Ga direct naar de content

De dynamiek in het bedrijvenbestand in Rijnmond

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 24 1982

De dynamiek in het
bedrijvenbestand in Rijnmond
DRS. J. B. BUUNK – DRS. P. C. M. ELDERMAN*

In vrijwel alle grote stedelijke agglomeraties in West-Europa is een uittocht van bedrijven
gevolgd op de uittocht van de bevolking. Deze ontwikkeling doet zich ook voor in het
Rijnmondgebied. In dit artikel worden de veranderingen in het bedrijvenbestand die zich in dat
gebied tussen 1 me! 1977 en 1 mei 1981 hebben voorgedaan, beschreven en toegelicht.
Geconstateerd wordt dat de Rijnmond jaarlijks bijna 1 % van zijn arbeidsplaatsen verliest. Van
dat verlies komt ongeveer de helft voor rekening van vertrekkende bedrijven. De andere helft is
het gecombineerde saldo van uitbreidingen en inkrimpingen, respectievelijk oprichtingen en
opheffingen.
Inleiding
Het bekende onderzoek van David Birch, The job generation
process, dat leidde tot de conclusie dat nieuwe en kleine bedrijven van essentieel belang zijn voor het creeren van werkgelegenheid heeft in Nederland veel aandacht gehad 1). Het onderzoek
heeft met name de nadruk gelegd op het feit dat voor het voeren
van een economisch beleid meer inzicht nodig is in de onderliggende veranderingen binnen het bedrijfsleven. Het beschikbaar
hebben van een goed gegevensbestand, waarin een beperkt aantal gegevens van bedrijven gedurende een aantal jaren wordt geregistreerd, is daarvoor een absolute voorwaarde.
In Nederland vertonen de meeste landelijke databestanden in
dat opzicht nogal wat tekortkomingen, zodat studies als die van
Birch voor de Nederlandse situatie niet of slechts gebrekkig kunnen worden getoetst. Wel zijn er tot op heden enkele regionale
studies verschenen die inzicht verschaflfen in de aard en omvang
van bepaalde mutaties op bedrijfsniveau. Voor het merendeel
concentreren zij zich op het uit beleidsmatig oogpunt interessante proces van bedrijfsverplaatsing. Het minstens zo interessante
proces van geboorte, sterfte, inkrimping en uitbreiding van bedrijven wordt daardoor vaak wat onderbelicht.
In het onderstaand artikel gaan de auteurs in op de factoren
die de dynamiek van de bedrijvigheid in de Rijnmondregio in de
periode 1977-1981 hebben bepaald en proberen zij relaties te
leggen met een aantal veranderingen die zich in de ruimtelijke en
economische structuur hebben voorgedaan. Het artikel is een bewerking van een recent bij het Openbaar Lichaam Rijnmond
verschenen onderzoeksrapport 2).
Het is de bedoeling van dit artikel om enkele recente ontwikkelingen in beeld te brengen. Er bestaat immers een grote informatie-achterstand op dit terrein. Recent nog hebben Molle en
Vianen daarover in ESB gerapporteerd toen zij het vertrek van
bedrijven uit de Amsterdamse regio onder de loep namen 3). Zij
kwamen in hun artikel tot de conclusie dat de meeste studies die
over dit onderwerp zijn gepubliceerd, nauwelijks verder reiken
dan het jaar 1973, een jaar dat algemeen wordt ervaren als een
keerpunt in de economische ontwikkeling.
De opbouw van dit artikel is als volgt. Eerst wordt in het kort
aandacht besteed aan het gehanteerde begrippenapparaat om de
lezer attent te maken op een aantal onvolkomenheden in het cijfermateriaal. Vervolgens wordt in globale termen ingegaan op de
onderliggende bewegingen in het bedrijvenbestand die verantwoordelijk waren voor de in Rijnmond geconstateerde teruggang
in de werkgelegenheid. De daarbij onderscheiden veranderingen
worden verderop in het artikel toegelicht en naar bedrijfstak en
1286

ruimtelijk spreidingspatroon verbijzonderd. Speciale aandacht
wordt gegeven aan het verplaatsingsproces binnen de regio. Aan
het slot van dit artikel worden enkele aanbevelingen gedaan voor
het beleid.
Begrippenapparaat
Het is hier niet de plaats om uitvoerig in te gaan op het begrippenapparaat waarvan wij ons bij de uitwerking van het onderzoek hebben bediend4). Begrippen als ,,oprichting”, ,,opheffing” en ..migratie” spreken voor zich en wekken bij de lezer voldoende associaties om zich te kunnen voorstellen wat bedoeld
wordt.
Een ding is echter van belang om te weten. Het cijfermateriaal
dat hier wordt gepresenteerd is afkomstig uit een vestigingsregister en niet uit een zogenaamd bedrijven- of ondernemingenregister5). Dit houdt in dat de informatie omtrent de werkgelegenheid en de bedrijvigheid niet op het niveau van een onderneming, maar op het niveau van afzonderlijke vestigingen is bijgehouden. Voor de interpretatie van de mutaties heeft dit consequenties. Zo kunnen er op vestigingsniveau mutaties plaatsvinden die op het niveau van een onderneming geen gevolgen behoeven te hebben. Een dergelijk geval doet zich voor indien een
onderneming met verscheidene vestigingen in de regio de activiteiten binnen een bepaalde vestiging gaat concentreren. In de
vestigingenregistratie worden dan een aantal vestigingen opgehe-

* De auteurs zijn beiden werkzaam op de afdeling economische aangelegenheden van het Openbaar Lichaam Rijnmond. Zij schreven dit artikel
op persoonlijke titel.
1) David L. Birch, The job generation process, MIT Program on Neighbourhood and Regional Change, Cambridge (Mass.), 1979.
2) De dynamiek in het bedrijvenbestand in Rijnmond, Serie onderzoeksverslagen no. 4, Openbaar Lichaam Rijnmond, afdeling economische
aangelegenheden c.a., Rotterdam, augustus 1982.
3) W. T. M. Molle en J. G. Vianen, Het vertrek van bedrijven uit Amsterdam, ESB, 16 juni 1982 biz. 608-613.
4) Men zie hiervoor de Stalisliek van vestigingen en werkzame personen
Rijnmond 1980, Openbaar Lichaam Rijnmond, centrale sectie statistiek
afdeling economische aangelegenheden c.a., Rotterdam, 1981.
5) Voor een nauwkeurige beschouwing van deze definitiekwestie verwijzen wij naar b.v. Een microscoop voor economen. Mogelijkheden voor
statistische analyse van de popn/atie bedrijven in Nederland: Bestandsbeschrijring, SKIM me ma, Rotterdam, maart 1981.

laat immers zien dat de richting (+ of-) van de verschillende saldo-effecten een tamelijk consistent beeld vertoont. Wanneer de
werkgelegenheid in een bedrijfstak groeit, is doorgaans het werkgelegenheidseffect van inkrimpingen en uitbreidingen en van oprichtingen en opheffingen per saldo positief. Neemt de werkgelegenheid in een bedrijfstak af, dan is het effect van beide mutatiesaldo’s eveneens negatief.
Dit duidt er op dat werkgelegenheidscreatie door het proces
van oprichtingen en opheffingen alleen dan optreedt, wanneer
ook de reeds bestaande bedrijven een werkgelegenheidsgroei
kunnen verwezenlijken. Opvallend is ook dat elke bedrijfstak per
saldo werkgelegenheid heeft moeten afstaan aan andere regie’s.
Het eerder gememoreerde beeld van een grootstedelijk gebied
met zijn suburbanisatietendensen is hiermee, wat het werkgelegenheidsaspect betreft, geillustreerd.

ven, terwijl een vestiging van de betreffende onderneming een
toename van het aantal werkzame personen laat zien. De lezer
zij hierop bedacht, omdat in het navolgende in overeenstemming
met het normale taalgebruik, vaak over mutaties van bedrijven
zal worden gesproken, terwijl strikt genomen mutaties van vestigingen worden bedoeld.
De hierna te bezigen begrippen ,,emigratie c.q. vertrek” en
..immigratie” hebben betrekking op verhuismutaties van bedrijven, waarbij de regiogrenzen worden overschreden 6). Met de
term ,,verplaatsing” worden verhuizingen binnen de regio aangeduid. De begrippen ..inkrimping” en ,,uitbreiding” slaan respectievelijk op de afname en de groei van personeel in bestaande
bedrijfsvestigingen.
Clobale schets van de dynamiek

De werkgelegenheid in het Rijnmondgebied is in de onderzochte periode van 1 mei 1977 tot 1 mei 1981 gedaald met bijna
15.000 werkzame personen tot een niveau van 381.000 personen. Dit was geheel in overeenstemming met het algemene beeld
dat men van grootstedelijke agglomeraties in West-Europa heeft.
Men constateert per saldo een uittocht van de bevolking, die in
iets mindere mate gevolgd wordt door een vertrek en verlies van
werkgelegenheid 7). In procenten per jaar bedroeg de jaarlijkse
achteruitgang in werkgelegenheid 0,9 in Rijnmond. Deze daling
was het saldo-effect van een groot aantal mutaties zoals oprichtingen, opheffingen, migratie, inkrimpingen en uitbreidingen
van bedrijfsvestigingen. In label 1 zijn de verschillende mutaties
gerangschikt.
De verschillende saldo-effecten droegen op de volgende wijze
tot de gemiddelde jaarlijkse procentuele afname van de werkgelegenheid bij:
— saldo-effect emigratie/immigratie
– 0,4
— saldo-effect uitbreidingen/inkrimpingen
-0,3
— saldo-effect oprichtingen/opheffingen
– 0.2

Oprichting en opheffing

Het aantal opheffingen van bedrijfsvestigingen was. zoals label
3 (zie pag. 1288) laat zien, duidelijk groter dan het aantal nieuwe
oprichtingen. De gemiddelde vestigingsgrootte van opgerichte en
opgeheven bedrijven kwam vrijwel overeen (namelijk 4,1 werkzame persoon per vestiging).
Per bedrijfstak varieerde de gemiddelde vestigingsomvang
nogal. Het merendeel van de oprichtingen en opheffingen vond
plaats in de bedrijfstakken handel en overige dienstverlening.
Dit zijn sectoren of markten waarin men blijkbaar vrij gemakkelijk als ondernemer met een nieuwe vestiging kan toetreden. Opmerkelijk is ook het grote verschil in vestigingsgrootte tussen opgerichte en opgeheven bedrijven in de industrie. Gemiddeld was
de vestigingsgrootte echter aan de kleine kant. Men komt tot die
constatering als men een vergelijking maakt met de vestigingsgrootte van de bedrijven die in 1981 tot de populatie behoorden.
Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat vooral het kleine
bedrijf bijdroeg aan de dynamiek in het vestigingenbestand. De
dynamiek van oprichtingen en opheffingen veroorzaakte echter
per saldo een afname van de werkgelegenheid.
Indien het onderzoek van David L. Birch voor Nederland gelding zou hebben, zou dit betekenen dat er in het Rijnmondge-

-0.9

— totaal

Tabel 1. Mutaties in het vestigingenbestand in Rijnmond in de
periode 1 mei 1977 tot 1 mei 1981
Vesligingen

Werkzame
personen

Gemiddelde
vestigingsomvang

Oprichtingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

6.619

27.295

4.1

Immigratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

16

88

5.5

Verplaatsingen binnen Rijnmond . .

2.326

34.731

14.9

6) Het bedrijven- en instellingenregister registreert alleen integrale verplaatsingen van vestigingen. Partiele verplaatsingen van vestigingen naar
buiten Rijnmond worden dus niet als emigratie geregistreerd. Partiele ver-

plaatsingen worden door bij voorbeeld D. Keeble wel tot de migratie gerekend. Zie David Keeble, Industrial location and planning in the United
Kingdom, Methuen, 1976.
7) Zie in dit verband onder andere L. H. Klaassen, W. T. M. Molle en
J. H. P. Paelinck (red.). Dynamics ofnrhan development, Gower Press,
Farnborough. 1981 en L. H. Klaassen, W. T. M. Molle en J. P. H. Paelinck (red.), De dynamiek van de stedelijke ontwikkeling in Nederland,
NEI (Olijfreeks), Rotterdam, 1981. Een uitzondering hierop zou bij voorbeeld de gemeente Den Haag kunnen gaan vormen, waar de jaarlijkse afname van de werkgelegenheid in de jaren zeventig steeds geringer is geworden en zich sinds 1979 een geringe groei voordoet. Bron: Bedrijvenregister over 1981. Gewest ‘s-Gravenhage, uitgave van het Gewest ‘s-Gravenhage, augustus 1981.

Dit beeld wordt iets genuanceerder indien men de cijfers op
bedrijfstakniveau bekijkt. Het saldo-effect van inkrimpingen en
uitbreidingen blijkt dan de belangrijkste factor te zijn die de verandering van de werkgelegenheidsomvang bepaalt. Dit geldt zowel voor bedrijfstakken waarin de werkgelegenheid toeneemt, als
voor bedrijfstakken waarin sprake is van een afname. Tabel 2

Tabel 2. Veranderingen in het bestand van werkzame personen in Rijnmond gespeciflceerd naar bedrijfstak en het saldo oprichtingen
en sluitingen, het migratiesaldo en het saldo uitbreidingen en inkrimpingen
Stand
Bedrijfstak

per
1-5-1977

0
1
2/3
4
5
6
7
8
9

Landbouw en visserij . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Delfstoffenwinning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Industrie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Openbare nutsbedrijven . . . . . . . . . . . . . . . .
Bouwnijverheid en -installatiebedrijven . . .
Handel-, hotel en restaurantwezen en reparatiebedrijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Transport-, opslag- en communicatiebedrijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bank- en verzekeringswezen en zakelijke
dienstverlening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Overige dienstverlening . . . . . . . . . . . . . . . .

Totaal . . . . . . . . . . . . . . . . .

ESB 1-12-1982

…………….

Oprichtingen
minus
sluitingen

3.489
105
89.372
4.287
29.013

82.244

244
0
3.862

Immigratie
minus
emigratie

510

38
31
1.309
0
1.452

1.597

3

Uitbreidingen
minus
inkrimpingen
34

+

7.744
144
1.629

+

469
0
357

Totaal
saldo

23
*

Stand
per
1.5-1981

315
25

1

29

+
+

Saldo
overige
wijzigingen

+
+

3.174

13.384
141
24

75.988
4.428
29.037

80

2.069

4.675

+

146

8.195

74.049

342

63.580

303

1.274

187

2.106

61.474

884
190

+
+

2.405
4.576

+

163
170

+
+

2.602
6.779

41.693
91.093

6.276

4.944

182

14.479

381.016

39.091
84.314

+

918

+

2.563

395.495

3.077

1287

Vertrek van bedrijven uit Rjjnmond uitgedrukt
in pcocenten van net aantal personen die bj

de vertrokken bedrijven werkzaam waren in

Groningen
Frtesland

de periods 1 mei 1977 tot 1 mei 1981.

Drente

Grens Streekplangebieden
Gemeentegrens

Overijssel
Ussebneerpokter!

Buitenland 23%

Utrecht 3jO%

xGektefland 3,1%

Noord-Brabant t2.7%

Tabel 3. Oprichtingen en opheffingen
1 mei 1981 in Rijnmond

van bedrijven en instellingen, gespecificeerd naar bedrijfstakken in de periode 1 mei 1977 tot

Oprichtingen

Totale werkgelegenheid
in Rijnmond in 1981

Opheffingen

Bedrijfstak
werkzame
personen
0

Landbouw en visserij . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2/3
4
5
6

Industrie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Openbare nutsbedrijven . . . . . . . . . . . . . . . .
Bouwnijverheid en -installatiebedrijven . . .
Handel, hotel en restaurantwezen en repa-

7

Transport-, opslag- en communicatiebedrijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bank- en verzekeringswezen en zakelijke
dienstverlening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

8
9

Overige dienstverlening . . . . . . . . . . . . . . . . .

vesligingen

gemiddelde
vestigingsomvang

werkzame
personen

vestigingen

gemiddelde
vestigingsomvang

gemiddelde
vestigingsomvang

152

83

1.8

396

218

1,8

2,5

2.213
75

363
12
403

6,1
6.3
7.0

6.075
78
3.350

521
6

11.7

34,7

464

13,0
7,2

69,2

2.840

2.900

415

7.0

3.242

398

8,1

32,2

3.777

878

4,3

6.440

1.405

4.6

2.859
3.877

500
1.225

5,7
3,2

14,4
14,4

bied in de afgelopen periode te weinig nieuwe bedrijven zijn opgericht en dat de oorzaak van de werkgelegenheidsafname minder moet worden gezocht in een relatief groot aantal sluitingen.
Vertrek

Aan de bedrijvenimmigratie, die van een te verwaarlozen om-

vang is, wordt hier geen extra aandacht besteed. Wij wijzen evenwel op het feit dat ook voor andere grootstedelijke agglomeraties
lage immigratiecijfers zijn gevonden. Interessanter, ook uit beleidsmatig oogpunt, is de omvang en richting van het vertrek van
bedrijven, met andere woorden de vraag uit welke delen van de
agglomeratie zijn ze afkomstig en waar gaan ze been? We zullen
daarop nader ingaan.
Per jaar verliest het Rijnmondgebied gemiddeld circa 1.500 arbeidsplaatsen door het vertrek van bedrijven. De vestigingsgrootte van de bedrijven die vertrekken, bedraagt gemiddeld cir-

18,0

ca tien personen, hetgeen redelijk in overeenstemming is met het
gemiddelde voor alle bedrijven. Kijkt men naar de richting van
de uitstroom (zie de kaart), dan kan men constateren dat 70 procent van de werkgelegenheid (53 procent van de bedrijfsvestigingen) binnen de provincie Zuid-Holland blijft. In de provincie
Noord-Brabant vestigt zich 13 procent van de vertrokken werkgelegenheid (15 procent van de vestigingen). De uitstroom naar
de overige provincies beloopt slechts enkele procenten per provincie. Binnen Zuid-Holland waren Zwijndrecht en ZoetermeerS), en in iets mindere mate Nieuwerkerk aan den Ussel,
Dordrecht, Gouda, Alphen aan den Rijn en Hendrik Ido Ambacht de belangrijkste attractiekernen voor de vertrekkende bedrijven. Deze hervestiging van bedrijven illustreert naar onze
opvatting dat de randstad een aantrekkelijk vestigingsgebied is.

8) Zwijndrecht en Zoetermeer absorbeerden te zamen 1/3 deel van de uit
Rijnmond vertrokken werkgelegenheid.

1288

J

Uit de cijfers blijkt dat de aantrekkelijkheid van dit vestigingsplaatsprofiel niet vooralle bedrijfstakken gelijk is. Verhoudingsgewijs was de bouwnijverheid het sterkst op de provincie ZuidHolland geconcentreerd; bijna 90 procent van deze bedrijfstak
(uitgedrukt in werkzame personen) bleef binnen de grenzen van
deze provincie. De groothandel daarentegen orienteerde zich
veel minder op Zuid-Holland; circa 55 procent bleef binnen de
provincie Zuid-Holland, terwijl ruim 20 procent naarde provincie Noord-Brabant vertrok. Opvallend is verder dat de bedrijven
die uit Rijnmond vertrokken en zich buiten de provincie ZuidHolland vestigden, gemiddeld kleiner waren dan de uit Rijnmond naar overig Zuid-Holland vertrokken bedrijven.
De vertrokken werkgelegenheid bestond voor ruim eenderde
uit de bedrijfstak handel, terwijl de bedrijfstakken bouwnijverheid en industrie ieder circa 20 procent van het vertrek uitmaakten. In de bedrijfstakken bouwnijverheid, handel en bank- en
verzekeringswezen was het vertrek van werkgelegenheid, gerelateerd aan het aantal personen werkzaam in deze bedrijfstakken,
het grootst.
Omdat vermoedens rezen dat het vertrek van bedrijven naar
gebieden buiten de regio te maken zou kunnen hebben met ruimtelijke (her)structureringsprocessen in de regio, is een relatie gelegd met de kenmerken van het gebied van waaruit de bedrijven
zijn vertrokken. Daarbij is gebruik gemaakt van een ruimtelijke
indeling van het Rijnmondgebied naar zogenaamde grondgebruikcategorieen. Als grondgebruikcategorieen worden daarbij
onderscheiden bedrijfsterreinen (natte en droge), woongebieden
(centrumgebieden, vooroorlogse en naoorlogse en stadsvernieuwingsgebieden) en overige gebieden. In label 4 zijn de resultaten
daarvan weergegeven.

groot, maar orienteert men zich door een sterke binding aan de
haven en hel cenlrum van Rollerdam vrijwel uilsluilend binnen
hel Rijnmondgebied zelf. De gebondenheid van een bedrijfstak
aan een bepaalde dominerende vestigingsfaclor wordt hierdoor
duidelijk geillustreerd. De bedrijfslakken landbouw en induslrie
Helen verhoudingsgewijs weinig verplaatsingen binnen Rijnmond zien. Het vertrek van industriele werkgelegenheid naar
builen Rijnmond was daarenlegen in overeenslemming met het
gemiddelde.
Voor hel grootste deel speelden de verplaatsingen binnen
Rijnmond zich af binnen de grenzen van een gemeente. Binnen
de kerngemeente Rotlerdam vollrok zich in lermen van het aantal werkzame personen, ruim zeventig procent van de verplaatsingen. De suburbanisatie van de Rotterdamse werkgelegenheid
was binnen de regio opmerkelijk laag. Per saldo 9) verhuisde per
jaar minder dan 0,1 procent van de Rotlerdamse werkgelegenheid naar andere Rijnmondgemeenten. Dat is opvallend weinig.
Rotterdam verloor tussen 1 mei 1977 en 1 mei 1981 bijna 7.500
arbeidsplaatsen omdat bedrijven zich verplaatsten. Slechts 29
procent van deze arbeidsplaatsen bleef voor hel Rijnmondgebied
behouden. De overige vielen toe aan andere regie’s. Dat is een
opmerkelijke verhouding, zeker als men bedenkt dat bestuurders
zoveel mogelijk werkgelegenheid voor hel gebied wensen le behouden. Voor hen is een belangrijke uildaging weggelegd om
deze verhouding le verbeteren.
Grondgebruikcategorie

Het is interessant om de werkgelegenheidsontwikkeling en de

daaraan ten grondslag liggende factoren nog eens afzonderlijk
Tabel 4. Het vertrek uit bedrijfsterreinen en woongebieden
naar gebieden buiten Rijnmond in de periode 1 mei 1977 tot

I mei 1981
werkzame personen

Aanial werkzame personen
in procenten van de totale
werkgelegenheid in 1977

Droge bedrijfsterreinen . . . . . . . . . . . . . . .
Natte bedrijfsterreinen . . . . . . . . . . . . . . . .

1.263
1.037

2,6

Oude woongebieden (voor 1945) . . . . . . .

Nieuwe woongebieden (na 1945) . . . . . . .
Centrum van Rotterdam . . . . . . . . . . . . . .
Overige gebieden. ………………..

2.048
1.244
674
98
6.364

Tabel 5. Aantal werkzame personen in Rijnmond verdeeld
naar grondgebruik per 1 mei 1981 en mutatie werkzame personen 1981 ten opzichte van 1977

1,2
1,6
1,9
1.4
0,7

Totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

naar grondgebruikcalegorie te verbijzonderen. Men constaleert
dan dat de algehele teruggang van de werkgelegenheid voor de
verschillende grondgebruikcategorieen in Rijnmond anders is
geweest.

1,6

Uit label 4 kan worden afgeleid dat hel vertrek van bedrijven
in termen van werkgelegenheid uit vooroorlogse woongebieden,
dat wil zeggen van voor 1945, verhoudingsgewijs niet groter is
dan het gemiddelde vertrek uit Rijnmond.
Uit de vooroorlogse woongebieden was ruim 30 procent van
de vertrokken werkgelegenheid afkomstig; uil de naoorlogse
woongebieden 20 procenl; 10 procent uit het centrum van Rotterdam en 35 procent van bedrijfsterreinen.
Verplaatsing binnen de regio

Het verhuisgedrag van bedrijven binnen de regio is apart onderzocht. Ook daarover kunnen enkele interessante conclusies
worden geformuleerd als men relaties legt mei de plaals van herkomsl in de regio en de bedrijfstak waartoe een vestiging behoort.
In de beschouwde periode zijn circa 2.300 vestigingen binnen de
regio van plaats veranderd. Daarbij waren de arbeidsplaatsen
van circa 35.000 personen betrokken.
In de bedrijfstakken bank- en verzekeringswezen, transport en
bouwnijverheid waren de .verplaatsingen gerelaleerd aan hel
aantal personen werkzaam in deze bedrijfstakken het grootsl.
Circa 3 lol 4 procent van de werkgelegenheid in deze bedrijfstakken veranderde jaarlijks van plaats. Bij de bedrijfstak transport
doet zich de situatie voor dal de verplaatsingen binnen Rijnmond relatiefgroot zijn. Het vertrek naarbuilen Rijnmond is relalief laag. Blijkbaar is de mobiliteit in deze bedrijfstak, waartoe
ook de overslag en communicatiebedrijven behoren, op zich vrij
ESB 1-12-1982

Aantal werkzame
personen
per 1 mei 1981

Droge bedrijfsterreinen . . . . . . . . . . . . . . .
Natte bedrijfsterreinen . . . . . . . . . . . . . . . .
Huidige stadsvemieuwingsgebieden. . . . .
Potentiele stadsvemieuwingsgebieden . . .
Overige oude woongebieden . . . . . . . . . . .
Nieuwe woongebieden . . . . . . . . . . . . . . . .
Centrum van Rotterdam . . . . . . . . . . . . . .
Overige gebieden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

50.632
81.560
43.596
35.229
36.485

Totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

381.016

68.455

50.773
14.286

Mutatie in het aantal werkzame personen 1981
ten opzichte van 1977
absoluut
+ 2.121
– 5.601
– 8.730
– 3.754
– 2.603
+ 1.951

in

+

1.417

+

720

+
*
+
+

– 14.479

4,4
6.4
16,7
9,6
6,7
2,9
2.9
5,3
3.7

Indien men de cijfers uit label 5 aan een nadere beschouwing
onderwerpt. dringt zich de relalie op tussen de uitvoering en invulling van sledebouwkundige en ruimtelijke plannen en de
groei van de bedrijvigheid. Zo is er een toename van de werkgelegenheid te bespeuren op de droge bedrijfsterreinen. Onderliggend cijfermateriaal toont aan dat deze toename voor het belangrijksle deel veroorzaakl wordl door een verplaalsing van werkgelegenheid uil de woongebieden.
Ook de nieuwe woonwijken en het centrum van Rotterdam
behoorden tol de weinige gebieden waar sprake was van werkgelegenheidsgroei. In het centrum van Rotlerdam was de werkgelegenheidsgroei voornamelijk hel gevolg van oprichlingen van
nieuwe bedrijven en uitbreiding van bestaande.

9) Dat wil zeggen inclusief het effect van de verplaatsing van bedrijven
van overig Rijnmond naar Rotterdam.

1289

De groei van de werkgelegenheid in het centrum was vooral

Omdat de beroepsbevolking in Rijnmond naar verwachting

het gevolg van de uitbouw van de zogenaamde kantorensector,
die ook voor de toekomst nog veel potentie lijkt te hebben. Op
de natte bedrijfsterreinen (de havengebieden) en in de oude wijken nam de werkgelegenheid af. Ruimtelijke maar ook economische herstructureringsprocessen die in de afgelopen periode op
grote schaal in de regie zijn uitgevoerd, waren daar verantwoor-

verder zal toenemen 11), is het streven naar een vermeerdering

van het aantal arbeidsplaatsen een weinig omstreden zaak. Een
gerichte acquisitie, het stimuleren van nieuwe produktie en het
voorzien in een goed aanbod van bedrijfsterreinen en bedrijfs-

ruimten zijn instrumenten waarmee thans getracht wordt bedrij-

scheepsnieuwbouw, de op- en overslagsector (het zogenaamde
stukgoedgedeelte) en de stadsvernieuwing die in Rotterdam op

vigheid en werkgelegenheid voor het gebied te behouden.
Om deze instrumenten optimaal te kunnen benutten is meer
informatie nodig over de motieven die aan het vestigings- en verplaatsingsgedrag van bedrijven ten grondslag hebben gelegen.

grote schaal ter hand zijn genomen.

Aan het systematisch vergaren van deze informatie zal de nodige

Tot besluit

aandacht moeten worden besteed. Daardoor kan meer inzicht
worden verkregen in de zwakke en sterke punten van het Rijnmondgebied als vestigingsplaats voor bedrijven.

delijk voor. Men denke slechts aan de herstructurering van de

Uit het voorafgaande blijkt dat de agglomeratie Rijnmond
jaarlijks bijna 1 % van zijn arbeidsplaatsen verliest. Dit komt omdat enerzijds bedrijven uit het gebied wegtrekken en anderzijds
omdat per saldo de bestaande bedrijven inkrimpen en er te wei-

J. B. Buunk
P. C. M. Klderman

nig nieuwe bedrijven worden opgericht om dit werkgelegenheidsverlies te compenseren. Het ombuigen van deze ontwikkeling is geen eenvoudige zaak. Toch is de noodzaak daartoe aan-

wezig omdat het tekort aan arbeidsplaatsen in de regie reeds op
dit moment een werkloosheid heeft veroorzaakt van circa 47.000

personen, of wel 14% van de afhankelijke beroepsbevolking 10).

10) In Rotterdam was het werkloosheidspercentage in augustus 1982
zelfs 16.7 terwijl dat voor Nederland toen 12.9 bedroeg.
11) Zie Ruimle voor werken, OpenbaarLichaam Rijnmond, afdelingeconomische aangelegenheden c.a., Rotterdam, 1981.

Auteurs

Categorieën