De pluriforme arbeidsmarkt
“De belangrijkste zorg van Nederland is het tekort
aan werkgelegenheid”, zegt het regeerakkoord en gezien het grote aantal baanzoekers, langdurig werklozen, (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten
en anderen
die buiten het arbeidsproces staan, valt daar weinig
op af te dingen. Het risico van alle aandacht voor
groei van de werkgelegenheid is echter dat niemand
zich nog afvraagt om wat voor werkgelegenheid het
eigenlijk gaat. Daarom is het goed dat het Sociaal en
Cultureel Planbureau (SCP) in zijn Sociaal en Cultureel Rapport 1994 ook aandacht vraagt voor kwalitatieve ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Hoe zal
ons arbeidsbestel er over pakweg vijftien jaar uitzien?
Het SCP schetst drie mogelijke ontwikkelingen.
In het eerste scenario worden de ontwikkelingen
vooral bepaald door de steeds scherpere internationale concurrentie. Die dwingt bedrijven zich te concentreren op hun kernactiviteiten, en hun overige activiteiten uit te besteden aan zo goedkoop mogelijke
toeleveranciers. Op de arbeidsmarkt gaat dit gepaard
met een proces van polarisatie. Aan de ene kant proberen bedrijven een vaste kern van hooggekwalificeerde, goedbetaalde medewerkers op te bouwen
waar zij het van moeten hebben. Daaromheen vormt
zich een ‘schil’ van flexibel werk met wisselende arbeidstijden, beperkte contractduren, matige arbeidsomstandigheden, lage beloning en nauwelijks carrièreperspectieven. Doordat bedrijven primair in hun
kernwerknemers investeren, wordt de kloof op de arbeidsmarkt steeds dieper. Wie eenmaal buiten het
kernsegment valt, maakt weinig kans ooit nog een
vaste, goedbetaalde baan te bemachtigen.
Een alternatieve ontwikkeling is dat de flexibilisering van arbeidspatronen zich over de gehele economie uitbreidt. Dit betekent over de hele linie veel
meer variatie in arbeidsduur, om- en bijscholing, ouderschapsverlof, flexibele pensionering en dergelijke.
Ook in de functie-inhoud komt meer flexibiliteit,
waardoor werknemers breder inzetbaar zijn en knelpunten in de organisatie eenvoudiger kunnen worden opgelost. De beloning wordt eveneens meer
variabel, afhankelijk van het bedrijfsresultaat of de
prestaties van de afdeling of de individuele werknemer. Arbeid en beloning worden, met andere woorden, overal in de samenleving veel meer ‘maatwerk’.
Het SCP noemt dit de ‘geïntegreerde arbeidsmarkt’.
Een derde mogelijke ontwikkeling is een combinatie van beide voorgaande, waarbij zich grote verschillen voordoen tussen bedrijven en bedrijfstakken.
In sectoren die sterk aan internationale concurrentie
bloot staan, zullen sommige bedrijven de concurrentiestrijd vooral op kwaliteit willen aangaan. Daarvoor
hebben zij hooggekwalificeerd, multi-inzetbaar personeel nodig, dat goed wordt beloond. Andere zullen
vooral op kosten concurreren en veel flexibele, laagbetaalde arbeidskrachten te werk stellen. In de van
concurrentie afgeschermde, binnenlandse sectoren
blijft ruimte voor traditionele vaste full-time banen,
ESB 14-9-1994
die echter lager worden beloond dan die van de
hooggekwalificeerde werknemers in de concurrerende sector. Steeds meer hooggekwalificeerde arbeidskrachten met een sterke arbeidsmarktpositie zullen
zich als zelfstandige vestigen of met anderen een
klein bedrijfje vormen om op free-lance basis opdrachten van het bedrijfsleven uit te voeren. In de
SCP-terminologie is dit de ‘pluriforme’ arbeidsmarkt.
De vraag is natuurlijk welk scenario het meest
waarschijnlijk is. Enerzijds lijkt de sterke groei van
het aantal deeltijdwerkers, uitzendkrachten, tijdelijkedienstverbanders e.d. te wijzen op een ontwikkeling
in de richting van polarisatie. Anderzijds blijkt dat in
ons land, in tegenstelling tot de VS en Engeland, de
beloningsverhoudingen
in de laatste vijftien jaar nauwelijks zijn veranderd. De scheidslijn ligt hier niet zozeer tussen hoog- en laagbetaalde werkers, maar tussen werkenden en niet-werkenden. Dat kan echter
veranderen als door verlaging van uitkeringen, afschaffing van het minimumloon, beëindiging van de
algemeen-verbindendverklaring
van cao’s e.d. de bodem uit het loongebouw wordt gehaald. Tegenover
grotere kansen op het vinden van een baan voor iedereen die wil werken, staan dan grotere inkomensverschillen. Het schrikbeeld is dat er een maatschappelijke onderklasse ontstaat van kansarmen die met
los/vaste baantjes een marginaal inkomen bij elkaar
moeten zien te sprokkelen. Dit is het ‘Amerikaanse
model’, waartegen velen zich verzetten.
Veel aantrekkelijker oogt het geïntegreerde model. Hierin wordt de noodzaak van meer flexibiliteit
op de arbeidsmarkt gecombineerd met een steeds
grotere variatie in individuele wensen op het gebied
van arbeid, inkomen, vrije tijd enz., zonder dat dit
ten koste gaat van de baanzekerheid en carrièreperspectieven. Het probleem hierbij is dat de wensen
van werkgevers en werknemers moeilijk zijn te combineren. Om de arbeidsmarkt in dit scenario goed te
laten functioneren, is in feite een revitalisering van
de overlegeconomie nodig. Daarvoor moeten sociale
partners hun traditionele rol van verdediger van gevestigde belangen opzij zetten. Hierop is nog weinig
uitzicht.
Waarschijnlijk zal de waarheid wel ergens in het
midden liggen. We zitten dan in het pluriforme scenario van het SCP. In dit scenario worden de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt primair bepaald door de
internationale conjunctuur en concurrentieverhoudingen, de technologische ontwikkeling en individuele
beslissingen van werkgevers en werknemers. Overheid en sociale partners kunnen daarop maar weinig
invloed uitoefenen. Hooguit kunnen zij proberen gewenste ontwikkelingen te bevorderen en ongewenste af te remmen. Uiteindelijk zoekt de markt zelf oplossingen. En zoals altijd zullen sommigen daarvan
profiteren, anderen minder worden.
L van der Geest