De positieve effecten van een
gedeeltelijk basisinkomen
JJ. Graafland*
M
et een basisinkomen wordt de sociale zekerheid een stuk eenvoudiger, en bet
voorkomt dat mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt in de armoedeval
terecht komen. De kosten zijn echter hoog. Uit een kwantitatieve analyse met bet
MJMIC-model blijkt dat een volledig basisinkomen niet aantrekkelijk is: behoud van
koopkracht voor niet-actieven gaat gepaard met zodanig hoge belastingen dat de
werkgelegenheid sterk daalt. Bij een gedeeltelijk basisinkomen van f 450per maand
met aanvullende uitkeringen voor bepaalde categorieen niet-actieven neemt de
werkgelegenheid echter wel toe.
Het basisinkomen is volop in discussie. Niet alleen
bij de minister van Economische Zaken en de minister van Financien, maar ook bij de vakbeweging en
de politieke partijen bestaat belangstelling voor dit
middel om de problemen van de welvaartsstaat aan
te pakken. Dit wordt ingegeven door de verschillende voordelen van een basisinkomen. In de eerste
plaats wordt de armoedeval aan de onderkant van de
arbeidsmarkt weggenomen. Terwijl een werkloosheidsuitkering een drempel vormt voor een baan in
de formele economic, is het basisinkomen, omdat bijverdiensten niet langer op de uitkering gekort worden, juist een middel om banen te creeren die weinig
produktiviteit vereisen. Dit zou met name de werkloosheid van laaggeschoolden kunnen verlagen. Een
tweede voordeel is dat de vrije tijd aanzienlijk toeneemt: door het inkomenseffect van het basisinkomen kunnen veel mensen het zich nu veroorloven
om korter te gaan werken en te genieten van vrije
tijd of zich te wijden aan andere maatschappelijke
activiteiten. Een derde voordeel van een basisinkomen is dat de uitvoeringskosten van de sociale zekerheid verminderd worden, omdat er geen kans op
uitkeringsfraude bestaat.
Ondanks deze indrukwekkende voordelen zijn er
ook belangrijke nadelen verbonden aan het basisinkomen1. Een eerste bezwaar is dat de overheid, door
iedereen evenveel te geven, veel mensen die geen
basisinkomen nodig hebben overheidsgeld in handen drukt, terwijl mensen die het wel nodig hebben
te weinig krijgen. De maatregel is daardoor zowel onnodig duur als ook erg ineffectief in het ledigen van
sociale nood. Een tweede nadeel van een basisinkomen is dat het de prikkel voor jongeren om zich te
scholen kan verzwakken, omdat het basisinkomen
gefinancierd moet worden door een hogere belastingdruk. Een bijkomend nadeel van de hoge belastingdruk is dat de aantrekkelijkheid van belastingontdui-
ESB 23-8-1995
king toeneemt. Een dergelijk gevaar zou wel eens
groter kunnen zijn dan de uitkeringsfraude die nu
bestaat.
Te zamen vormen deze argumenten tegen een
basisinkomen reden genoeg om uiterst voorzichtig
te zijn. Het probleem is dat het basisinkomen geen
enkele uitzondering duldt. Indien bepaalde groepen
toch weer worden uitgesloten of de consequenties
daarvoor worden verzacht door aanvullende maatregelen, worden niet alleen de nadelen kleiner maar
ook de voordelen, met name de besparing op de
uitvoeringskosten en het voorkomen van de armoedeval.
Drie vormen van basisinkomen
In dit artikel worden verschillende vormen van het
basisinkomen aan een nadere analyse onderworpen
met behulp van het toegepaste algemeen evenwichtsmodel van het CPB, MIMIC genaamd. Er worden drie
varianten onderzocht. De eerste variant betreft een
geindividualiseerd basisinkomen van/ 900,- per
maand, waarbij de RWW/WW en WAO/AAW afgeschaft worden. De tweede variant die in dit artikel
wordt onderzocht is een hoog basisinkomen van
/ 1350,- per maand. Dit is een variant die door sommigen wordt voorgesteld om het nadeel van te sterke
negatieve inkomensconsequenties voor uitkeringsgerechtigden te ondervangen. De derde variant die
wordt onderzocht, is een laag basisinkomen van
/ 450,- per maand, waarbij te sterke negatieve inkomenseffecten voor uitkeringsgerechtigden worden
voorkomen door de WAO/AAW en de WW/RWWregelingen niet volledig af te schaffen maar op een
* De auteur is werkzaam bij het Centraal Planbureau.
1. Zie A.L. Bovenberg en F. van der Ploeg, Het basisinkomen is een utopie, ESB, 1 februari 1995, biz. 100-104.
lager niveau te handhaven. Dit staat bekend als een
partieel basisinkomen en lijkt per saldo de meest
gunstige effecten op te leveren.
WAO-uitkering worden 50% in plaats van 70% van
het laatst verdiende loon. Omdat het inkomensverlies
grotendeels wordt gecompenseerd door het basisinkomen is geen herverzekering verondersteld. Ten
Veronderstellingen
einde de koopkracht van bejaarden in lijn te houden
met die van de gemiddelde werknemer wordt het
Bij de eerste variant wordt uitgegaan van een geindividualiseerd basisinkomen van/ 900,- per maand
(ongeveer 50% van het minimumloon). Alle werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen worden
afgeschaft. Op grond van recente ervaringen met de
vermindering van de WAO-uitkering is verondersteld
dat het verlies aan WAO/AAW-uitkering met 75%
herverzekerd wordt. Het verlies aan WW-uitkering is
niet of nauwelijks herverzkerbaar, uitgegaan is van
een herverzekering van slechts 10%. Verder wordt
het minimumloon verlaagd met 50%. Deze verlaging
is mogelijk doordat een werknemer naast zijn arbeidsinkomen ook het basisinkomen ontvangt. Een werknemer met het verlaagde minimumloon heeft dus
even veel inkomen als bij het huidige minimumloon.
Ter financiering van het basisinkomen wordt een
AOW-uitkeringspercentage in deze variant met 10%
punten verhoogd.
Ter financiering van het partieel basisinkomen
wordt het tarief van de eerste schijf verhoogd van
38% naar 43%. Het tweede schijftarief blijft 50% en
het derde schijftarief wordt verlaagd van 60% naar
55%. Het tarief van de eerste schijf wordt verhoogd
omdat de laagste inkomensgroepen verhoudingsgewijs het meeste profiteren van de combinatie van
een basisinkomen en afschaffing van de belastingvrije som. Om dezelfde reden wordt het tarief van
de derde schijf van het IB-tarief verlaagd van 60%
naar 55%. Bij een dergelijke tariefstelling heeft de
maatregel minder gevolgen voor de inkomensverde-
ling dan bij een uniform belastingtarief zoals bij de
uniform inkomstenbelastingtarief van 58% geheven
eerste twee varianten. De belastingvrije-som wordt
in plaats van het huidige getrapt IB-stelsel. Tevens
afgeschaft. Verondersteld wordt dat de besparing aan
wordt de belastingvrije som afgeschaft. Verder wordt
verondersteld dat een deel van de financiering gerealiseerd kan worden door een besparing op de overheidsuitgaven van zes miljard gulden, als gevolg van
een vermindering van de administratiekosten bij de
sociale zekerheidsfondsen en de overheid. De bezuiniging op overheidsuitgaven betreft voor vijf miljard
administratieve kosten de helft bedraagt van die bij
een vermindering van het aantal ambtenaren en semiambtenaren en voor een miljard een vermindering
Tabel 1 geeft de macro-economische effecten van
van de materiele overheidsuitgaven.
Deze variant sluit nauw aan bij eerdere berekeningen van het CPB2. Een nieuw element is dat de AOWuitkering onveranderd wordt gelaten. Hierdoor gaan
de bejaarden er niet in koopkracht op achteruit ten
opzichte van de gemiddelde werknemer. Bij de eerdere berekeningen werd ook een korting op de
AOW verondersteld waardoor de koopkracht van
bejaarden met 12% daalde. Hierdoor ontstond een
te positief beeld van de macro-economische effectiviteit van een basisinkomen.
De tweede variant die onderzocht wordt is op
identieke wijze vorm gegeven als de eerste variant.
Alleen wordt de hoogte van het basisinkomen nu op
/ 1350,- per maand gesteld. Het verlies aan WW- en
WAO uitkering wordt wederom verondersteld voor
10% respectievelijk 75% herverzekerd te worden.
Omdat de bejaarden bij een hoger basisinkomen
meer profiteren dan de gemiddelde werknemer is
nu wel enige korting op de AOW verondersteld (van
20%). De financiering loopt parallel met die in de
eerste variant, met dit verschil dat voor een budget-
neutrale financiering nu een uniform IB-tarief van
73% in plaats van 58% nodig is.
De derde variant die onder de loep genomen
•wordt is een partieel basisinkomen met de volgende
kenmerken. In plaats van een basisinkomen van
/ 900 per maand wordt een basisinkomen van / 450
per maand toegekend. De RWW-uitkering wordt niet
volledig afgeschaft maar met 40% gereduceerd. De
inkomenstoets blijft daarbij bestaan. Ook het minimumloon wordt met 40% verminderd. De WW- en
een volledig basisinkomen, dus drie miljard gulden
in plaats van zes miljard. De reden voor deze besparing is dat het aantal uitkeringsgerechtigden endogeen sterk afneemt.
Effecten van een basisinkomen van f 900
deze drie vormen van basisinkomen. De resultaten
van de eerste variant, zoals weergegeven in de eerste
kolom van tabel 1, blijken minder gunstig te zijn dan
de resultaten van de eerdere CPB-berekeningen. De
reden is gelegen in het feit dat de AOW-uitkering nu
op peil blijft. Hierdoor is de collectieve druk hoger,
hetgeen negatief uitwerkt op het arbeidsaanbod dat
al sterk daalt vanwege het basisinkomen. De sterke
terugval in arbeidsaanbod leidt tot een stijging van
het loon waardoor de concurrentiepositie verslechtert. Bijgevolg zien we een sterk produktie- en werkgelegenheidsverlies optreden. Ook de koopkracht-
effecten zijn ongunstig, zodat de particuliere
consumptie een lichte daling laat zien.
De resultaten van deze variant weerspiegelen
zowel de voordelen als de nadelen van een basisinkomen. Voordelen zijn de sterke daling van de werk-
loosheid, vooral bij laaggeschoolden, en een toename van vrije tijd. Het belangrijkste nadeel is dat de
uitkeringsgerechtigden, met name de alleenstaanden,
een bijzonder groot koopkrachtverlies lijden. Een
ander nadeet is dat een hoge marginale belastingen premiedruk resulteert. Inclusief de druk van werk-
nemersverzekeringen bedraagt de marginale belasting- en premiedruk gemiddeld 68%, hetgeen een
stijging van 8% punten impliceert. Dit betekent dat er
2. Zie N.E.M. de Jager, J.J. Graafland en G.M.M. Gelauff, A
negative income tax in a mini welfare state: a simulation
with MIMIC, Onderzoeksmemorandum 112, CPB, Den
Haag, 1994 en N.E.M. de Jager, Het basisinkomen: de
utopie gekwantificeerd, ESB, 4 mei 1994, biz. 416-419.
een reele kans op belastingfraude en vermindering
van investeringen in human capital bestaat.
Tabel 1. Simulatieresultaten drie soorten basisinkomen3
Effecten van een basisinkomen van f 1350
Deze nadelen worden nog aanzienlijk versterkt in-
dien het basisinkomen op/ 1350,- per maand wordt
gesteld (kolom 2 in tabel 1). Weliswaar leidt een dergelijk hoog basisinkomen ertoe dat de koopkrachtef-
fecten voor de uitkeringsgerechtigden minder negatief zijn. Maar de prijs voor dit voordeel is erg hoog.
Vanwege het hogere basisinkomen is een belastingtarief van 73% nodig om dit te financiered Hiervoor
wordt de marginale druk zeer hoog. Inclusief de premiedruk van de werknemersverzekeringen bedraagt
deze nu 82,5%. Dit doet de prikkel tot het aanbieden
van arbeid verder afnemen met als gevolg een forse
stijging van de loonvoet. De consequenties voor de
uitvoer, produktie en werkgelegenheid zijn aanzienlijk. Ook leidt het hogere basisinkomen ertoe dat de
maatregel minder effectief wordt in termen van werk-
loosheidsbestrijding. De reden is dat de stijging van
de marginale druk ook het verschil tussen het netto
basisinkomen en het looninkomen doet afnemen.
Hierdoor daalt de replacement ratio minder sterk
en is de daling van de lonen uit dien hoofde minder
groot. Hierdoor is het niet mogelijk om volledige
werkgelegenheid te realiseren. Ook is de kans groot
dat een dergelijk hoog marginaal tarief belastingontduiking zal stimuleren met als mogelijke consequen-
tie dat de overheid onvoldoende middelen zal
kunnen verwerven om het hoge basisinkomen te
financieren. Daarnaast zal ook de bereidheid tot
scholingsinspanningen bij een dergelijk hoog marginaal tarief waarschijnlijk afnemen.
Effecten van een partieel basisinkomen
Tabel 2 laat op een gestileerde manier zien hoe een
partieel basisinkomen op micro-economisch niveau
uitwerkt voor een werknemer met’een minimumloon
en een RWW-gerechtigde. In het huidige stelsel
houdt een werknemer met een bruto minimumloon
van/ 2600 per maand ongeveer/ 1850 netto over. In
het stelsel met een partieel basisinkomen is dit
/ 1270, vanwege het hogere belastingtarief en de af-
schaffing van de belastingvrije som. Daar komt echter bij dat de alleenverdiener een dubbel basisinkomen ontvangt (voor hemzelf en voor zijn partner).
Per saldo gaat hij er daarom fors op vooruit. Het inko-
men van de RWW-gerechtigde kostwinner gaat er
echter per saldo op achteruit, omdat het basisinkomen onvoldoende is om de daling van de RWW-uitkering te compenseren. Bij een partieel basisinko-
men wordt het verschil tussen het netto looninkomen
van een werkende en netto RWW-inkomen aan de
onderkant van de arbeidsmarkt beduidend groter. De
replacement ratio daalt van 97,3% naar 75%. Bij de al-
leenstaande daalt de replacement ratio van 78,1%
naar 58,7%.
In de derde kolom van tabel 1 staan de macroeconomische effecten van deze variant. Een partieel
basisinkomen blijkt evenals de eerste basisinkomenvariant tot een sterke reductie van de werkloosheid
onder laaggeschoolden te leiden. De reden voor de
sterke daling van de werkloosheid is gelegen in het
ESB 23-8-1995
feit dat met een basisinkomen van/ 450,- al een sterke daling van de replacement ratio plaatsvindt, zoals
hierboven geillustreerd werd. Dit maakt het mogelijk
dat banen die in het huidige systeem onrendabel zijn
omdat de beloning ervan beduidend onder het uitkeringsniveau ligt, nu wel potentieel interessant zijn. Bij
voorbeeld, een baan die maandelijks netto/ 1550,(bruto/ 2000) oplevert, is in het huidige systeem niet
interessant voor een alleenverdiener, omdat zijn
RWW-uitkering netto/ 1800,- bedraagt. In het systeem met het partieel basisinkomen wel, omdat zo’n
baan dan met een netto inkomen van/ 940,- 3 nog altijd/ 210,- meer oplevert dan de netto RWW-uitke3. Vanwege de afschaffing van de belastingvrije som en de
stijging van de werknemersdruk naar 53% is het netto inkomen van een baan met een bruto inkomen van/ 2000,- nu
/ 940,- per maand (in plaats van/ 1550,- per maand).
Tabel 2. Micro-economiscbe inkomenseffecten van een partteel basisinkomen
Hierdoor blijft de prikkel om zich te scholen volop aanwezig en hoeft geen vlucht naar de informele economic te worden gevreesd. In tegenstelling tot de eerste variant neemt de werkgelegenheid van hooggeschoolden niet af, zodat de
vrees van Bovenberg en Van der Ploeg dat Nederland naar een kennisextensieve maatschappij af-
glijdt bij deze vormgeving niet bewaarheid zal
worden5.
Een nadeel van een partieel basisinkomen is
dat de charme van de eenvoud van een volledig
basisinkomenstelsel, zoals berekend in de eerste
twee varianten, verloren gaat. Om deze reden is
ook verondersteld dat de besparing in uitvoe-
ringskosten veel lager zal zijn dan bij een voiledig basisinkomenstelsel.
ring van/ 730,-. Omdat ook het minimumloon met
40% daalt, betekent dit dat een partieel basisinkomen
zowel vanuit de vraag als vanuit het aanbod veel
meer ruimte biedt om laagbetaalde banen te creeren.
De nadelen van een basisinkomen worden bij
een partieel basisinkomen sterk verminderd. In de
eerste plaats betekent de halvering van het basisinkomen dat er minder geld vloeit naar hogere inkomensgroepen. Dit wordt nog eens versterkt doordat het
progressieve belastingstelsel deels in stand gehouden
wordt. Als gevolg hiervan is de daling van het arbeidsaanbod veel minder groot, waardoor er in
Slot
In dit artikel wordt onderzocht hoe een basisinkomen van/ 900,- per maand uitwerkt indien de koop-
kracht van bejaarden op peil gehouden wordt. Een
basisinkomen blijkt dan minder gunstige effecten te
genereren dan berekend in eerdere publikaties van
het CPB. Nadelige effecten van het basisinkomen, zo-
als een daling van het arbeidsaanbod en een stijging
plaats van een loonstijging per saldo loonmatiging
plaatsvindt. Hierdoor treedt er veel minder produktie-
van de marginale belasting- en premiedruk, treden
dan pregnanter op. Dergelijke problemen worden
nog veel sterker bij een basisinkomen van/ 1350,per maand.
uitval op bij de exporterende bedrijven en kan de
werkgelegenheid groeien.
Als alternatief zijn de effecten onderzocht van
een partieel basisinkomen, waarbij de bestaande
Een tweede voordeel van een partieel basisinko-
men is dat de bestaande uitkeringsregelingen minder
drastisch gewijzigd worden. De inkomensconsequenties voor werklozen met een WW-uitkering zijn dan
ook aanzienlijk minder negatief dan bij een volledig
basisinkomen. Hetzelfde geldt voor alleenstaanden
met een RWW-uitkering of WAO-uitkering. De enige
uitzondering betreft de groep alleenverdieners met
een RWW-uitkering. Bij een volledig basisinkomen,
zoals berekend in de eerste variant, kan het koopkrachtverlies van de kostwinner worden opgevangen
door een toename van het arbeidsaanbod van de
partner, omdat voor het basisinkomen geen inkomenstoets meer geldt. Bij een partieel basisinkomen
in combinatie met een niet-geindividualiseerde RWWuitkering bestaat deze mogelijkheid echter niet. Een
dergelijk nadeel zou opgeheven kunnen worden
door een partieel basisinkomen te combineren met
een geindividualiseerd RWW-stelsel. Individualisering
van de RWW-uitkering heeft echter weer als nadeel
werkloosheidsuitkeringen niet worden afgeschaft
maar wel sterk gereduceerd. Het doel van het basisinkomen, werkloosheidsbestrijding onder laaggeschool-
den, kan nu ook worden gerealiseerd. De reden is
dat ook bij een partieel basisinkomen een forse daling van het minimumloon en werkloosheidsuitkeringen mogelijk is, waardoor een groot deel van de laaggeschoolden in aanmerking komt voor een baan. Het
voordeel van een partieel basisinkomen is dat niet
onnodig veel extra inkomensoverdrachten vloeien
naar mensen die het niet strikt nodig hebben. Als gevolg hiervan treedt een veel geringere daling van het
arbeidsaanbod op. Een ander voordeel is dat de maatregel de koopkracht van grote groepen uitkeringsgerechtigden minder aantast. Een derde voordeel is dat
met deze beperktere opzet van het basisinkomen
minder geld gemoeid is en geen stijging van de marginale belasting- en premiedruk optreedt. Hierom zul-
len mogelijke gevaren van een volledig basisinkomen, zoals belastingvlucht en vermindering van
dat er dan een grotere kans op oneigenlijk gebruik
scholingsinspanningen, niet optreden. In vergelijking
ontstaat, omdat het aantal potentiele uitkeringsgerechtigden toeneemt. Uit eerder onderzoek is geble-
met een volledig basisinkomen neemt wel de eenvoud van het stelsel af en is daarom de besparing op
ken dat indien meer dan een op de acht partners een
uitvoeringskosten minder groot.
gei’ndividualiseerde RWW-uitkering zou ontvangen
zonder zich effectief op de arbeidsmarkt aan te willen bieden de macro-economische gevolgen van individualisering van de RWW-uitkering per saldo negatief zijn .
Een derde voordeel van een partieel basisinko-
men is dat de marginale druk nauwelijks toeneemt.
J.J. Graafland
4. Zie hoofdstuk 11 in G.M.M. Gelauff en J.J. Graafland, Modelling Welfare State Reform, North Holland, Amsterdam,
1994. 5. A.L. Bovenberg en F. van der Ploeg, 1995, op.cit.