Ga direct naar de content

De kloof

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 17 1988

De kloof
Marx’ elfde stalling over Feuerbach luidt: “De filosofen hebben de wereld slechts verschillend gei’nterpreteerd, het komt erop aan haar te veranderen.” Anders
dan Marx zijn hedendaagse economen meer geneigd
de kloof tussen denken en doen in stand te houden. Wetenschappers zijn er om de wereld te interpreteren en
beleidsmakers zijn er om haar te veranderen. Deze arbeidsdeling vergt echter een goede coordinatie. In de
praktijk blijkt van die coordinatie niet altijd evenveel terecht te komen. Het botert niet zo best tussen wetenschappers en beleidsmakers.
Wetenschappers uiten graag hun twijfel overde kwaliteit van het beieid. Het duidelijkst is dit in de economische theorie van de politieke besluitvorming. In deze
theorie wordt beleidsmakers aangewreven dat ze bij de
beleidsvorming niet in eerste instantie het algemeen belang voor ogen hebben, maar het eigenbelang. Als voorbeeld kan dienen het Ministerie van Economische Zaken. Hier predikt men de nieuwe zakelijkheid, die inhoudt dat de markt haar gang moet gaan. De rol van de
overheid zou moeten worden teruggedrongen. De beleidsconsequenties die hieruit zouden moeten worden
getrokken, zoals het afschaffen van de WIR, blijven echter nogal eens achterwege, omdat men op EZ ook niet
graag met lege handen blijft zitten. Niet alleen de intentie van beleidsmakers staat echter ter discussie, ook de
economisch-theoretische rechtvaardiging van het beleid. Zo las prof. Schouten zijn oud-leerling Rutten, de
secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken, vorig jaar in ESBde les over diens ‘nieuwe zakelijkheid’1.
Het zijn niet alleen de theoretic! die kritiek hebben op
het beieid, de beleidsmakers hebben ook vaak kritiek
op de wetenschap. Dit bleek vorige week weer in Tilburg op het symposium “Tussen theorie en beieid”, georganiseerd ter gelegenheid van het afscheid van prof.
Schouten als hoogleraar aan de Katholieke Universiteit
Brabant. Rutten viel daar scherp uit naar de universitaire wereld, die de studenten zijns inziens een volstrekt
irreeel wereldbeeld voorschotelt. Rutten stelde dat Nederlandse economen met hun hoofd in de wolken lopen
en dat de relevantie van hun beleidsaanbevelingen
daardoor gering is.
“De wolken” staan in dit verband voor de traditionele
theorie van de economische politiek. In deze theorie is
de ratio voor het voeren van economische politiek het
falen van het marktmechanisme. In de theorie van de
economische politiek wordt beschreven hoe de overheid, door afstemming van de verschillende beleidsinstrumenten, de doelstellingen van het beieid kan verwezenlijken. Schouten is een aanhanger van deze denkwijze. Naar zijn mening is het marktevenwicht uiterst
wankel. Wanneer dit evenwicht wordt verstoord staat de
economie, aan zichzelf overgelaten, machteloos. Er is
een externe macht nodig om het evenwicht te herstellen. De overheid moet bijspringen en de coordinerende
taak overnemen. De verschillende beleidsinstrumenten, budgettaire, monetaire, loon- en prijspolitiek, moeten zo op elkaar worden afgestemd dat een nieuw evenwicht ontstaat.
Een andere spreker op het symposium, prof. Kessler,
sprak zijn twijfels uit over de waarde van de beschrijving
van het beieid in termen van doelstellingen en instrumenten. Hij vergeleek de taak van de overheid met de

ESB 10-2-1988

taak van ouders. Die formuleren geen doelstellingen in
termen van iengte, gewicht en intelligentiequotient van
hun kroost, maar voeren een voorwaardenscheppend
beieid. Dat wil zeggen dat ze zorgen dat de randvoorwaarden vbor een voorspoedige ontwikkeling, zoals
goede voeding en opleidingen, worden vervuld. Zo heeft
ook de overheid volgens Kessler weinig invloed op de
economische ontwikkeling. Ze kan niet veel meer doen
dan de randvoorwaarden voor een gezonde economische groei vervullen. Alleen het particuliere initiatief kan
ervoor zorgen dat die groei er ook inderdaad komt. Overigens is dit een opvallend geluid. Immers, als er in de
theorie niet van kan worden uitgegaan dat ouders en de
overheid in staat zijn expliciete doelstellingen te formuleren en op grand daarvan een afweging te maken omtrent de aanwending van hun schaarse middelen, hoe
kan de theorie dit dan wel veronderstellen van andere
economische subjecten? Met zijn opmerkingen zet
Kessler dus niet alleen de theorie van de economische
politiek op losse schroeven, maar ook de traditionele
economische theorie in het algemeen.
Kesslers scepsis ten aanzien van de mogelijkheden
voor economische politiek wordt gedeeld door Rutten,
al trekt deze hieruit geen consequenties voor de traditionele economische theorie in het algemeen. Integendeel, hij sluit aan bij de Amerikaanse supply-siders en
rationele-verwachtingentheoretici, die juist het optimaliseringsgedrag hoog in hun vaandel hebben staan. Op
grand van de theoretische overwegingen van deze economen zijn er voor Rutten drie redenen waarom het voeren van macro-economische politiek zinloos is. In de
eerste plaats is het coordineren van de verschillende
activiteiten in de economie een te complexe taak voor
eenvoudige stervelingen. Niemand kan het beter dan
Walras’ bovenaardse veilingmeester, en het is dan ook
efficienter deze taak aan hem over te laten. In de tweede plaats liggen de variabelen die in de theorie van de
economische politiek worden genoemd als beleidsinstrumenten vaak buiten de invloedssfeer van de overheid. Lonen en prijzen zijn onbeheersbaar en de overheid heeft zelfs al de grootste moeite om de eigen uitgaven onder controle te houden. In de derde plaats
maakt overheidsbeleid zich vaak niet overbodig door
het evenwicht te herstellen, maar maakt het zich onmisbaar door de plaats van het marktmechanisme in te nemen. Het schiet dan zijn doel voorbij.
Als we Rutten mogen geloven staat de overheid dus
vrijwel met lege handen. De doelstellingen met betrekking tot de economische ontwikkeling zoals die bij voorbeeld in het regeerakkoord zijn geformuleerd, liggen
buiten haar invloedssfeer. Crises zijn als natuurrampen:
niets aan te doen. Op die manier komen ook de beleidsmakers niet veel verder dan het interpreteren van de wereld, en valt het met de kloof tussen theorie en beieid
nog wel mee.

M.A. Langman

1. D.B.J. Schouten, De nieuwe zakelijkheid in het economisch

beieid; een absoluut gebrek aan enig beieid?, ESB, 4 februari1987, biz. 116.

145

Auteur