slecht gedijen.
Voor de verandering prikkel ik de afgunst van lezers met een onderzoekende geest deze keer niet met
anekdotes uit net laboratorium van
professor Sickbock, maar met een
voorbeeld uit de geschiedschrijving. Dit vak is zo weinig experimenteel dat zelfs gedachtenexperimenten er taboe zijn. Des te ingenieuzer zijn de methoden van reconstructie waarmee men de onbe- de negentiende eeuw. Vanouds is
schreven contouren van het verle- een normaal of groot postuur de
den oproept uit de sporen die het voornaamste eis van geschiktheid
voor de krijgsdienst. Er gaat een afheeft nagelaten.
Aan de vruchten kent men de schrikwekkende werking uit van
boom. Een bekend voorbeeld is het een parade met rijen precies even
onderzoek naar de stemming onder lange grenadiers, omdat het lijkt
de bevolking tijdens de bezetting, alsof het er meer zijn. Bovendien leafgelezen aan de geboortecijfers vert gelijke lengte een besparing op
van negen maanden later. Niet min- bij de vervaardiging van uniformen,
der treffend is het werk van De kazematten, en van jachtvliegtuiVries, die op de gedachte kwam dat gen met een schietstoel erin. Dit
uit bewaarde gegevens over de heeft een schat aan gegevens opstremming wegens ijsgang van de geleverd over de lichaamslengte,
trekschuit tussen Leiden en Haar- overigens een vrij lastig meetbare
lem valt af te leiden hoe streng de variabele, die afhankelijk is van de
winters in de zeventiende eeuw wa- tijd van de dag. Desondanks kon
ren. Opnieuw meet men de oorzaak Quetelet al in het begin van de neaan zijn gevolgen, maar deze om- gentiende eeuw uit de statistieken
wisseling roept veel meer statisti- afleiden hoeveel Franse recruten
sche problemen op dan de vorige. zich lieten afkeuren door op hetjuisDezelfde problemen duiken dan te ogenblik even in elkaar te duiken
weer op bij pogingen de gezond- of de rug te strekken.
In het Jaanboe/cgebruiken Brinkheid van de mens vast te stellen aan
de hand van zowel waarneembare man, Drukker en Slot de lengte van
oorzaken als van uiterlijke gevol- de lotellingen om het verloop van
gen, zoals Van de Ven in ons land het ree’le nationale inkomen per
hoofd gedurende de voorafgaande
heeft gedaan.
Van bevriende zijde ontving ik on- twintig jaren te schatten. Zo zou
langs een exemplaar van het Eco- men ook de afwisseling van groeinomised- en sociaal historisch jaar- zame en schrale jaren kunnen afleboekvoor 19881, waarin een nieuw zen van de dikte van boomstamen onverwacht gebruik wordt ge- men van bekende leeftijd, zelfs zonmaakt van gegevens over de li- der ze door te zagen om de jaarrinchaamslengte van recruten, in casu gen te bekijken. Het onderzoek is
van de Nederlandse lotelingen uit met kennelijk en aanstekelijk ple-
ESB 29-6-1988
zier verricht, het overtuigt door de
combinatie van fysiologische en
econometrische kennis, het verbluft
doorde fraaie uitkomsten, en het levert een interessant resultaat op in
de vorm van nieuwe ramingen van
het nationale inkomen per hoofd
voor de jaren 1845 -1900. Deze cijfers vertonen onverwacht sterke
jaarlijkse fluctuaties, bovenop een
duidelijke conjuncture^ schommeling rond de trendmatige groei. Van
1850 tot 1900 neemt het nationaal
inkomen per hoofd toe van circa
200 tot 350 guldens van 1900/10, of
met gemiddeld 1,1% per jaar, maar
er zijn perioden met groeivoeten
van 5% en meer, afgewisseld door
lange intervallen van stagnatie.
De schrijvers beloven ons nog
meer avonturen in het verdere verleden, en ik moet zeggen dat ik er
verlangend naar uitzie. Kritische
kanttekeningen laat ik achterwege,
omdat te veel lezers het Jaarboek
niet binnen handbereik hebben liggen. Als daar verandering in komt
doordat men mijn mening wantrouwt, zal ik er niet rouwig om zijn.
1. H.J. Brinkman, J.W. Drukker en B. Slot, Lichaamslengte en reeel inkomen, in: Economisch en sociaal-historisch jaarboek, deel
51, Nederlands Economisch Historisch Archief, Amsterdam, 1988, biz. 35-79.
607