Ga direct naar de content

De export van kapitaalgoederen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 27 1991

De export van
kapitaalgoederen
H. Oldersma*

I

n dit artikel wordt ingegaan op de ontwikkelingen van de Nederlandse kapitaalgoederenexport in de jaren 1986-1990. In dezeperiode is de concurrentiepositie
verbeterd. De sterke Nederlandse sectoren landbouw en distributie blijken een
belangrijk voordeel voor deproducenten van kapitaalgoederen. Dankzij de
gematigde ontwikkeling van lonen en prijzen zijn de vooruitzichten voor de
komende jaren goed.

Wereldhandel in kapitaalgoederen
Kapitaal- of investeringsgoederen nemen een steeds
groter gedeelte van de wereldhandel in goederen
voor hun rekening. De GATT berekent het aandeel
van de kapitaalgoederenhandel in de totale wereldgoederenhandel in 1989 op iets meer dan 35%, dit
tegenover een percentage in 1980 van ongeveer 25.
Niet minder dan 63% van de handel in kapitaalgoederen vindt plaats tussen OESO-landen onderling.
Gezamenlijk nemen de OESO-landen ongeveer 82%
van de export en 72% van de invoer voor hun rekening (zie tabel 1).
De grootste exporteurs van kapitaalgoederen zijn
Japan, Duitsland en de VS. Veruit de belangrijkste
importeur is de VS. De Zuidoostaziatische NIE’s nemen ongeveer 8% van de wereldhandel in kapitaalgoederen voor hun rekening. Dit percentage geeft
enerzijds aan dat deze landen geduchte concurrenten voor de OESO-landen zijn op deze markten, anderzijds geeft het het onvermogen van de rest van
de ontwikkelingslanden weer om op deze markten
te penetreren. De planeconomieen hebben nooit
een grote rol in de wereldhandel gespeeld. Dat
geldt ook voor de handel in kapitaalgoederen. Voor
de Europese planeconomieen, uitgezonderd de Sovjetunie, vormden kapitaalgoederen echter een beTabel 1 De
langrijk exportprodukt. Ongeveer de helft van de
handel in kapi- exPort van de Centraaleuropese landen betreft kapitaalgoederen, taalgoederen. Voorlopig zijn na de politieke omweninprocenten
telingen de verschillende markten opengesteld voor
(1988)
westerse produkten. Gegeven de huidige slechte
Bestemming
Oorsprong
OESO
Ontwikkelingslanden
Planeconomieen11
Wereld

OESO

63
8
1
72

Ontw. landen

16
3
1
19

a. Europese en Aziatische Comecon-leden en China.
Bron: GATT.

1180

Planecon. Wereld

3
1
5
9

82
11
7
100

kwaliteit van de door de Centraaleuropese planeconomieen geleverde produkten is het te verwachten
dat hun toch al geringe aandeel in de werelduitvoer
op korte termijn zal teruglopen. Omdat al het goede, dus ook kapitaalgoederen, tegenwoordig uit het
Westen schijnt te komen is het waarschijnlijk dat
hun import uit de rest van de wereld toeneemt. De
meest recente cijfers bevestigen deze verwachting.
Op wat langere termijn is een toename van de export vanuit deze landen echter niet uitgesloten. Hun
produktie moet gerationaliseerd worden. Daarvoor
zijn investeringen nodig in fysiek en menselijk kapitaal. Gegeven het vrij hoge opleidingsniveau van de
beroepsbevolking in de meeste Centraaleuropese
landen kan dan met een uitbreiding en kwalitatieve
verbetering van de fysieke kapitaalgoederenvoorraad al op vrij korte termijn serieuze concurrentie
uit deze voormalige Europese planeconomieen worden verwacht .
Personenauto’s zijn, met een aandeel van 4,5% in de
wereldgoederenhandel, het meest verhandelde kapitaalgoed . Daarmee neemt deze sector, al naar gelang de prijs van ruwe aardolie, plaats een of twee
in op de lijst van meest internationaal verhandelde
goederen. Andere veel verhandelde kapitaalgoederen zijn kantoormachines, waaronder computers, telecommunicatieapparatuur en transportmiddelen,
waaronder de voor Nederland belangrijke sectoren
vrachtwagens en vliegtuigen.

* De auteur is werkzaam bij het directoraat-generaal voor
de Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken. Dit artikel is op persoonlijke
titel geschreven.
1. Zie Ministerie van Economische Zaken, Meer zicht op
Oost-Europa, Den Haag, 1991.
2. In hoeverre een personenauto als een kapitaalgoed
moet worden beschouwd zal altijd wel een punt van discussie blijven. In principe is een personenauto natuurlijk
een duurzaam consumptiegoed. Veel aanwendingen hebben echter een bedrijfsmatige achtergrond.

Nederland
Nederland neemt ongeveer 3,5% van de wereldhandel in goederen en diensten voor haar rekening.
Voor de handel in kapitaalgoederen is het vergelijkbare percentage iets meer dan twee. Op de vleugels
van de hoogconjunctuur van de afgelopen jaren en
de daaruit voortvloeiende toenemende handel in kapitaalgoederen is ook de Nederlandse export en import van kapitaalgoederen sterk toegenomen. Het
aandeel van de kapitaalgoederen in de totale Nederlandse goederenuitvoer, berekend op basis van de
handelsstatistieken van het CBS, steeg van 20% in
1986 tot 24% in 1990. Voor de invoer zijn de percentages 28 en 32. Aangezien de prijsontwikkeling van
de kapitaalgoederen de afgelopen jaren niet noemenswaardig afweek van die van de totale uit- en invoer, is deze stijging grotendeels het gevolg van volumeontwikkelingen Het importaandeel komt
ongeveer overeen met het OESO-gemiddelde; het
exportaandeel blijft ver bij het gemiddelde van meer
dan veertig procent voor de OESO achter. De Japan-

se export bestaat bij voorbeeld zelfs voor 65% uit kapitaalgoederen, maar dat is dan het andere uiterste.
In tabel 2 wordt de regionale spreiding van de Nederlandse kapitaalgoederenexport weergegeven. Nederlandse kapitaalgoederenexporteurs hebben zich
de afgelopen jaren steeds meer op het OESO-gebied
geconcentreerd. Vooral de EG werd in de afgelopen

jaren een steeds belangrijker afzetgebied. Dit is een
gevolg van met name de florissante ontwikkeling

van de Europese economieen in de afgelopen jaren.
De schuldenproblematiek, met als gevolg een beper-

king van de kredietverlening, en de daling van de
Figuur la. Samenstelling kapitaalgoederenexport
van Nederland, 1987

Gespecialiseerde
machines (24,6%)

Kantoorapp. (18,3%)

Telecommunicate (4,8%)

Generatoren en
motoren (4,9%)
App. t.b.v. beroepsuitoefening (6,9%)
Personenauto’s (4,4%)

Elektrische app.
(18,5%)

1988
EG
EFTA

Oost-Europa
Ontwikkelingslanden
Rest wereld

66
10,5
1,5
11,5
10,5

1989

69
9,5
1,5
9
11,5

1990

70,5

9
1,5
9,5
9

Bron: CBS.

grondstoffenprijzen hebben de vraag vanuit de ont- Tabel 2. Regionale spreiding
wikkelingslanden gereduceerd. Anderzijds is het
mogelijk dat aanbieders zich hebben teruggetrok-

Nederlandse

kapitaalgoedeken uit de derde wereld omdat zich elders betere
klanten meldden, vooral uit OESO-landen. Het aan- renexport, in
procenten
deel van de Nederlandse kapitaalgoederenuitvoer

dat naar de Ontwikkelingslanden gaat is in de twee-

de helft van de jaren tachtig gedaald van meer dan
12% naar een voorlopig dieptepunt van 9% in 1989,
alvorens in 1990 weer enigszins te gaan stijgen.
De OESO vormt dus de belangrijkste afzetmarkt

voor de Nederlandse exporteurs van kapitaalgoederen. In figuur 1 zijn voor het jaar 1987 de samenstellingen van het OESO-invoerpakket en het Nederlandse uitvoerpakket van kapitaalgoederen weergegeven. Overigens is de Samenstelling van het Nederlandse pakket de laatste jaren niet spectaculair
gewijzigd; de aandelen van het overige vervoer-

materieel en de kantoorapparatuur zijn enigszins
gestegen ten koste van vooral de elektrische appa-

ratuur.
De vergelijking leert dat er forse verschillen bestaan
tussen beide pakketten. Een duidelijke afwijking ten

opzichte van het OESO-invoerpakket is het geringe
aandeel van de sector personenauto’s in het Nederlandse exportpakket. Nederland voert weinig personenauto’s uit. Dat kan nauwelijks een verrassing zijn

aangezien Nederland relatief weinig personenauto’s
produceert. Daarentegen voert Nederland relatief
veel elektrische apparatuur en gespecialiseerde machines uit. Aan het eerste is de positie van Philips niet

vreemd. Onder de laatste sector vallen ook de machines voor de voedingsmiddelenindustrie. Op dit gebied is Nederland een van de toonaangevende landen
en beschikt dan ook over een comparatief voordeel.

Comparatieve voor- en nadelen
Vervoermaterieel (17,7%)

Nederland is van huis uit vooral een landbouw- en
in nog sterkere mate een handelsnatie. Dit blijkt

Figuur Ib. Samenstelling kapitaalgoederenimport
van de OESO

Kantoorapp. (12
Telecommunicate (4,2%^

Gespecialiseerde
machines (20,7%)

ook uit de Samenstelling van ons exportpakket.
Landbouw- en bulkprodukten nemen het grootste
gedeelte van de goederenexport voor hun rekening.
Verder zijn diensten voortvloeiende uit de distributiefunctie van Nederland voor Noordwest-Europa

een belangrijk exportprodukt. Een belangrijk onderdeel daarvan is de produktveredeling. Ook de wederuitvoer, ongeveer 10% van de uitvoer, is een

indicator van het belang van Nederland als distribuElekrische app.
(12,5%

Generatoren en
motoren (6,8%)

Vervoermaterieel
(18,9%)

App. t.b.v. beroepsuitoefening (5,3%)
Personenauto’s (19,3%)

tieland. De ligging van Nederland heeft als het ware

een specialisatie als distributeur en verwerker bevorderd. Bekende voorbeelden waarin beide functies

worden teruggevonden zijn ruwe olie en cacao.

3. Dit blijkt onder meer uit jaarlijkse verslagen van het Mi-

nisterie van Economische Zaken over de ontwikkelingen
van de Nederlandse handel.

ESB 27-11-1991

1181

1988

1989

1990

2,5
3,3
3,6
1,7
1,4
1,0

2,6

Schepen en boten

4,1
3,0
3,1
1,8
1,6
1,3
4,4

2,7

3,6
3,6
1,4
1,3
1,1
1,9

Kapitaalgoederen (totaal)

0,8

0,8

0,8

Stoomketels en -turbines
Machines voedingsindustrie
Overige automobielen

Elektromedische apparaten
Kantoormachines
Lucht- en ruimtevaart

Bron: CBS; eigen berekeningen.

De sector ‘overige automobielen’ is opgebouwd uit

autobussen en de ‘trekkers voor opleggers’, de wegtractoren, de cabines met onderstel waaraan de opleggers worden bevestigd. Hoewel in beide subsectoren een voordeel wordt gevonden, ligt het echte
voordeel bij de wegtractoren. Op dit segment neemt
Nederland een kwart van de wereldexportmarkt
voor zijn rekening. Hier is het belang van de trans-

portsector doorslaggevend. Nederland heeft als distributieland voor Europa een grote internationaal
opererende transportsector en de vraag naar hoogwaardige vrachtwagens vanuit deze sector stimuleert de vrachtwagenindustrie tot technologische
hoogstandjes. Mede daardoor heeft deze sector een

Tabel3.
Uttvoer-invoerratio’s van en-

kele kapitaalgoederen

waarin Nederland een com-

paratief voordeel beeft

Nederland heeft dan ook een ‘revealed comparative
disadvantage’ in de sector kapitaalgoederen. Internationale specialisatie zou dan hebben moeten inhouden dat de concurrentiepositie van de Nederlandse
kapitaalgoederenindustrie zou moeten zijn afgenomen. Dat is niet zo, de co’ncurrentiepositie is juist
de afgelopen jaren verbeterd. Er moet dus op een
minder geaggregeerd niveau worden gekeken. Dan
valt op dat Nederland voor een aantal kapitaalgoederen wel degelijk over een voordeel beschikt (zie
tabel 3)4.
Deze comparatieve voordelen hangen samen met
andere in Nederland uitgevoerde economische activiteiten. Stoomketels en -turbines zijn van belang in
raffinaderijen en de chemische bulksector. In de
elektromedische apparatuur speelt de aanwezigheid
van Philips een doorslaggevende rol. Het voordeel
voor schepen en boten mag een varende natie als
de onze niet echt verrassen. Opmerkelijk is wel dat
dit voordeel vooral wordt gevonden in de wat luxe-

re segmenten van deze sector. In de luchtvaartsector
is er sprake van een licht voordeel. Uiteraard een
direct gevolg van de successen van Fokker. Dit is
overigens een mooi voorbeeld van de rol van net
toeval bij het scheppen van comparatieve voordelen. De creativiteit en gedrevenheid van Anthonius
Fokker zouden, zonder het bezit van de toenmalige
kolonien in Oost-Indie, hoogstwaarschijnlijk niet
voldoende geweest zijn om de vliegtuigbouwindustrie op te zetten in Nederland. Nu is deze sector,
met zijn hoge ‘high tech’-aandeel, uitgegroeid tot
een van de belangrijkste, maar ook een van de
kwetsbaarste industriesectoren in Nederland.
‘Sterke posities worden vooral gevonden in de sector aan de landbouw gerelateerde kapitaalgoederen
en de sector ‘overige automobielen’. In het eerste
geval gaat het om machines voor de voedingsmiddelenindustrie. Op de EG-markt bedraagt het Nederlandse aandeel voor een aantal subsectoren hieruit,
20% of meer . De Nederlandse landbouwsector
heeft altijd een sterke internationale concurrentiepositie gehad. Die positie is vooral gebaseerd op de
hoge kwaliteit en een breed assortiment van produkten en efficiente verwerkingsprocessen. Niet minder
belangrijk zijn zaken als een goede kennisinfrastructuur en het ontwikkelen en toepassen van innovaties. Maar al te vaak wordt vergeten dat de Nederlandse landbouw een kapitaalintensieve en
technologisch hoogwaardige bedrijfstak is. In een
dergelijke structuur past een toeleverende kapitaalgoederenindustrie die als het ware een comparatief
voordeel heeft ten opzichte van buitenlandse concurrenten .

m H82 r-.

concurrentievoordeel opgebouwd. Belangrijkste exponent daarvan is DAF.
Een mooi voorbeeld van een produktgroep waar Nederland zijn distributiefunctie voor Europa weer

naar voren ziet komen zijn de kantoormachines. Nederland heeft in deze sector een comparatief voordeel en kent inderdaad niet onbelangrijke producenten van kantoormachines, zoals Oce van der
Grinten en Rank Xerox, die beide concurrerend op

de wereldmarkt zijn. Maar toch betreft het hier ook
voor een groot gedeelte wederuitvoer. Dat houdt in
dat de handel en (waarschijnlijk) veredeling hier
mede het voordeel verklaren. Nog sterker komt dit
tot uitdrukking in de sector computers. De concurrentiepositie van de Europese computerindustrie
staat weliswaar vooral door een technologische ach-

terstand onder druk, maar dat is op zich niet ongunstig voor Nederland; Nederland is in deze sector het
distributieland voor Amerikaanse en Japanse bedrijven.

Regionale spreiding en concurrentiepositie
Niet zelden wordt gesteld dat de regionale spreiding
en de samenstelling van de Nederlandse export ongunstig zijn. Dat zou ook gelden voor de kapitaal-

goederenexport, niet in de laatste plaats omdat de
grootste importeur van Nederlandse kapitaalgoederen de VS is. Die uitgangssituatie zou de groei dan
negatief moeten beinvloeden. Met behulp van bij
voorbeeld constant market shares (CMS)-analyses
kan daarvoor een indicatie verkregen worden . De

exportgroei wordt daarbij gesplitst in een aantal
componenten. Allereerst wordt bekeken hoe groot
de toename zou zijn geweest als het aandeel in de
wereldhandel gelijk zou zijn gebleven. Dit wordt

vervolgens geschoond voor de invloeden van regio-

4. De comparatieve voor- en nadelen worden hier bena-

derd met behulp van de genormaliseerde export-importratio’s. Deze ratio ziet er als volgt uit: (Ei/Ii)/(E/I), waarbij Ei
en li staan voor de uitvoer respectievelijk invoer van goed
i en E en I voor de totale uitvoer respectievelijk invoer. Indien deze ratio groter is dan 1 is dat een indicatie voor het
bestaan van een comparatief voordeel, een ratio kleiner

dan 1 wijst op een comparatief nadeel.
5. Zie D. Jacobs, P. Boekholt, W. Zegveld,- De economische
kracht van Nederland, SMO i.s.m. TNO, Den Haag, 1990.
6. Porter gaat in zijn studie The competitive advantage of
nations uitgebreid in op deze verbanden. Ook in de nota
Economie met open grenzen van het Ministerie van Economische Zaken wordt hierop uitgebreid ingegaan.
7. Zie bij voorbeeld CJ. Jepma, Extensions and applications of the constant market shares analysis, dissertatie
Rijksuniversiteit Groningen, 1986.

nale spreiding en de samenstelling van het exportgoederenpakket om de ontwikkeling te bepalen als
op alle verschillende deelmarkten het aandeel ongewijzigd zou zijn gebleven. Het verschil tussen de aldus bepaalde fictieve ontwikkeling en de feitelijke
ontwikkeling kan worden beschouwd als een indicatie van de ontwikkeling van de concurrentiepositie.
In de berekeningen zijn de Nederlandse exporten afgezet tegen de importen van zestien OESO-landen .

Een probleem blijft dat deze berekeningen zijn gebaseerd op waardecijfers zodat de uitkomsten slechts
als een benadering van reele ontwikkelingen mo-

Concurrentiepositie
Regionale spreiding
87

gen worden beschouwd. Een bijkomend probleem

is de keuze van de te gebruiken munteenheid. Desondanks blijft het een bruikbare indicatie.
In figuur 2 zijn de uitkomsten voor de periode vanaf
het eerste kwartaal van 1988 tot en met het derde
kwartaal van 1990 weergegeven. De mutaties zijn
uitgedrukt in percentages van de export in hetzelfde
kwartaal van het voorgaande jaar en de berekeningen zijn uitgevoerd op basis van bedragen luidende
in guldens. Duidelijk komt naar voren dat de laatste

In het OESO-gebied lijkt de groei in cle personenautosector achter te blijven bij de groei van de kapitaalgoederensector als geheel, daarentegen lijkt juist
in de overige sectoren van vervoersmaterieel de
groei te gaan versnellen. In de elektrotechnische
sectoren lijkt, als gevolg van de dollarclepreciatie in
het vorige jaar, rekening gehouden te moeten wor-

jaren de spreiding van de kapitaalgoederenexport

den met teruglopende marktaandelen. In de nabije

een positieve bijdrage aan de exportgroei heeft gele-

toekomst zullen de Oosteuropese lanclen waarschijnlijk als een belangrijke vrager van kapitaalgoederen
gaan optreden. Hier liggen voor Nederland. vooral
in de aan de landbouw gerelateerde sectoren, goede exportkansen. Ook het schoonmaken van het
milieu in deze landen kan op wat langere termijn
mogelijkheden te bieden voor het Nederlandse bedrijfsleven. De in de afgelopen jaren gerealiseerde
gematigde kosten- en prijsontwikkeling ten opzichte van het buitenland heeft er mede toe bijgedragen
dat de prijsconcurrentiepositie ten opzichte van het
buitenland is verbeterd. Hoewel de prijs-concurrentiepositie in 1990 enigszins verslechterde, voornamelijk ten gevolge van de dalende dollarkoers, wordt
een verdere afname niet verwacht.
Al met al zijn de vooruitzichten voor de nabije toekomst niet slecht. De prijsconcurrentiepositie ondergaat nauwelijks veranderingen en zowel de geografische spreiding als de samenstelling van het kapitaalgoederenexportpakket lijken in de nabije toekomst een positieve invloed te hebben op de ontwikkeling van de kapitaalgoederenexport.

verd. Dit is vooral sinds de tweede helft van 1989 gepaard gegaan met een duidelijke verbetering van de
concurrentiepositie. Een verbetering die zich al eerder manifesteerde.
De redenen voor de verbetering van de concurrentiepositie zijn niet moeilijk te vinden. In de afgelopen jaren is er sprake geweest van een gematigde

kosten- en prijsontwikkeling ten opzichte van het
buitenland. Mede daardoor is de prijsconcurrentie-

positie ten opzichte van het buitenland verbeterd.
Voeg daarbij dat juist de belangrijkste afzetmarkten

voor Nederland, de Westeuropese markten, de afgelopen jaren een substantiele groei hebben laten
zien. Dit is gepaard gegaan met een forse toename
van de import. Zo heeft Duitsland in 1990 haar totale invoer nog reeel zien groeien met 12,5%. Van
deze ontwikkeling hebben ook de Nederlandse kapitaalgoederenexporteurs geprofiteerd. Ook de samenstelling van het exportpakket aan kapitaalgoederen was gunstig. Al deze factoren hebben ertoe

geleid dat de Nederlandse kapitaalgoederenindus-

Figuur 3. Ontwikkeling van
de concurrentiepositie en
de regionale
spreiding van

de export

trie sterk heeft kunnen profiteren van de economi-

sche opleving in de jaren tachtig.

Harry Oldersma

De nabije toekomst
De Nederlandse kapitaalgoederenexport is voornamelijk op de EG, en vooral op Duitsland gericht. De
Duitse eenwording zal gepaard gaan met een forse
investeringsgolf in de voormalige DDK. Dit heeft
voor de Nederlandse kapitaalgoederenexporteur
twee gevolgen. Ten eerste zal de Duitse concurren-

tie op de verschillende deelmarkten tijdelijk afnemen. Ten tweede zal de Duitse invoer van kapitaalgoederen toenemen, en hier is de Nederlandse
exporteur goed geplaatst. Niet geheel duidelijk is

hoe en of de afgelopen Golfoorlog de vraag naar kapitaalgoederen zal gaan beinvloeden. De vraag uit
het Midden-Oosten zal toenemen maar de verwachtingen voor het Nederlandse bedrijfsleven zijn niet
hooggespannen. Het mogelijke aantrekken van de
conjunctuur in het Verenigd Koninkrijk zal de export van vooral transportmiddelen daarentegen wel

een extra impuls geven.

ESB 27-11-1991

8. Deze heperking is een gevolg van het onthreken van
statistisch maternal over de rest van de OKSO-landen.

1183

Auteur