De privileges van de banken
P. de Grauwe
Sinds de Grote Depressie werd in de
meeste gemdustrialiseerde landen
een beschermingsgordel rond de banken opgericht. Met doel was een herhaling van de grote bankcrises, met
hun ellendige nasleep, te voorkomen.
Men kan nu zonder enige twijfel stellen
dat deze bescherming, tot nog toe, een
groot succes is geweest. In de naoorlogse periode is in de meeste Europese landen het aantal bankfaillissementen beperkt gebleven, en waar
ze voorkwamen werden de dominoeffecten die zo kenmerkend waren
voor de bankcrises van de jaren dertig
vermeden. Dit is hoogst merkwaardig,
aangezien vooral sinds de jaren zeventig het aantal faillissementen in de
meeste andere sectoren van de economic op onrustbarende wijze toenam.
De instrumenden van dit succes zijn
bekend. De monetaire autoriteiten van
de meeste gemdustrialiseerde landen blijft. Een dergelijk beleid kan best wornamen de verantwoordelijkheid van den gevoerd zonder dat de centrale
‘lender of last resort’ op zich, en ver- bank verplicht is banken die een roekeleenden expliciet, of impliciet een ze- loos beleid hebben gevoerd van het
kere garantie op spaartegoeden en de- faillissement te redden. De functie van
posito’s banken. Deze instrumenten,
‘lender of last resort’ van de centrale
die trouwens weinig hoefden te worden bank is nu problematisch geworden,
gebruikt, blekan buitengewoon suc- omdat de individuele banken menen
cesvol in het garanderen van een meer dat de centrale banken hun te hulp zulstabiele banksector in de meeste len schieten als de nood aan de man
komt. Een dergelijk geloof stimuleert
landen.
Er gaan nu meer en meer stemmen roekeloos gedrag.
In de naoorlogse periode hebben
op die erop wijzen dat deze overheidsgaranties ertoe geleid hebben dat de vele Europese landen nog bijkomende
banken al te roekeloos zijn geworden beschermingsgordels opgericht. Belin hun kredietpolitiek, overtuigd als ze gie is hierin zeer ver gegaan. Vele bezijn dat hun toch niets kan overkomen. schermingsmaatregelen zijn in feite
Deze kritiek is voor een deel terecht. privileges geworden die weinig of niets
Dit ‘moral hazard’-probleem is in feite te maken hebben met de stabilisatie
ontstaan doordat de monetaire overhe- van de financiele sector en die alleen
den hun functie van ‘lender of last re- ten goede komen aan de banken. Zo
sort’ hebben gemterpreteerd als een zorgen kartelafspraken die door de
micro-economische opdracht, en voor- overheid gesteund worden er bij vooral als een verantwoordelijkheid voor beeld voor dat de kleine spaarder een
laag rendement krijgt op zijn spaarcenoverleving van elke individuele bank.
Deze interpretatie, die de bankiers ten. De meest frappante privileges die
ook onderschrijven, gaat eigenlijk te de banken genieten, liggen echter op
ver. De verantwoordelijkheid die de het fiscale vlak.
De Belgische banken ontsnappen
monetaire autoriteiten dragen in het
kader van hun ‘lender of last resort’- op een volledig wettige manier aan een
functie is een macro-economische. Ze groot deel van de winstbelasting. De
bestaat erin dat de centrale bank moet techniek die hierbij wordt gebruikt is
zorgen voor een stabiele ontwikkeling verbazend, en lijkt uit het brein van een
van de voorraad liquiditeiten in de eco Italiaanse financiele goochelaar te zijn
nomie. Wanneer spaarders in paniek ontsproten. Wanneer Belgische banhun geld van de bank gaan halen.dan ken interestinkomen verdienen op hun
leidt de dating van de kasreserves van buitenlandse leningen, kunnen ze
de banken tot een multiplicatief nega- doen alsof ze hierop belastingen hebtief effect op de deposito’s, met het ge- ben betaald, zelfs al hebben ze geen
volg dat de geldhoeveelheid drastisch cent betaald aan een buitenlandse
daalt. Dit laatste moet en kan worden schatkist. Deze fictieve belasting (die
vermeden door de gepaste macro-eco- 25% bedraagt van het interestinkonomische maatregelen die ervoor zor- men) krijgen ze dan terugbetaald door
gen dat de geldhoeveelheid op peil de Belgische schatkist in de vorm van
ESB 21-5-1986
een belastingkrediet. Het zal niet verwonderen dat buitenlandse leningen
erg populairzijn geworden in bankkringen. Deze techniek laat het immers toe
dat de grote Belgische banken nu nog
amper 20% belasting betalen op hun
winst, terwijl de doorsnee Belgische
onderneming 45% moet betalen.
Er zijn heel wat economische argumenten om de belasting op winst te
verminderen. Gekoppeld aan een
drastische vermindering van de subsisdies aan de bedrijven (die in Belgie
tweemaal hoger zijn dan de opbrengst
van de vennootschapsbelasting), zou
een dergelijke politiek nieuwe dynamiek in het bedrijfsleven kunnen blazen. Wat we hier echter hebben is een
discriminerende belastingvermindering. En er is geen enkel economisch
argument om aan de banken een geprivilegierd fiscaal statuut te geven, en
toe te laten dat ze de helft van de belastingen betalen die een normale Belgische onderneming moet neertellen.
Dat de overheid als taak heeft de stabiliteit van het banksysteem te garanderen, kan moeilijk betwist worden.
Wel dat deze opdracht als alibi wordt
gebruikt om buitensporige gunsten toe
te staan aan het bankwezen.
499