De uitdaging van het
broeikaseffect
I
|
5
l
҉ۢ
Hetverbruikvanfossielebrandstoffen
heeft de atmosferische concentratie van
kooldioxyde deze eeuw sterk doen stijgen. Kooldioxyde veroorzaakt ongeveer
de helft van het ‘broeikaseffect’. Vanwege het mondiale en lange-termijnkarakter van dit effect moet men snel met
een antwoord hierop komen. Dit artikel
poogt, met behulp van een eenvoudige
scenarioanalyse, aan te geven wat de
consequenties zijn van beleidsvarianten,
waarin met mondiale milieunormen rekening wordt gehouden.
Milieubeperkingen_______
Het is thans 17 jaar geleden, dat het
alarmerende rapport The limits to
growth – a report for the Club of Home
project on the predicament of mankind
uitgebracht werd. In dit rapport doen
Dennis Meadows e.a. verslag van hun
bevindingen met een model, dat speciaal werd “…gebouwd om vijf belangrijke trends van wereldomvattend belang
te onderzoeken – versnelde industrialisatie, snelle bevolkingsgroei, wijdverspreide ondervoeding, uitputting van
niet-vervangbare hulpbronnen en verslechtering van het milieu” .
Hun conclusies waren de volgende:
– als de huidige groeitrends in de wereldbevolking, industrialisatie, vervuiling, voedselproduktie en uitputting van de natuurlijke hulpbronnen
onveranderd doorzetten, zullen de
grenzen aan de groei op deze planeet binnen de komende honderd
jaar bereikt worden. Het waarschijnlijkste resultaat zal een tamelijk plotselinge en ongecontroleerde afneming in zowel de bevolkingsgrootte
als de industriele capaciteit zijn;
– het is mogelijk deze groeitrends te
veranderen en een toestand op te
bouwen van ecologisch en economisch evenwicht die tot ver in de toekomst kan voortbestaan;
– als alle volken besluiten te streven
naar deze tweede uitkomst in plaats
van de eerste, zal de kans op succes
groterzijn naarmate zij des te eerder
beginnen .
Men kan zich afvragen welke groeitrends in energieverbruik en milieubelasting zich sinds het verschijnen van
dit rapport gerealiseerd hebben, welke
ESB 10-5-1989
trends de komende jaren te verwachten
zijn en welke consequenties dit heeft
voor het te voeren energiebeleid.
Van dit bedrag zou de overheid, om een
idee te geven, 20% of / 600 miljoen per
jaar beschikbaar kunnen stellen.
Groeitrends
De uitdaging van Brundtland
___
De groeitrends van het mondiale
energieverbruik zijn tussen 1972 en
1987 belangrijk minder sterk geweest het verbruik is in totaal 29% en per
hoofd zelfs 52% minder gegroeid – dan
door Meadows e.a. werd verwacht.
Toch is de COa-concentratie 67% meer
gestegen dan zij vreesden. Dit duidt op
een afnemend CO2-absorptievermogen van het mondiale ecosysteem. De
dreiging van het ‘broeikaseffect’ wordt
aldus steeds reeler.
Voor de komende 15 jaar kan bij ongewijzigd beleid ten minste een zelfde
stijging van het energieverbruik per
hoofd worden verwacht als in de periode 1972-1987. Immers, de groei van het
volume van de wereldproduktie zal, volgens vrijwel alle prognoses, sterker zijn
dan in de afgelopen periode het geval
was3. Bovendien vormt de huidige lage
olieprijs geen stimulans voor verdere
energiebesparing. Een ‘extrapolatiescenario’ – met in 2002 ten opzichte van
1972 ruim een verdubbeling van het
mondiaal verbruik – zou echter voor het
milieu uiterst schadelijk kunnen zijn.
Om aan te geven wat de consequenties kunnen zijn van deze milieudreiging, is voor de periode 1987-2002 een
‘normatief scenario’ opgesteld, dat het
niveau van 1987 als begrenzing van het
fossiele-brandstoffenverbruik
kiest .
Voorts is verondersteld dat net mondiale energieverbruik slechts mag stijgen
met de groei van duurzame energie; alleen de ontwikkelingslanden mogen de
stijging van hun verbruik per hoofd extrapoleren. Doorrekening van een dergelijk scenario leidt tot de conclusie dat
de ge’industrialiseerde landen hun
energieverbruik de komende 15 jaar
met 25%, of met bijna 2% per jaar, moeten terugbrengen.
Past men dit scenario toe op Nederland, dan blijktdateen verlaging van het
energieverbruik met 25% in 1987-2002
in totaal / 55 miljard aan energie-uitgaven zou besparen. Om deze besparing
te behalen moet echter in de komende
15 jaar / 3 miljard per jaar extra in energiebesparing gei’nvesteerd worden.
In 1987, 15 jaar na ‘De grenzen aan
de groei’, verscheen het rapport van de
Brundtland Commissie, Our common
future5. Dit behandelt Energie: keuzen
voor milieu en ontwikkeling, als een van
zes ‘gemeenschappelijke uitdagingen’.
Daarna volgde in 1988 een aantal relevante gebeurtenissen, te weten:
– de publikatie van Eduard Pestels
boek Voorbij de grenzen van de
groei, waarin hij ‘de grenzen aan de
groei’ bespreekt en re-evalueert. Het
belang van aardgas (methaan) als
energiedrager voor de toekomst banadrukt hij als volgt: “…bij de verbranding van methaan ontstaat slechts
lets meer dan de helft van de hoeveelheid CO2 die wordt gevormd bij
de verbranding van steenkool, uitgaande van calorische equivalenten
(…) Aardgas kan in de 21 e eeuwdus
een ‘brugfunctie’ gaan vervullen voor
de overgang van het fossiele naar
het niet-fossiele tijdperk”6. Als het
mondiale fossiele-energieverbruik in
1988 alleen door aardgas gedekt
was, hadden de CO2-emissies ruim
eenderde lager gelegen;
– de publikatie van het rapport van het
Comite J van de International Gas
Union. Dit bevat de resultaten van
een wereldwijde studie van het aanbod van en de vraag naar gas gedurende de periode 1986-2020. De
1. D. Meadows et al, Rapport van de Club
van Rome: De grenzen aan de groei, Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1973, biz. 23.
2. Idem, biz. 25-26.
3. G. van Benthem van den Bergh, L.J. Emmerij, J. van Ettinger, A. de Jong, J.M.M. Ritzen, P.M. Roschar en K.E. Vosskiihler, De
crisis te lijf, Spectrum, Utrecht, 1981, biz. 2030.
4. Zie verder J. van Ettinger, Sven-lezing,
Energie en milieu in een mondiaal perspectief; 1972-1987-2002, zie Gas, maart 1988
en Ontwikkeling & Veiligheid, december
1988.
5. World Commission on Environment and
Development, Our common future, Oxford
University Press, Oxford/New York, 1987.
6. E. Pestel, Voorbij de grenzen van de groei,
Meulenhoff Informatief, Amsterdam, 1988,
biz. 159.
457
conclusie luidt dat de gasreservebasis zich sinds 1985 aanzienlijk heeft label 1. Vermindering van mondiale
verbeterd. In het bijzonder zijn de be- CO2-emissies in 2005 door een verwezen winbare reserves toegeno- schuiving van kolen naar aardgas (in
men (+19%). Een vergelijking van de procenten)
bewezen reserves van gas met die
Aardgas
Kolen CC>2
van olie toont aan, dat de verhouding
2000/ groei/ groei/ afnem.
van gas- en oliereserves is verbeterd
1988 jaar jaar
in%
van 45% in 1970 tot 98% in 19867.
Aardgas is dus hard op weg binnen Toronto
234
+5,1 -11,7 -20
de fossiele brandstoffen de leidersrol Com.J -matig 140 +2,0 -1,8
-5,9
van aardolie over te nemen;
-snel 157
+2,7 -2,7
-8,5
– de wereldconferentie The changing max. haalbaar 174 +3,3 -3,8 -11
atmosphere: implications for global P. Odell -laag 189 +3,8 -5,0 -13,2
-hoog 210
+4,5 -7,2 -16,3
security’, die eind juni 1988 in Toronto
plaatsvond. Deze heeft onder meer
als doelstellingen opgeleverd een stabilisering van atmosferische CCte-concentraties en een vermindering van Van kolen op aardgas
CO2-emissies met ongeveer 20% van
Wat moet er worden gedaan om de
de 1988-niveaus tegen het jaar 20058;
– de extreme droogte in 1988, in de Toronto-doelstelling te halen? UitgaanMid-west, waardoor in de VS een vrij de van het hiervoor genoemde ‘normaalgemene vrees is ontstaan voor cri- tieve scenario’ – op zich onvoldoende
ses die het gevolg zouden kunnen om een mondiale opwarming te matizijn van klimaatveranderingen door gen – kan dit worden vertaald in de
het broeikaseffect. Mede gezien vraag hoeveel kolen er dan door aarddeze vrees hebben Robert T. Staf- gas vervangen zouden moeten worden
ford (Rep.) en Timothy E. Wirth om in 2005 een COa-vermindering van
(Dem.) beiden op 28 juli 1988 een 20% te bereiken. Hiertoe is het nodig
wetsontwerp ingediend in de senaat. om het kolenverbruik te verminderen tot
Deze stellen verschillende doch aan- 12% van het huidige niveau door het
vullende benaderingen voor ter ver- aardgasverbruik op te voeren tot 234%
mindering van de uitstoot van broei- hiervan.
kasgassen. Inzake COa poneert seComite J voorziet een toeneming van
nator Stafford dat het “…verstandig het mondiale aardgasaanbod in 2005
beleidisomhetstrevennaarminima- tot 140-157% van de vraag in 1988; zie
lisering van koolstofdioxyde-emis- label 1. Zo is slechts een vermindering
sies met alle mogelijke middelen, de van mondiale COa-emissies met 5,9voorkeur te geven boven het stellen 8,5% te bereiken; of minder dan de helft
van een arbitrair doel”9. Senator van de Toronto-doelstelling. Erzijn echWirth stelt het “…nationale doel om ter ook prognoses, die een grotere toeCO2-emissies met 20 procent in de neming van het mondiale aardgasaankomende 12 jaar te verminderen”10. bod in 2005 voorzien dan Comite J. Uit
recente prognoses van Peter Odell kan
Geen grote rol voor kernenergie
een toeneming met 189-210% worden
Bij de reductie van CO2 is voor kern- afgeleid12. In hetonderstaande ‘normaenergie – zelfs als men zou afzien van tieve scenario’ is als ‘maximaal haalde bekende problemen: opslag van nu- baar’ uitgaan van het gemiddelde van
cleair afval, dreiging van nucleair terro- de aardgastoenemingen van ‘Comite Jrisme, gevaar voor proliferatie van kern- snel’en ‘Peter Odell-laag’. Het aardgaswapentechnologie, kosten van buiten- verbruik zou dan tot 174% in 2005 kundienststelling van kerncentrales en risi- nen worden opgevoerd en dat van koco’s van rampen a la Tsjernobyl – geen len tot 52% worden verlaagd. Zo is een
grote rol weggelegd. Kernenergie wordt vermindering van CO2-emissies met
namelijk slechts gebruikt voor elektrici- rondweg 11%, iets meer dan de helft
teitsopwekking, die op zijn beurt een van de Toronto-doelstelling, te bereibeperkt deel (in Nederland 1/6, in de ken.
Sovjetunie 1/4 en in de VS 1/3) van het
totale energieverbruik uitmaakt. Voorts
vergt de bouw van nieuwe kerncentraGAEA-scenario
les 6-10 jaar, in de VS vaak nog meer.
Ook verdringt, volgens Donella Meadows, een energiebesparingsdollar zeHet volledig realiseren van de Toronvenmaal zoveel koolstof als een nucle- to-doelstelling voor 2005 vereist – naast
aire dollar11. Ten slotte heeft ook kern- de begrenzing van het verbruik van fosenergie op langere termijn het bezwaar siele brandstoffen en sterke opvoering
van alle door ons gebruikte energie, be- van het aardgasaanbod – het versnelhalve zonneenergie, namelijk dat deze len van het gebruik van alternatieve
verdwijnt als warmte die de tempera- bronnen en het voor 2005 aanvangen
tuur van de atmosfeer verhoogt.
met energiebesparing op mondiale
458
Tabel2. GAEA-scenario fossiele brandstoffen 1988-2050
CCte-emissies
in mln. ton koolstof
1988
Kolen
Olie
Aardgas
2005 2020 2035
2050
2.733
884
2.197 2.197 1.378
918 1.597 2.599 3.392 2.924
Totaal 5.848 4.678 3.977 3.392 2.924
GAEA-
doelst.(%) 100
80
68
58
50
schaal, dus ook in de ontwikkelingslanden. Het ontwerpen van een weldoordacht energie-milieuscenario, voorlopig betiteld als een ‘natural Gas + source Alternatives + energy Efficiency =
environmental
Action’,
of
een
‘G+A+E=A-scenario’, voor de periode
1988-2005 en daarna, is dus dringend
geboden13. Een eerste ruwe aanzet
hiertoe is in tabel 2 weergegeven. Aangenomen is, dat de CO2-emissies in
2050 met 50% verminderd moeten zijn.
Tabel 2 toont wat dit betekent voor het
fossiele-brandstoffenverbruik in de periode 1988-2050.
Om de mondiale CO2-emissies in
2050 met 50% te verminderen moet het
verbruik van kolen in 2012, in minder,
dan 25 jaar, beeindigd zijn en het verbruik van olie in 2035. Aardgas bereikt
zijn piek in 2035, doch het verbruik hiervan bedraagt in 2050 nog ruim driemaal
het niveau van 1988. Duidelijk is, dat
zelfs als dit scenario te ambitieus is, een
en ander spoedig belangrijke gevolgen
voor de wereldhandel in kolen en olie
zal moeten hebben.
Consequenties
De technische, economische en politieke aspecten van een GAEA-scenario vereisen gedegen studie. Ze zijn
voor Nederland, als de grootste aardgasleverancier in West-Europa, bij uitstek van belang.
7. Comite J van de International Gas Union,
World gas supply and demand, 1986-2020,
Parijs, 1988, biz. 3.
8. The changing atmosphere: implications
for global security, Conference Statement,
Environment Canada, Toronto, 1988, biz. 5.
9. Global Environmental Protection Act of
1988, S. 2666, Congressional record, vol.
134, 28 juli 1988, biz. 22.
10. Energy Policy Act of 1988, S. 2667, Congressional record, vol. 134, 28 juli 1988.
11. D.H. Meadows, The greenhouse down to
earth, Los Angeles Times, 31 juli 1988.
12. PR. Odell, Long-term energy/oil forecasting exercise 1988-2010, preliminary output,
EURICES, Rotterdam, 1988, ongepubli-
ceerd.
13. Gaea is, in de Griekse mythologie, de
aarde verpersoonlijkt als godin of Moeder
Aarde.
Wat betreft de economische aspecten moet aandacht geschonken worden
aan samenhangende vragen als:
– hoe zal of kan de bereidheid van bedrijven en particulieren om hun energie-efficiency verder te verbeteren
worden beihvloed door toekomstige
energieprijsniveaus;
– hoe zal de toekomstige vraag naar
energie zich ontwikkelen in de industrielanden enerzijds en de ontwikkelingslanden anderzijds? In de industrielanden zal de relatieve toeneming
van de minder energie-intensieve
dienstensector zich voortzetten. In
de ontwikkelingslanden kan industrialisatie tot stand gebracht worden
met meer energie-efficientie dan in
de industrielanden het geval was.
De politieke aspecten van bovengenoemd scenario zijn daarbij van een bijzondere betekenis. Van de mondiale
aardgasreserves bevindt zich namelijk
52% in Oost-Europa, vooral in de Sovjetunie14. De geopolitieke aandacht,
voor zover ingegeven door energiebelangen, moet zich dus verplaatsten van
de woelige Perzische Golf naar het onherbergzame Siberie. Interessant in dit
verband is de uitspraak van Shevardnadze op 27 September 1988 in de Algemene Vergadering van de VN: “Met
de dreiging van een milieuramp onder
ogen wijken de scheidslijnen van de bipolaire ideologische wereld. De biosfeer erkent geen verdeling in blokken,
allianties of systemen. Alien delen hetzelfde klimatologische systeem en niemand is in de gelegenheid zijn eigen geisoleerde en onafhankelijke milieuverdedigingslinie te bouwen”. In de komende decennia zal de mensheid de
fundamenten voor een uit energie- en
milieuoogpunt duurzamere samenleving moeten leggen. We hebben de
aarde immers niet gee’rfd van orize ouders maar geleend van onze kinderen!
Jan van Ettinger
Zelfstandig adviseur.
14. Comite J, op. cit., biz. 24.