De rol van banken in het geldscheppingsproces wordt vaak verkeerd begrepen. Zo hebben ze minder invloed op de geldhoeveelheid dan velen vermoeden en worden de baten uit geld schepping deels teniet gedaan door substantiële lasten.
ESB Monetair
646Jaargang 100 (4721) 5 november 2015
De geldfabriek nader
bekeken
MONETAIR
C
ommerciële banken zijn, net als centrale
banken, geldscheppende instellingen.
Centrale banken geven bankbiljetten
uit en creëren bancaire reserves. Het op
betaalrekeningen uitstaande girale geld
is ooit door een geldscheppende of primaire bank – een
bank die participeert in het betalingsverkeer – in omloop
gebracht. Dit is geen nieuw feit. Toch bestaan er omtrent de
rol van de banken in het geldscheppingsproces nog steeds
grote misverstanden. In discussies wordt regelmatig de in –
druk gewekt dat banken onbeperkt krediet kunnen verlenen
en dat zij daarbij zeer grote winsten kunnen incasseren. Dit
artikel tracht dit debat te voeden met de nodige nuancering.
WEDERZIJDSE SCHULDAANVAARDING
De meest besproken vorm van de schepping van giraal geld
betreft de wederzijdse schuldaanvaarding. Daarmee wordt
gedoeld op de creatie van giraal geld als uitvloeisel van het
proces van kredietverlening. Men spreekt van wederzijdse
schuldaanvaarding omdat in dit proces tegelijkertijd twee
vorderingen worden gecreëerd: een vordering van de bank
op haar klant (het krediet) en een vordering van de klant op
de bank (het girale geld). Dit proces is uitvoerig beschreven
in de literatuur. Vandaar dat hier wordt verwezen naar de
zeer grondige behandeling van het geldscheppingsproces in Visser en Van Goor (1997). Omdat banken normaal
gesproken minder dan honderd procent aan liquiditeiten
aanhouden tegenover het bij hen aangehouden girale geld
wordt het huidige stelsel wel aangeduid als fractional reserve
banking
. In geval van een tekort aan liquiditeiten kunnen
banken terug vallen op de centrale bank in haar rol als len –
der of last resort (Bagehot, 1873).
EEN AFDELING GELDSCHEPPING BESTAAT NIET
Uit het voorgaande blijkt dat banken een belangrijke rol
spelen in het scheppingsproces van giraal geld. Er zijn ech –
ter nog veel meer transacties tussen banken en hun klanten
die de omvang dan wel de samenstelling van de geldhoe –
veelheid beïnvloeden. Toch zal men binnen een geldschep –
pende bank tevergeefs zoeken naar een geldscheppingsaf-
deling. Die is er namelijk niet; tabel 1 illustreert waarom. Het volgende concentreert zich op de rol van banken
bij de ontwikkeling van de geldhoeveelheid zoals afgeme –
ten aan het aggregaat M1 (giraal en chartaal geld). Zijde –
lings wordt ingegaan op de rol van M2 (M1 plus spaar –
geld). Het deel van het chartale geld dat als kasreserve in
de kluis van een bank ligt, behoort niet tot M1, maar – net
als de saldi bij de centrale bank – tot de liquiditeitsreserves
van de banken. Het chartale geld, zowel dat in omloop als
dat in de kluis bij de banken, en de liquiditeitsreserves van
de banken vormen gezamenlijk de monetaire basis (M0). De focus op het aggregaat M1 is van belang omdat
een deel van de discussie zich richt op de mogelijkheid die
banken hebben om hun eigen ‘gratis funding’ te creëren.
Deze uit zich in het girale geld (de betaalrekeningen) aan
de passiefzijde van de bankbalans waarover een bank geen
rentevergoeding betaalt. Zodra klanten giraal geld van hun
bankrekening overboeken naar een spaarrekening (onder –
deel van M2) is dit voordeel weer direct verdwenen. Tabel 1 illustreert hoe de wisselwerking tussen banken
en klanten leidt tot veranderingen in de omvang dan wel
samenstelling van de geldhoeveelheid in een land. Er kun –
nen grofweg drie categorieën worden onderscheiden. Ten
eerste de transacties waarbij de banken gratis funding in de
vorm van giraal geld creëren, zoals hiervoor geïllustreerd. WIM
BOONSTRA
Bijzonder hoogle-
raar aan de Vrije
Universiteit en chief
economist van de
Rabobank
Het geldscheppingsproces is de uitkomst van miljoenen jaarlijkse
transacties tussen banken en hun klanten. De invloed van klan –
ten op de uiteindelijke geldhoeveelheid is hierbij groter dan vaak
wordt gedacht. Ook wordt de winstpotentie van ‘gratis funding’
vaak aangehaald in discussies over banken, terwijl men voorbijgaat
aan de kosten die zij dragen voor het onderhoud van het betalings-
systeem. Om de rol van banken in het geldscheppingsdebat te de –
mystificeren, is meer inzicht en transparantie nodig.
Monetair ESB
647Jaargang 100 (4721) 5 november 2015
Het kan overigens ook optreden bij het kopen van niet-
monetaire activa (zoals effecten) van klanten. Bij het spie –
gelbeeld van deze transacties wordt er dus giraal geld vernie –
tigd. Ten tweede de transacties met het buitenland. Daarbij
gaat het dan om in- en uitvoer van goederen en diensten,
inkomensstromen vanuit en naar het buitenland, en grens-
overschrijdende financiële transacties zoals de aan- en ver –
koop van effecten. Al deze transacties hebben invloed op
de omvang van de geldhoeveelheid M1 en soms ook M0.
Ten derde de transacties waarbij klanten geld opnemen van
of storten op hun bankrekening , of muteren tussen hun
betaal- en spaarrekeningen (Visser en Van Goor, 1997;
Boonstra, 2015). Uit tabel 1 blijkt dat bij het leeuwendeel van de transac-
ties die invloed hebben op de omvang en samenstelling van
de geldhoeveelheid (M1), de klanten (het publiek) de eni-
gen zijn die hier invloed op uitoefenen. Bij kredietverlening
kunnen banken het proces proberen te beïnvloeden door via
gunstiger voorwaarden de kredietvraag te stimuleren. Merk
op dat de hier genoemde transacties nimmer het primaire
oogmerk hebben om geld te creëren of te vernietigen. De
verandering van de hoeveelheid giraal geld is het uiteindelij –
ke resultaat van ettelijke miljoenen markttransacties per jaar.
KOSTEN EN BATEN VAN BETALINGSVERKEER
De mogelijkheid om giraal geld te creëren, is voor de be –
trokken (primaire) banken op het eerste gezicht een voor –
deel. Er zijn ook secundaire banken, die uitsluitend funge –
ren als doorgeefluik tussen spaarders en leners. In ons land
is het onderscheid tussen primaire en secundaire banken
vervaagd sinds de traditionele spaarbanken zijn opgegaan
in grotere, algemene banken. Maar voor de analyse is het
nuttig om het onderscheid tussen primaire en secundaire
banken in het achterhoofd te houden. Zowel primaire als
secundaire banken ontvangen rente op een door hen ver –
strekt krediet, daarin zit geen verschil. Maar waar secun –
daire banken al hun activa moeten financieren met eigen vermogen of aangetrokken financiering waarover zij rente
moeten vergoeden, hoeven primaire banken over het bij
hen aangehouden girale geld geen rente te vergoeden. Zij
hebben in vergelijking met secundaire banken dus al of niet
tijdelijk een extra voordeel in de vorm van gratis funding ,
ook wel aangeduid als balansopbrengsten. Deze extra ba
–
ten – of zuiverder gesteld lagere kosten – kunnen grofweg
worden benaderd door de omvang van het extra gecreëerde
girale geld te vermenig vuldigen met de gemiddelde kosten
van het vreemd vermogen. Hoe hoger de rente, hoe groter
dit voordeel. Voor de goede orde: het is niet zo dat de ban –
ken het door hen gecreëerde girale geld kunnen bijschrijven
als inkomen. Dit is een belangrijk onderscheid tussen ban –
ken en overheden (monetaire financiering ). Als een over –
heid uitgaven financiert door staatsleningen bij de centrale
bank onder te brengen, dan betaalt zij weliswaar rente aan
de centrale bank, maar die krijgt zij naderhand als enige
aandeelhouder van de centrale bank weer terug in de vorm
van winstafdracht. Als een overheid papiergeld uitgeeft,
kan zij eveneens geldscheppingswinst opstrijken (Visser en
Van Goor, 1997). Het voordeel van de gratis funding betreft de sector
als geheel. Een individuele bank kan op voorhand niet
inschatten of zij lang van dit voordeel kan genieten. Mensen
lenen geld met een doel en het geleende geld wordt daarom
meestal snel aangewend. Daarbij bestaat de kans dat het
geld de bank verlaat omdat haar klant een betaling aan een
klant van een andere bank verricht. Dergelijke transacties
worden natuurlijk ook verevend via de door de banken
aangehouden reserverekeningen bij de centrale bank. De
liquiditeitsposities van de betrokken banken worden hier –
door dus direct geraakt. Hierbij geldt wel dat hoe groter
een bank is, hoe groter de kans dat het nieuwe geld binnen
haar systeem blijft, al verliest zij dit voordeel direct zodra de
ontvanger van het girale geld dit overboekt naar een spaar –
rekening of het aanwendt om een schuld af te lossen. Kleine banken zien het gecreëerde geld meestal snel
Invloed van transacties op de geldhoeveelheidTABEL 1
Transactie Initiatief
klant of
bank
Omvang
M1
GiraalChartaal Omvang M0 Omvang
bankbalans
Bank verleent krediet aan klant via wederzijdse schuldaanvaarding beidestijgtstijgtconstant constant stijgt
Klant lost krediet af klantdaaltdaaltconstant constant daalt
Bank koopt effecten van klant en crediteert rekening klant beidestijgtstijgtconstant constant stijgt
Bank verkoopt effecten aan klant en debiteert rekening klant beidedaaltdaaltconstant constant daalt
Klant (importeur) koopt producten of diensten in het buitenland klantdaaltdaaltconstant daalt daalt
Klant (exporteur) verkoopt producten of diensten aan het buitenland klantstijgtstijgtconstant stijgt stijgt
Klant (belegger)koopt buitenlandse effecten in buitenland klantdaaltdaaltconstant daalt daalt
Klant (belegger) verkoopt buitenlandse effecten aan buitenland klantstijgtstijgtconstant stijgt stijgt
Buitenlandse klant (belegger) koopt Nederlandse effecten van Nederland
se klant klantstijgtstijgtconstant stijgt stijgt
Buitenlandse klant (belegger) verkoopt Nederlandse effecten aan Nederl
andse klant klantdaaltdaaltconstant daalt daalt
Klant neemt chartaal geld op van bankrekening uit geldautomaat klantconstantdaaltstijgt constant daalt
Klant stort chartaal geld op eigen bankrekening bij stortingsautomaat klantconstantstijgtdaalt constant stijgt
Klant boekt geld over van bankrekening naar spaarrekening klantdaaltdaaltconstant constant constant
Klant boekt geld over van spaarrekening naar bankrekening klantstijgtstijgtconstant constant constant
ESB Monetair
648Jaargang 100 (4721) 5 november 2015
weglopen. Zo is bijvoorbeeld de kans aanzienlijk dat een
door de SNS Bank verstrekte hypothecaire lening wordt
gebruikt om een woning van een klant van de Rabobank te
kopen. Het door de SNS gecreëerde girale geld komt in dit
voorbeeld dus terecht aan de passiefzijde van de Rabobank,
of uit zich in een afname van hypothecaire kredietverlening
van de Rabobank. SNS moet daarbij ook liquide middelen
afstaan aan de Rabobank via de verevening bij DNB. Dit
kan ertoe leiden dat SNS extra financiering in de financiële
markten moet aantrekken.
Tegenover deze baten staan extra kosten. Zo moet een pri-
maire bank tegenover het bij haar aangehouden girale geld
genoeg kasreserves aanhouden om aan de direct opvraag –
bare verplichtingen te kunnen voldoen. Dergelijke reserves
renderen niet of nauwelijks. Belangrijker is dat een bank alleen kan optreden als
primaire bank, als zij participeert in het betalingsver –
keer. Tabel 2 bevat een inschatting van de kosten die de
Nederlandse grootbanken maken om het betalingsverkeer
te onderhouden, afgezet tegenover de baten vanuit het be –
talingsverkeer (inclusief balansopbrengsten). De data heb –
ben betrekking op 2005 (McKinsey, 2006). Die kosten bestaan onder meer uit het in stand hou –
den van het stelsel van het girale betalingsverkeer, het
bekostigen van de gelduitgifteautomaten en stortingsappa –
raten – de interface tussen het girale en chartale geldcircuit
– betaalautomaten en de kosten van de beveiliging van zo –
wel de girale systemen als het chartale geldverkeer. Uitsplit –
sing naar individuele banken is niet beschikbaar. Wel mag er
worden verwacht dat, net zoals de baten van het geldschep –
pend vermogen voor grotere banken hoger uitvallen, dit ook het geval zal zijn voor de kosten van het betalingsverkeer.
Want ofschoon zij voor wat betreft de vaste kosten van hun
eigen systemen schaalvoordelen zullen hebben, hebben zij
meer transacties te verwerken. Ook zal hun aandeel in de be
–
kostiging van de gemeenschappelijke infrastructuur groter
zijn. In een niet al te ver verleden werden deze kosten vooral
gedekt door de winst op andere producten (kruissubsidië –
ring ) en de baten vanuit de geldcreatie (balansopbrengsten).
Voor klanten was het betalingsverkeer ‘gratis’. Sindsdien zijn
banken steeds meer overgegaan tot het in rekening brengen
van de kosten van het betalingsverkeer. Het belang van de
balansopbrengsten is echter nog beduidend groter dan de
tarieven die de banken heffen ter dekking van de kosten van
het betalingsverkeer. Het onderzoek van McKinsey uit 2006 is voor zover
bekend het meest actuele openbare onderzoek. Sindsdien
is de geldschepping in bescheiden mate doorgegaan (posi-
tief voor balansopbrengsten), maar is de rente fors gedaald
(negatief ). De banken zijn sindsdien steeds meer overge –
gaan tot tarifering van het betalingsverkeer. Ook hebben
zij getracht de kosten ervan verder omlaag te brengen, bij –
voorbeeld door minder rekeningafschriften te versturen.
De kosten voor beveiliging van digitale betaalsystemen zijn
waarschijnlijk opgelopen, mede als gevolg van de steeds he –
viger cyberaanvallen en de reactie daarop. Al met al lijkt het
betalingsverkeer anno 2015 voor de banken sterker verlies-
latend dan de bescheiden 23 miljoen euro in 2005. Het is
ook nog maar de vraag of in de huidige marktomgeving de
directe financiële voordelen van het zijn van een primaire
bank de kosten ervan overtreffen. In ieder geval zijn de
baten uit balansopbrengsten een volatiele en onzekere dek –
king van de kosten van het betalingsverkeer.
TOT BESLUIT
In dit artikel is uitgelegd dat een verandering van de geld –
hoeveelheid de uitkomst is van een groot aantal transacties
tussen banken en hun klanten, waarbij de rol van de klan –
ten niet moet worden onderschat. Het stelsel is zeer flexibel
en ademt mee met de vraag naar geld en krediet vanuit de
samenleving. In een markteconomie valt een voorspelling
van een optimale geldhoeveelheid daarom niet te maken.
Centrale banken kunnen de feitelijke ontwikkeling van de
geldhoeveelheid volgen en waar nodig via monetair beleid
bijsturen. De voordelen die geldscheppende banken genieten,
zijn op macroniveau niet onaanzienlijk. Daar staan dan
substantiële uitgaven tegenover om het girale betalingsver –
keer te bekostigen. Het netto plaatje is onzeker en volatiel.
Het zou goed zijn als deze kosten en baten regelmatiger in
kaart zouden worden gebracht. Deze inzichten zijn van belang voor de lopende discus-
sie over de inrichting van het geldscheppingsproces. Het
verbeteren van het inzicht hoe geldschepping in de prak –
tijk werkt en het goed in kaart brengen van waar de baten
en kosten van het stelsel neerslaan, kan bijdragen aan het
demystificeren van de rol van de banken in het geldschep –
pingsproces. Dat zal de kwaliteit van het debat zeker ten
goede komen.
Literatuur
Bagehot, W. (1873) Lombard Street. A description of the money market. Londen: Henry S. King
& Co.
Boonstra, W.W. (2015) Hoe werkt geldschepping? Artikel op www.economie.rabobank.com
McKinsey (2006) Payments services in the Netherlands. An analysis of revenues and costs for
banks. Rapport op www.dnb.nl.
Visser, H. en L. van Goor (1997) Inleiding tot het geld- en bankwezen. Schoonhoven: Academic
Service.
Bron: McKinsey, 2006
Kosten en baten betalingsverkeer Nederlandse
grootbanken, 2005TABEL 2
in miljoen euro trend sinds
2005
Opbrengsten betalingsverkeer
In rekening gebrachte transactiekosten en fees 972opwaarts
Kosten betalingsverkeer
Onderhoud systemen en kosten uitvoeren transacties 3.547opwaarts
Overige kosten (w.o. credit cards, internationale betalingen) 89
Totaal kosten 3.636opwaarts
Netto opbrengsten betalingsverkeer –2.664stabiel
Balansopbrengsten (geldschepping) 2.641neerwaarts
Netto opbrengsten betalingsverkeer met balansposten –23neerwaarts