De monogigant in opkomst
DRS. J. TH. DE MEYIER
Tot voor kort waren wij gewend winkels aan te treffen
in winkelstraten in de binnenstad, op hoeken in pude
buurten en in speciale winkelcentra in nieuwe wijken.
Steeds dus dicht in de buurt van woongebieden. Dit
patroon lijkt de laatste tijd te worden doorbroken. De
samenleving wordt in toenemende mate geconfronteerd
met het verschijnsel van de grootschalige detailhandel.
Deze schijnt zich weinig van hetgeijkte vestigingspatroon
aan te trekken. De relatie met woongebieden raakt op de
achtergrond of verdwijnt zelfs helemaal.
Ontwikkelingen in het verleden
Het verschijnsel grootschaligheid in de detailhandel is
op zich zelf niet nieuw. In de eerste plaats kan worden
gedacht aan de opkomst van de warenhuizen. Hierbij
moet al worden teruggegaan tot het eind van de vorige
eeuw, nl. de periode tussen 1870 en 1900. Het betrof een
proces dat tegenwoordig zou worden aangeduid als parallellisatie, d.w.z. een verbreding van het assortiment.
Zoveel mogelijk artikelen — ,,waren” — werden onder
een dak bijeen gebracht. Men kan daarbij denkenaaneen
soort van overdekte markt. Daarvoor was uiteraard veel
ruimte nodig. Het verschijnsel ,,grootschaligheid” in de
detailhandel was geboren.
Na de tweede wereldoorlog zet omstreeks 1950 opnieuw een proces van schaalvergroting in, ditmaal gestart
vanuit een branche — die van de kruidenierswaren — in
de vorm van zelfsbedieningszaken, later (1960-1965)
uitgebreid met andere branches — maar hoofdzakelijk
binnen de zogenaamde ,,food”-sector — tot supermarkten. Gaat het hier nog om verwante artikelen, waarbij de
verwantschap zit in het dagelijkse gebruik (meestal verbruik), ten slotte treedt via verbruikersmarkten of ,,discount stores” (±1965) na 1970 weer een relatief vrij
sterke mate van parallellisatie op in de vorm van zelfbedieningswarenhuizen of ..superstores”. Kenmerkend voor
de hier geschetste ontwikkeling is de toenemende schaal,
tot uiting komend in steeds grotere oppervlakten. Is voor
een supermarkt 500 m2 bedrijfsvloeroppervlakte nog een
gangbare oppervlakte, ,,discount stores” varieren reeds
van 500 tot 1.000 m2, terwijl voor ,,superstores”de oppervlakten uiteen lopen van 2.500 tot zelfs meerdan 10.000 m2
verkoopvloeroppervlakte. Deze laatste detailhandelsvorm, de ,,superstore”, is een nieuw soort warenhuis op
zelfbedieningsbasis, gelegen aan de buitenkant van de
stad. Vandaar de benaming ,,winkel in de wei”.
Ontwikkelingen in het heden
Met deze nieuwe distributievorm is tevens het heden
bereikt. De hedendaagse Ontwikkelingen in het detaijhandelsapparaat mogen uiterst gecompliceerd en pluriform worden genoemd. Men ziet nieuwe naast oude vormen, evenals het naast elkaar voorkomen van allerlei
tegengestelde Ontwikkelingen en tendensen. Zo zijn er
zowel grootschalige als kleinschalige Ontwikkelingen en
treden zowel tendenties op in de richting van parallellisatie als specialisatie. Deze pluriformiteit is niet in de laatste plaats terug te voeren tot de veelzijdigheid van de
wensen van de consument.
De ontwikkeling in de richting van grootschaligheid
is het gevolg van een complex van oorzaken. Produktiefactoren, economische en maatschappelijke krachten
werken hier in dezelfde richting. In de eerste plaats
gaat het hier om goederen die behoren tot de massamarkt,
d.w.z. artikelen die in massa worden geproduceerd
606
tegen lage prijzen. Hoewel de massaproduktie nog slechts
ten dele tot massadistributie heeft geleid, is de invloed
van de steeds massaler wordende industriele produktie
op de distributiesector onmiskenbaar. De massificatie
daar heeft haar tegenhanger in de vorm van schaalvergroting in de distributie. Economische oorzaken zoals kostenstijgingen dwingen eveneens tot grotere verkoopoppervlakten. De kostenstijgingen betreffen zowel de
lonen als de huisvesting. Voor de stijging van loonkosten
zijn dan weer indirect maatschappelijke oorzaken aan te
wijzen zoals gelijke betaling voor mannen en vrouwen,
stijging van het minimumloon, werktijdverkorting enz.
Als meer directe maatschappelijke factoren zijn de veranderende koop- en consumptiegewoonten te noemen.
Aangezien in de meeste binnensteden de ruimte voor
grootschalige Ontwikkelingen ontbreekt, vinden deze
— zoals gezegd — veelal plaats aan de periferie. Gevolg is
dat de afstand tussen verkoopplaats en consument wordt
vergroot. Dit verklaart de sterke gerichtheid op de gemotoriseerde klant of ,,automobiele consument”. Dat
brengt dan weer een ligging nabij grote verkeersverbindingen en met veel ruimte om te parkeren met zich mee.
Daarentegen speelt de ontwikkeling naar kleinschaligheid zich vooral af in de binnensteden. Deze ontwikkeling richt zich op goederen van de zogenaamde fantasiemarkt zoals antiek, kunst, postzegels enz. Daarnaast is de
ontwikkeling herkenbaar in de opkomst van boetieks
voor kleding, grammofoonplaten enz. Een en ander hangt
onder andere samen met de terugkeer van allerhande
oude zaken zoals ,,de warme bakker”, het dropwinkeltje
enz., voortkomend uit een modische hang naar romantiek
en nostalgic, anderzijds juist met de verschijning van
artikelen die door hun nouveaute-karakter beantwoorden
aan consumptie-progressieve behoeften van de consument. Zeer ppmerkelijk is wel de ontwikkeling van kleinschalige middenstandszaken binnen het grootschalige
warenhuis: de shop in de shop. In de VS ten slotte ziet
men als tegenhanger van de supergigant de betrekkelijk
kleine ..convenience store” tot bloei komen. Reden voor
de wedergebporte van dit soort buurtwinkel is o.a. de
grotere gezelligheid.
Ontwikkelingen in de richting van parallellisatie
kwamen hiervoor reeds ter sprake. Het gaat hierbij
— zoals gezegd — om verbreding van het assortiment, het
voeren van steeds meer artikelengroepen. Daartegenover
staat de gelijktijdig optredende tendens naar specialisatie.
Specialisatie betekent juist verdieping van het assortiment. Daarbij gaat het om het voeren van meer artikelen
binnen een groep.
Gingen in het verleden grootschalige Ontwikkelingen
veelal gepaard met parallellisatie en, omgekeerd, kleinschalige Ontwikkelingen met specialisatie, vandaagde dag
gaat dat lang niet altijd meer op. Nieuw is dat thans opk
in het kader van specialisatie de grootschaligheid zijn
intrede heeft gedaan, de schaalvergroting wordt veelzijdiger. Deze tijd kent de opkomst van monogiganten
naast multigiganten. Men ziet nu ook winkels met artikelen binnen een branche uit de binnensteden wegtrekken
naar buiten. Het gaat dan meer om branches met volumineuze goederen, zoals meubels, en/of met een zeer uitgebreid assortiment, zoals doe-het-zelf-artikelen. Het is
duidelijk dat ook hier de porzaak weer moet worden gezocht in het gebrek aan ruimte. Dergelijke grootschalige
elementen passen niet meer in het kleinschalige stadscentrum. Daarnaast treden in de binnensteden in toenemende mate verkeers- en vervoersproblemen op, zowel
wat de aanvoer van de goederen betreft als het transport
naar de consument. Plaatsen aan de rand van de stad, met
name op industrieterreinen, blijken dan een betere vestigingsplaats.
De monogigant
Een duidelijke en algemeen gangbare benaming voor de
bedoelde grootschalige detailhandelsactiviteiten is, voor
zpver bekend, nog nauwelijks aanwezig. Daarom wordt
hier eenvoudigheidshalve de term ,,monogigant” geintroduceerd. Het gaat om een betrekkelijk yaag begrip en
de afbakening ervan is dan ook (nog) weinig ,,hard”. Om
ermee te kunnen werken, is wellicht een tweetal criteria
van doorslaggevende betekenis: de minimale oppervlakte
(waarbij nog van grootschaligheid kan worden gesproken) en het enkelvoudig samengestelde goederenpakket.
Hiervoor bleken bij zelfbedieningswarenhuizen de
oppervlakten uiteen te lopen van 2.500 tot meer dan
10.000 m2 verkpopvloeroppervlakte. Hoewel een betrekkelijk arbitraire keuze, zou men dienovereenkomstig
ook voor de monogigant een minimale oppervlakte van
2.500 m2 verkoopvloeroppervlakte kunnen aanhouden.
Als tweede criterium kan gelden een goederenpakket
dat vrijwel geheel uit artikelen binnen een branche(grpep)
bestaat, d. w.z. dat voor 80 a 95% van de omzet en de ruimte
name in de koopsector, richt de professionele bouwmaterialenhandel zich steeds meer op de particuliere
woningverbetering en treedt daarmee in concurrentie met
de doe-het-zelf-sector. Grootschalige showrooms en
expositieruimten worden ingericht waar materialen niet
alleen getoond, maar ook ten verkoop worden aangeboden. Van tegels, haarden en deuren tot complete keukens en badkamers. In verband met stijgende kosten op
kleine leveringen is er een tendens de franco-thuis-leveringen om te bouwen tot ,,haalleveringen”, waardoor de be-
reikbaarheid ook hier duidelijk een rol gaat spelen. De
doe-het-zelf-sector is sterk in opmars getuige de steeds
groter wordende doe-het-zelf-hallen. Er is hier sprake
van een groeimarkt ondanks, of juist door, de tanende
economische groei (die dwingt tot meer zelf doen). Het
goederenpakket wordt steeds uitgebreider en gaat zich
ook steeds meer richten op de grotere bouwmaterialen.
Zo komen bouwmaterialenhandel en doe-het-zelf-sector
in elkaars verlengde te liggen, en vindt er in toenemende
mate overlapping plaats. Combinatie ligt dan voor de
hand. Combinatie wordt eveneens gezocht met tuinartike-
branche-eigen artikelen pmvat, c.q. voor slechts 5 tot hoog-
len: barbeque’s, sierbestrating, grinttegels, tuinmeubelen,
uit 20%branchevreemd is. Een (zelfbedienings-)warenhuis
valt hier dus uitdrukkelijk buiten. Wat wel met een zelf-
tot schaalvergroting. Soms treedt dan weer combinatie
bedieningswarenhuis overeenkomt, is de afstemming op
de gemotoriseerde klant, het karakter van een voorziening
die uitgaat boyen de lokale behoefte en de daarmee samenhangende ligging in de nabijheid van grote verkeersverbindingen, omringd door parkeerruimte.
Wat mono- en multigiganten verder aan kenmerken
gemeen hebben, is dat het assortiment gelijkvlpers wordt
aangeboden en de verkoop op weinig arbeidsintensieve
wijze plaatsvindt. Ook bij de monogigant kan hierbij,
waar dit mogelijk is, zelfbediening voorkomen, bij voorbeeld in de doe-het-zelf-sector die aldus ook in dit opzicht zijn naam eer aan doet. Een eigen kenmerk is verder
nog het grotendeels samenvallen van bedrijfs- en verkoopvloeroppervlakte. Wat vroeger in magazijnen werd opgeslagen, wordt thans opengesteld voor de bezoeker en fungeert dan als showroom. Een soort van net ingericht
magazijn zou men kunnen zeggen.
Samenvattend kan de volgende opsomming van criteria
en kenmerken worden gegeven:
— minimale verkoopoppervlakte van 2.500 m2;
— artikelen binnen een branche(groep);
— afstemming op gemotoriseerde klant;
— bovenlokale functie;
— ligging nabij grote verkeersverbindingen met veel
parkeerruimte;
— gelijkvloerse opzet;
— weinig arbeidsintensieve verkoop;
— convergentie van bedrijfsvloer- en verkoopvloeroppervlakte.
Branches waar het om gaat
De duidelijkste voorbeelden vindt men in de meubelbranche. Van der Meer Meubelen is een begrip. Het valt
niet moeilijk meer voorbeelden van meubelgiganten
te bedenken. Maar ook in andere branches zijn er aanzetten tot schaalvergroting waarneembaar. Het meest verwant aan de meubelbranche, en in het kader van de schaalvergroting daarmee in combinatie voorkomend, is de
woninginrichting. Er zijn evenwel ook aanzetten tot
sterk toenemende verkoopoppervlakten in deze branche
sec. Verwantschap is er ook wel enigszins met het zogenaamde ,,witgoed”; de verzamelnaam voor allerlei
grotere huishoudelijke apparaten zoals koelkasten, was-
machines en fornuizen, soms in combinatie met radio-
en televisietoestellen. Op de bouwmarkt zijn er grootschalige ontwikkelingen van twee kanten: van ,,boven af”
vanuit de bouwmaterialenhandel voor dure produkten
waarbij veel voorlichting nodig is, en van ,,onderop”
vanuit de dpe-het-zelf-sector voor de meer dagelijks benodigde artikelen waar met weinig voorlichting kan worden volstaan. Door stagnering in de woningbouw, met
ESB 16-6-1982
buitenlampen enz. Deze branche kent zelf ook aanzetten
op met o.a. dierbenodigheden en doe-het-zelf-artikelen,
alles min of meer in de hobbysfeer. De specialisatie neigt
hier alweer naar parallellisatie (van overigens wel consumptieverwante goederen, nl. vrijetijdsartikelen). Maar
bekend zijn ook de zuivere tuincentra, die hier en daar
eveneens grootschalige vormen beginnen aan te nemen.
Een en ander zal wel samenhangen met de toenemende
vrije tijd, die ook debet is aan de groei van zaken op het
gebied van sport-, recreatie- en kampeerartikelen. Het
aanbod van een groeiend assortiment (wintersport-
artikelen) gaat hier hand in hand met steeds volumineuzere
goederen (tenten, boten, caravans)
Het valt op dat alle hier gesignaleerde branches door
diverse gedeeltelijke overlappingen de neiging hebben
in elkaar over te vloeien. Reeds in een yroeg stadium
waren er hier en daar grootschalige tendenties waarneembaar in de kledingbranche, zoals de grote kledingschuur
in het dorpje Enter in Twentewaardestijds,,heel Hengelo”
zijn kleding kocht. Dergelijke aanzetten hebben zich
echter niet doorgezet. Aanleiding daartoe, zoals gebrek
aan ruimte in de binnenstad, is dan ook nauwelijks aanwezig.
Ten slotte
Zoals we hebben gezien, ligt aan de schaalvergroting, en
de opkomst van de monogigant, de invloed van de volgende factoren ten grondslag:
— de invloed van massaproduktie op de distributiesector;
— stijging van loon- en huisvestingskosten;
— veranderingen in bestedingspatroon, koopgedrag en
consumptiegewoonten.
Bij de afzonderlijke branches spelen bovendien nog andere, meer specifieke factoren een rol. Enkele voorbeelden:
— bij de ontwikkeling van bouwmarkten: de stagnerende
woningbouw, waardoor de professionele bouwmaterialenhandel zich steeds meer richt op de particuliere
woningverbetering,
— in de doe-het-zelf-sector: de tanende economische
groei, die dwingt tot meer zelf doen,
— bij sport-, recreatie- en kampeerartikelen, zowel als bij
tuin- en andere hobby-artikelen: de toenemende vrije
tijd.
Al met al valt een verdere opkomst van de multi- en monogiganten te verwachten. Door het ontbreken van ruim-
te in de meeste binnensteden en winkelcentra, de hoge vestigingskosten in de bestaande winkelgebieden, de vaak
moeilijke bereikbaarheid van hoofdwinkelcentra en de
tpegenomen (auto)mobiliteit van de cpnsument zullen
zij zich doorgaans buiten de bestaande winkelcentra, b.v.
aan de rand van de stad, moeten vestigen.
J. Th. de Meyier
607