Ga direct naar de content

Meten met twee maten

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 2 1995

Meten met
twee maten

Onlangs heeft hel Amerikaanse Department of Commerce aangekondigd eind 1995 te zullen overstappen
op een andere methode ter berekening van het reele bbp. Een belangrijke aanleiding voor dit besluit is het
feit dat de huidige methode de laatste
jaren in toenemende mate een geflatteerd beeld geeft van de reele groei,
doordat bij de berekening van het
bbp een veel te zwaar gewicht wordt
toegekend aan de snel groeiende
computersector. De huidige sectorgewichten zijn immers gebaseerd op de
nominale bijdrage van elke produkliesector aan het bbp in het basisjaar
1987. Ter berekening van de reele
bbp-groei na 1987 worden de reele
groeipercentages van elke sector gewogen met het bijbehorende nominale sectorgewicht van 1987. Zodoende
wordt de inderdaad snelle reele groei
van de computersector sinds 1987
nog eens extra aangedikt, want gewogen met een gewicht dat in hoge

mate bepaald is door de hoge computerprijzen van 1987.
Door elke vijf jaar een nieuw basisjaar te nemen wordt getracht om dit
soort fouten enigszins te beperken,
maar dat heeft weer het nadeel dat
elke vijf jaar de economische geschiedenis herschreven dient te worden.
Die gang van zaken levert ongetwijfeld veel broodnodige werkgelegenheid op voor economen, maar is
waarschijnlijk niet erg bevorderlijk
voor het toch al wankele vertrouwen
in de ‘dismal science’.

Ketting-index versus vaste
gewichten
Hoe belangrijk de keuze van een
basisjaar is bij de berekening van de
sectorgewichten en van de groei, kan
eenvoudig worden geillustreerd aan
de hand van een economie waarin ‘
het bbp slechts uit twee produkten
bestaat, namelijk brood en broeken.
In jaar 1 worden 100 broden geproduceerd en verkocht a $ 0,50 en 10
broeken a $ 2,00. Om het bbp te
berekenen moeten we de eenheden
produkt wegen met de relatieve
prijzen. Het bbp is in dit geval 100 x
$0,50 + 10 x $2,00 = $70,00.
Hoeveelheden en prijzen varieren
echter in de tijd. In jaar 2 verdubbelt
de prijs van brood, tot $ 2,00 per
brood en daalt de vraag met 10% tot
90 broden. Tezelfdertijd halveert de
prijs van een broek tot $1,00 terwijl
de broekenproduktie verdrievoudigt
tot 30 stuks. De relatieve prijs van

Tabel 1. Reele bbp-groei in een zeer kleine economie

Vaste ewichten.prijzen jaar 2 ,’,”,
:

;

; ; , : , , ; , : -fcf$$ft

, . . , , h^eveel*;;, j j

jaarl
jaar2
%verandering

;

; lOO;
;9& ^
-10%

broeken — de groeisector in deze economie – is dus gedaald van het equivalent van vier broden in jaar 1 tot
slechts een brood in jaar 2. Volgens
de huidige bbp-methode zoals die nu
in de VS wordt toegepast, fungeren
de prijzen van een vast basisjaar
(momenteel 1987) als gewicht voor
de produktie van alle volgende jaren.
Als jaar 1 in ons voorbeeld het basisjaar is, dan is het bbp in elk volgend
jaar dus gelijk aan de som van de
produktie van beide sectoren, maal
de desbetreffende prijzen in jaar 1
(zie label 1, bovenste helft).
Het reele bbp in jaar 1 is $ 70 en
stijgt in jaar 2, uitgedrukt in constante
prijzen van jaar 1, tot $ 105. Op deze
wijze, dus volgens de huidige methode, bedroeg de groei 50%. Het probleem met deze vaste gewichten is
dat de bbp-groei gevoelig is voor de
keuze van het basisjaar. Stel bij voorbeeld dat we jaar 2 hadden gekozen
als basisjaar in plaats van jaar 1 (zie
label 1, onderste helft). Het bbp van
jaar 1, in constante prijzen van jaar 2,
bedraagl nu $ 110 en slijgl lol $ 120
in jaar 2. In dil geval koml de groei
uil op slechls 9,1%, aanzienlijk lager
dan bovengenoemde groei van 50%.
In beide gevallen waren zowel
de volumegroei als
de reele waardeverandering van
beide produkten
afzonderlijk hetzelfde. Toch was
de reele bbp-goei
in het ene geval
veel hoger dan in
hel andere. Hei
verschil is derhalve niet gelegen in
de samenstellende
delen van hel bbp
maar in de wijze
waarop we die delen bij elkaar optellen. In dit geval,
door van basisjaar
te veranderen en
in plaats van de

van het reele bbp
sinds 1987 volgens de
nieuwe methode zou
uitkomen op 16,1%
tegen 17,7% volgens
de oude methode. Op
het eerste gezicht geen
opzienbarend verschil,
dat echter grotendeels
ontstond in 1993 en
1994 toen de oude
methode per jaar ruim
0,5% meer groei opleverde dan de nieuwe
methode. Minder groei
sinds 1992 betekent
ook minder produktiviteitsstijging.
Met andere woorden, zal het veelbesproken produktiviteitswonder van
de jaren negentig wellicht een statistische illusie blijken te zijn? Dat wonder bestaat vooral uit het feit dat in
de huidige, relatief trage, expansie de
produktiviteit steeg met gemiddeld
2% per jaar, aanzienlijk sneller dan
in de overeenkomstige vorige drie
expansieperiodes (zie figuur 1).
Volgens de nieuwe methode zou er
niet veel overblijven van dit wonder:
een produktiviteits-groei van slechts
1,4 % per jaar in de huidige expansie
versus 1,3 % gemiddeld in de vorige
drie expansies. Nog steeds niet slecht
gezien de lage groei, maar niet bepaald een ‘wonder’.

Figuurl. Produktiviteitsgroei, %jaar opjaar

prijzen van jaar 1 de prijzen van jaar
2 als gewicht te kiezen, verminderden we het gewicht van de snel-groeiende broekensector, en zodoende de

reele groei van het bbp.
Het belangrijkste verschil tussen de
oude en de nieuwe methode is dat
men voortaan elk jaar van basisjaar
verandert. De huidige vaste gewichten – althans Vast’ voor 5 jaar – worden vervangen door gewichten die
elk jaar worden aangepast aan de veranderingen in relatieve prijzen, via
een voortschrijdend gemiddelde van
de prijzen van het afgelopen jaar en
het voorafgaande jaar. Daarbij maakt
men gebruik van een ‘ketting-index’,

vandaar dat in de VS meestal wordt
gesproken van de ‘chain-weighted
GDP index’, terwijl de oude methode
wordt aangeduid met ‘fixed-weight
GDP calculation’.
De nieuwe methode is overigens
niet zo nieuw als sommige Amerikanen lijken te denken. In Nederland
bij voorbeeld wordt het bbp al sinds
jaar en dag met behulp van ketting-indices berekend.
Zoals hierboven al aangegeven
heeft de nieuwe methode twee belangrijke voordelen. Ten eerste worden de grote herzieningen overbodig
die elke vijf jaar voor grote verwarring zorgden. Ten tweede geeft de
nieuwe methode een betere weergave van de relatieve prijzenstructuur in

de periode waarover het bbp wordt
gemeten. Een nadeel van de nieuwe
methode is dat het reele produktie
niet meer wordt uitgedrukt in constante dollars, maar in de vorm van
een index waaruit de reele groei kan
worden berekend.

Produktiviteitswonder?
Het Department of Commerce heeft
uitgerekend dat de cumulatieve groei

ESB 23-8-1995

Geen investeringen in
software
Het is echter de vraag in hoeverre er
inderdaad sprake is van geflatteerde
groeicijfers. Immers, zowel bij de
oude als de nieuwe methode worden
de snel groeiende uitgaven voor software niet meegeteld als investeringen
maar als intermediair verbruik, net
als bij voorbeeld potloden en andere
kantoorbehoeften. Zou de software
wel meetellen als investering, dan
zou dat minstens 0,5% extra bbpgroei per jaar opleveren in de jaren
negentig, aldus onder anderen Wallstreet-econoom Edward Yardeni van
broker C.J. Lawrence. Met andere
woorden, zowel de oude als de nieuwe methode geven geen goed beeld
van de groei. Eigenlijk is de oude
methode nog de beste, zij het per
ongeluk. Het negeren van de investeringen in software wordt daar nog
gecompenseerd door te hoge groei
van de computersector. Yardeni wijst
er in dit verband op dat het bedrijfs
leven in de VS de uitgaven voor soft-

ware wel degelijk als investeringen
behandelt. De gemiddelde afschrijvingstermijn voor zowel hardware

als software bedraagt ca. vier jaar.
Maar het Department of Commerce
rekent alleen hardware tot de investeringen en vermindert daartoe zelfs
de opbrengst van de verkochte computers met de geschatte waarde van
de inclusief door de fabrikant bijgeleverde software. De bedrijfsinvesteringen in high-tech kapitaalgoederen
bedragen momenteel 5,2% van het
bbp, volgens de officiele cijfers.
Yardeni schat dat dit percentage zou
oplopen tot ca. 8% als men de software meetelt. Blijkbaar bestaat al
bijna 3% van het bbp uit softwareproduktie en, gezien alle nieuwe produkten die momenteel op de markt

komen, denk aan Windows 95 en
Netscape, zal dit percentage in de
komende jaren nog een forse stijging
laten zien.

Kortom, de overgang op de nieuwe methode ter berekening van het
Amerikaanse bbp zal nog heel wat
stof doen opwaaien, vooral onder
economen. Maar de conclusie lijkt
gewettigd dat het eigenlijk allemaal
gaat over oude wijn in niet eens zo
nieuwe zakken. Niet de onderliggende cijfers zijn veranderd maar alleen
de manier waarop ze worden gewogen. Een bijkomend voordeel van de
nieuwe berekeningswijze is wellicht
dat er een einde komt aan de over-

dreven aandacht op de financiele
markten voor de bbp kwartaalcijfers
van de VS. De typische gewoonte in
de VS om de groeicijfers op jaarbasis
te publiceren (kwartaal op kwartaal,
x 4) resulteert vaak in grote schommelingen die door de markt niet altijd op hun juiste waarde worden
geschat. De overgang op indexcijfers
is wellicht een goede aanleiding om
met dit merkwaardige gebruik te
breken. Dat zou bevorderlijk zijn
voor de rust op de beurs en de nachtrust van beleggers. Maar de handelaren, die het juist van onrust moeten

hebben, zullen ongetwijfeld proberen om ook het nieuwe indexcijfer
weer te transformeren in spectaculaire kwartaalcijfers.
Piet Henseler

Auteur