Ga direct naar de content

De Dommel of Leuven?

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 22 2000

De Dommel of Leuven?
Aute ur(s ):
Bouw man, H. (auteur)
Elfring, T. (auteur)
Hulsink, W. (auteur)
De eerste auteur is verb onden aan de Technische Universiteit Delft (Faculteit Techniek, Bestuur en Management; de laatste twee auteurs zijn
verb onden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Elfring is tevens bijzonder hoogleraar aan de Wageningen Universiteit.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4283, pagina D20, 30 november 2000 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Clusters in beeld
Tre fw oord(e n):
ict

Lokale bestuurders dromen vaak van een ‘Silicon Valley’ in hun stad of provincie. In Nederland en België zijn echter maar weinig
gebieden die enigszins lijken op een silicon valley. In dit artikel worden er twee voorgesteld en geanalyseerd: de Dommel-valley met
Philips als middelpunt en het IMEC in Leuven.
Politici, ambtenaren, ondernemers, en investeerders, die zich bekommeren over de betekenis van informatie- en communicatietechnologie (ict) voor regionale economische ontwikkelingen, zijn vooral geïnteresseerd in de mogelijkheden voor groei van de lokale
economie en in positieve effecten voor werkgelegenheid. Daarbij heeft men niet zelden het voorbeeld van Silicon Valley voor ogen. De
inspiratie en imitatie gaat zover dat men ook in de naam aan het succes ervan refereert, bijvoorbeeld Silicon Alley (New York), Silicon
Forest (Seattle), Silicon Hills (Austin-San Antonio). Soortgelijke benamingen zien we ook in de Lage Landen opkomen: Amsterdam
Alley, Dommel Valley (Eindhoven) en Flanders Language Valley (Ieper).
Er zijn veel analyses waarin wordt gekeken naar de redenen waarom bepaalde regio’s succesvol zijn bij het totstandbrengen van een
innovatief ict-cluster 1. Bij de één is het een internationaal vermaarde universiteit, die ingenieurs en wetenschappers tot ondernemen
aanzet, bij de ander is het een groot kernbedrijf, dat veel activiteiten uitbesteedt aan kleinere bedrijven, die tezamen als aanjager van de
regio kunnen fungeren. Verder kunnen lokaal aanwezige hulpbronnen en fondsen (bijv. risicokapitaal, hoogwaardige infrastructuur,
aantrekkelijk leefklimaat etc.) en een faciliterende overheid eveneens bevorderlijk zijn voor het aantrekken en stimuleren van
bedrijvigheid.
Wij omschrijven een cluster als de geografische concentratie van onderling afhankelijke bedrijven met zowel verticale als horizontale en
coöperatieve als concurrerende relatiepatronen, die bovendien in dezelfde bedrijfstak of op basis van dezelfde basistechnologie opereren
2. Wanneer de clustering van bedrijven plaatsvindt binnen high technology sectoren (bijv. biotechnologie, nieuwe materialen, ict)
worden ook wel termen als technopool en technopolis gehanteerd 3. In dit artikel zullen wij het hebben over regionale clustering rondom
internet en ict. Bekende internationale voorbeelden zijn 4:
» Route 128 (Boston) genaamd naar de snelweg, waaraan de voornaamste bedrijven en kennisinstituten liggen (Raytheon, DEC en MIT);
» Silicon Valley (San Francisco/San José), met de universiteiten van Stanford en Berkeley en H&P, Intel, Apple, SUN, Oracle en Yahoo
als belangrijke spelers;
» Silicon Alley: het gebied van Manhattan in New York, waar veel dynamische Internet en electronic commerce bedrijven
geconcentreerd zijn.
In Silicon Valley in de Polder (Bouwman en Hulsink, 2000) heeft de analyse van deze voornoemde ict-regio’s geleid tot een dynamisch
model voor de analyse van ict-clustering. Wij willen dit model gebruiken om een tweetal ict-clusters in Nederland en Vlaanderen kritisch
tegen het licht te houden: te weten Dommel Vallei en de Leuvense Technologiecorridor. Alvorens deze regio’s met elkaar te vergelijken,
willen we een aantal criteria introduceren, dat relevant is voor het succes van technologieclusters.
Een dynamisch model voor ict-clustering
Voor het totstandbrengen van een duurzame concentratie van economische bedrijvigheid in een bepaald geografisch gebied speelt een
aantal aspecten een rol. Belangrijke onderdelen van zo’n high-tech cluster zijn 5:
» universiteit(en) en de R&D-afdelingen van grote bedrijven;
» een vijver vol hoogopgeleide professionals;

» een verfijnde ondersteunende infrastructuur;
» netwerkdynamiek (bijv. ondernemerschap en spin-offs).
Universiteit en onderzoekslaboratoria
Wil een regio zich profileren als een high tech regio dan zal er sprake dienen te zijn van aandacht voor een specifieke technologie.
Belangrijke elementen in de ontwikkeling van de regio’s is derhalve de aanwezigheid van kennisinstellingen die behoren tot de nationale
en internationale top. Startende ondernemers zijn doorgaans afkomstig van universiteiten, die een belangrijke rol spelen bij het uitvoeren
van toonaangevend fundamenteel en toegepast onderzoek. Ook van belang is de functie van centrale kern-ondernemingen, die
technologische ontwikkelingen zich toe-eigenen, uitdragen en gebruiken 6. Grote verticaal-geïntegreerde bedrijven hebben echter moeite
om hun technologische voorsprong op hun juiste merites te beoordelen of marktrijp te maken, denk bijvoorbeeld aan Xerox en Philips 7.
Voor deze bedrijven geldt dat ze weliswaar veel innovaties (bijvoorbeeld de muis, grafische interface, VCR-technologie, CD-i technologie,
HDTV) op hun naam hebben staan, maar deze niet tot een marktsucces hebben weten te vertalen. Jonge ondernemingen zijn daarentegen
veel meer in staat een innoverende en dynamiserende rol te spelen binnen ict-clusters.
Hoogopgeleide professionals
In Silicon Valley is Stanford één van de leidende universiteiten, die studenten aantrekt vanuit de Verenigde Staten en de rest van de
wereld. Stanford en de andere universiteiten in de regio leveren een continue stroom van hoogopgeleide professionals op in diverse
disciplines. Sommige van de afgestudeerden richten een eigen bedrijf op, maar de meesten vinden werk bij de vele bedrijven in de regio.
De instroom van nieuw talent is belangrijk; nieuwelingen kunnen onorthodoxe inzichten en andere contacten met zich meebrengen. De
internationale achtergrond van veel studenten vergroot de diversiteit en opent nieuwe netwerken op onverwachte manieren. Zo hebben
Aziatische studenten hernieuwd contacten gelegd of gehouden met lage lonenlanden in Azië toen zij begonnen te werken in de hightech bedrijven in Silicon Valley. Dit proces heeft deels geleid tot een hersenvlucht richting Silicon Valley, maar heeft ook inverse
processen op gang gebracht. Daarbij voeit niet alleen kennis terug naar Zuid-Oost Azië, maar komt er in bijvoorbeeld Bangalore Plateau
(India), Singapore, en Taiwan steeds meer venture capital van in Silicon Valley succesvolle Aziatische ondernemers beschikbaar voor
inheemse starters.
Een verfijnde ondersteunende infrastructuur
Techno-starters functioneren niet in een vacuüm. De economische activiteiten van technologische bedrijven zijn ingebed in sociaaleconomische netwerken en in meer of minder formele structuren 8. Voor succesvolle start ups geldt dat ze doorgaans participeren in min
of meer gedecentraliseerde productienetwerken, waarbinnen duurzame en wederkerige transacties tussen gespecialiseerde en
complementaire ondernemingen plaatsvinden. Deze gedecentraliseerde productienetwerken zijn ook te vinden in Silicon Valley. Het
netwerk van Apple bestaat uit gespecialiseerde toeleveranciers, die bijvoorbeeld alleen schakelaars, software, disk drives,
microprocessoren, en toetsenborden maken. Apple is zelf verantwoordelijk voor ontwerp en marketing, en de fabricage van
kerncomponenten en assemblage van computers.
Binnen het ict-netwerk spelen kapitaal verschaffers een belangrijke rol. In de beginfase is de financiering van de nieuwe ondernemingen
veelal provisorisch en opportunistisch. Al naar gelang hun kapitaal-behoeften doen startende bedrijven veelal een beroep op het
spaargeld en het huis van de oprichter(s), fondsen ingebracht door vrienden en familie en/of een lening van de bank. Deze
kapitaalbehoefte is in de ict-sector bijzonder groot, met name door de hoge kosten voor het schrijven van benodigde software, het
aanschaffen van geavanceerde apparatuur en het organiseren van content. Een startend bedrijf komt er dan doorgaans ook niet met de
eigen middelen en moet uiteindelijk wel een beroep doen op additionele investeringen van bijvoorbeeld informal investors en venture
capitalist. Terwijl informal investors met name investeren in startende bedrijven (de bambi’s), investeren venture capitalists in
snelgroeiende bedrijven (de gazelles) op weg naar volwassenheid. In een eventuele volgende fase van een beursgang of een
onderhandse verkoop van het bedrijf treden de ondernemende pioniers en investerdeers terug om plaats te maken voor nieuw
management en andere aandeelhouders. Naast kapitaal bestaat hun inbreng uit technologie- en marktexpertise, ervaring met management
van startende technologiebedrijven en participatie in een groter partnernetwerk. Venture capitalists zijn bij uitstek netwerkmakelaars: zij
zorgen voor de ontbrekende schakels in de bedrijfsvoering van nieuwe bedrijven. Door nieuwe contacten te leggen met afnemers,
opdrachtgevers, distributeurs en nieuw management zorgen ze ervoor dat het jonge kwetsbare bedrijf een bredere techno-economische
basis en meer sociale legitimiteit krijgt.
Netwerkdynamiek
Gezamenlijk zorgen alle makel- en schakelactiviteiten van venture capitalists, de continue creatie van start-ups en de hoge
arbeidsmobiliteit ervoor dat er een rijk netwerk ontstaat van een groot en gevarieerd aantal actoren. Er ontstaat binnen het netwerk een
proces van ‘increasing returns’, een continue toename in kapitaal, informatie, creativiteit en ondernemerstalent om opnieuw geïnvesteerd
9. Een belangrijk onderdeel van dat proces is spin-offs. Nieuwe technologieën en ondernemerschap komt samen als werknemers (alleen
of samen met anderen) een groot bedrijf of universiteit verlaten om een eigen bedrijf te starten. Bij dit soort spin-offs gaat het veelal om
het vermarkten van nieuwe technologieën, waarvoor binnen de organisatie die ze verlaten onvoldoende ruimte was. Het overgrote deel
van het grote aantal startende ondernemingen in Silicon Valley zijn spin-offs en dat proces voedt en vernieuwt het high-tech cluster.
‘Sociaal kapitaal’ speelt een belangrijke rol bij dynamische processen als het realiseren van high-tech ondernemerschap door middel van
recrutering van talent, arbeidsmobiliteit, dubbelfuncties en spin-offs. Sociaal kapitaal refereert aan het complex van lokale instituties,
vertrouwensrelaties en informatiestromen tussen economische actoren in een regio, die gebaseerd zijn op de historisch bepaalde lokale
cultuur 10. De horizontale netwerken tussen individuen, ondernemingen, collectieve organisaties en instituties waarbinnen en
waartussen informatie wordt uitgewisseld en hulpbronnen worden gedeeld, en de erop gebaseerde vertrouwensrelaties, vormen het
sociaal kapitaal van een regio 11. Een voorbeeld van een dergelijk succesvol integrerend platform in een dynamische omgeving is Joint
Venture: Silicon Valley Network (http://www.jointventure.org).

Een kritische evaluatie van ict-clusters in de lage landen
Het beoordelen van de mogelijkheden en onmogelijkheden voor Nederlandse en Vlaamse ict-clusters om het succes van Silicon Valley en
andere regio’s te volgen, kan gedaan worden aan de hand van bovenstaande criteria. Gebruiken we deze criteria om een eerste
kwalitatieve beoordeling te geven van een aantal initiatieven in de lage landen, dan springen een vijftal regio’s eruit 12:
» de Leuvense technologie-corridor, waarbinnen het Interuniversitair Centrum voor Micro Electronica (IMEC) en een ondernemende
universiteit (KU Leuven) een centrale rol spelen;
» Amsterdamse Alley, die vanaf Hoofddorp, via de Amsterdamse binnenstad, en het wetenschap- en technologiepark Watersgraafsmeer,
doorloopt tot Hilversum, waarin inmiddels een grote variëteit aan multimediabedrijven zich heeft gevestigd;
» Dommel Vallei, dit is de thuisbasis van powerhouse Philips en een select aantal spin-offs (ASML, Simac, Flat Panel Display), die
inmiddels ook internationaal succesvol zijn geworden;
» Twente is een ict-regio in opkomst, gekenmerkt door een ondernemende regionale universiteit, en aantal grote technologie-instituten
en R&D-centra van bedrijven, sterk gesubsidieerd door lokale/regionale, nationale en Europese overheden.
» Flanders Language Valley: eveneens een cluster in ontwikkeling, rondom het spraak- en taaltechnologiebedrijf Lernout en Hauspie in
West-Vlaanderen (Ieper).
Eindhoven, Leuven en Amsterdam hebben volgens ons een betere uitgangspositie dan Twente en Flanders Language Valley. Het
ontbreken van grote dynamische inheemse bedrijven die als aanjager van de regio kunnen fungeren (Twente), en de sterke
afhankelijkheid van het inmiddels in opspraak geraakte kernbedrijf Lernout & Hauspie, tesamen met het het ontbreken van een centrale
kennisinstelling (Flanders Language Valley), zorgen ervoor dat deze ict-regio’s minder geprononceerd zijn als de eerdergenoemde drie.
Aangezien Amsterdam Alley elders in dit ESB-dossier (zie Multimedia) wordt behandeld, zullen wij in dit artikel ingaan op Dommel Valley
en de Leuvense Technologiecorridor.
Dommel Valley
Eindhoven noemt zich graag dé Technopolis van Nederland. Reden hiervoor is de aanwezigheid van veel internationale bedrijven
(Philips, DAF, en NedCar), het hoge opleidingsniveau van de beroepsbevolking en de aanwezigheid van kennisinstellingen, zoals TU
Eindhoven, Fontys Hogescholen, Philips NatLab, Microcentrum Nederland, TNO Industrie, The design Academy en het European
Design Centre. Het is de regio met het hoogste technologisch potentieel waar veel aandacht bestaat voor productinnovatie. Van het
totaal budget dat landelijk besteed wordt aan R&D zou vijftig procent naar deze regio gaan (http://www.rede.nl). Ook vanuit
internationaal perspectief zou deze regio hoog scoren. De electrotechnische industrie is sterk vertegenwoordigd in Eindhoven en
omgeving. Ook het aantal high-tech bedrijven is sterk vertegenwoordigd: 25 procent van de bedrijven inde regio Eindhoven zijn als
zodanig aan te merken, tegenover een landelijk gemiddeld van twaalf procent.
Beschouwen we Eindhoven als een ict cluster, dan moeten we constateren dat Dommel Valley sterk gedomineerd wordt door enkele
grote vertikaal geïntegreerde organisaties. Deze organisaties zijn aan elkaar gerelateerd. Zowel ASM Litography, als Simac, als Flat Panel
Display Co. komen voort uit Philips. Naast deze drie relatief grote bedrijven brengt Philips nauwelijks spin-offs voort. Philips is vooral
intern georiënteerd: onderzoeksactiviteiten en business development worden geconcentreerd op de Philips High Tech-campus. Er zijn
enkele interessante multimedia bedrijven zoals Calibre, actief op het gebied van interactieve visualisatie en simulatie, Ilse, de Nederlandse
zoekmachine, nu in handen van het Amsterdamse VNU, Turpin Vision en Codim. Beide laatste actief op het gebied van productie van
digitale animaties voor CD-rom en internet. In totaal zouden er een kleine 1.200 bedrijven actief zijn in het ict-domein. Het merendeel van
deze bedrijven hebben echter een traditionele profiel en komen voort uit de automatiserings-, grafische of de
marketingcommunicatiesector. Echter van een dynamiek van startend bedrijven rond het Eindhovens ict-cluster is nauwelijk sprake. Het
Twinning centrum heeft moeite geïnteresseerde bedrijven te vinden.
De vraag is wat van de high-tech campus van Philips als katalysator voor de lokale economie verwacht mag worden. In eerste instantie
lijkt het vooral een impuls te zijn voor de interne onderzoeks- en ontwikkelingsactiteiten van Philips zelf. Door de samenwerking met de
TU, de concentratie van het aantal medewerkers en de instroom van (internationaal) talent lijkt aan een aantal voorwaarden voor een
succesvol cluster voldaan te zijn. De andere twee aspecten, ondersteunende infrastructuur en netwerkdynamiek zijn echter minder
evident. Er is geen goed ontwikkeld netwerk waarbinnen start ups kunnen participeren. Bestaande netwerken worden teveel
gedomineerd door de kern-speler in de regio: Philips. Hoewel er wel regionale investerings en investeringsmaatschappijen actief zijn en
NV Rede en Twinning beide over een VC-fund beschikken, lijkt er weinig gebruik gemaakt te worden van deze mogelijkheden voor ictstart ups.
Leuvense Technologie-corridor
De spil in het Leuvense innovatienetwerk is de Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven) en het hieraan gelieerde centre of excellence
IMEC (Interuniversitair Centrum voor Micro-elektronika). Behalve als internationaal vermaard kenniscentrum is de KU Leuven inmiddels
ook bekend geworden vanwege haar actieve beleid inzake academisch ondernemerschap en technologietransfer. Tastbare voorbeelden
hiervan zijn de creatie en exploitatie van een groot wetenschapspark, meerdere innovatie- en incubatiecentra, en een werkmaatschappij
voor licentiëring en contractonderzoek. De Leuvense regio is een vruchtbare voedingsbodem voor jonge en innovatieve bedrijven: in de
loop van de tijd heeft de KU Leuven een kleine veertig spin-offs voortgebracht, waarvan een aantal beursgenoteerd is (bijv. ICOS Vision
Systems, LMS International, Netvision/Ubizen) en zich bijna allemaal op de campus bevinden. Bij het commercialiseren van kennis via
spin-offs is een belangrijke rol weggelegd voor een tweetal durfkapitaalfondsen, die de KU Leuven in samenwerking met onder meer
Fortis, KBC en GIMV heeft opgezet: het ict venture fund IT-Partners en het generieke Gemma Frisius Fonds. Tenslotte is er in deze
techno-academische regio nog het L.Inc-platform (Leuven Innovation Networking Circle) actief, die een brug probeert te slaan tussen
innovatieve ondernemers, consultants, financiers en verschillende intermediaire organisaties in Vlaams Brabant. Behalve de KU Leuven

en IMEC, zijn ook nog verchillende commerciële partijen, de Stad Leuven, de regionale Kamer van Koophandel en het lokale nutsbedrijf
bij de uitbouw van het L.Inc project betrokken.
Sinds de oprichting in 1984, heeft IMEC een eigen imposante technologieportefeuille opgebouwd en heeft bovendien een hechte groep
van toonaangevende onderzoeksorganisaties en internationale contractpartners in de micro-elektronica aan zich gebonden. In 1999
omvatte IMEC’s totale budget tachtig miljoen Euro (een derde hiervan gefourneerd door de Vlaamse overheid) en bedroeg het
contractonderzoek ruim veertig miljoen euro. In nauwe samenwerking met grote ict-bedrijven en -organisaties als Philips, Alcatel, Agfa,
ASML en Sematech heeft IMEC een veelheid van specifieke onderzoeks- en trainingprogramma’s opgezet. De vestigingen van deze
multinationals moeten het gebrek aan een eigen kernbedrijf met researchlabs compenseren.
Aan de overige voorwaarden voor een succesvol high-tech cluster is redelijk voldaan. Een grote varieteit aan opleidingen zorgt voor
hoogopgeleiden en en het ondersteunende netwerk kan ook als voldoende beoordeeld worden. Aan de voorwaarde van
netwerkdynamiek is een belangrijke bijdrage geleverd door de oprichting van Digital Signal Processing Valley (DSP) in 1994. DSP werd
door IMEC en een aantal van haar partners en spin-offs opgezet met als doel om van DSP Valley een katalysator te maken voor het
bevorderen van het gebruik van digitale signaalverwerkingstechnologie in nieuwe toepassingen, het toeleveren van bruikbare en
aantrekkelijke kennis aan Vlaamse afnemers en toeleveranciers, en het oprichten van een nieuwe generatie van startende bedrijven.
Behalve het creëren van spin-off bedrijven (een kleine twintig nieuwe en nog steeds bestaande bedrijven), zijn de activiteiten van IMEC
verder nog gericht op het aantrekken van buitenlandse expertise en investeringen in het domein van micro-elektronica in de Leuvense
regio. Sinds haar oprichting is DSP Valley flink gegroeid: het aantal deelnemende bedrijven is sterk uitgebreid en is het aantal DSPexperts in de regio is gestegen van 350 in 1994 tot ongeveer 1.200 in 2000.
Conclusie
In een kort bestek hebben we een model beschreven, waarmee we de dynamiek van ict-clustervorming kunnen beschrijven en evalueren.
Op basis van de voornaamste elementen uit dit model hebben we een beoordeling gegeven van een tweetal clusters, namelijk Dommel
Valley (Eindhoven) en de Leuvense Technologiecorridor. Dommel Valley wordt gedomineerd door één groot vertikaal geïntegreerd
bedrijf (Philips), dat weliswaar beschikt over hoogwaardige kennis, maar die wordt onvoldoende ‘vermarkt’. Voorts is de regionaaleconomische dynamiek er beperkt: binnen het ict-domein wordt er relatief weinig uitbesteed c.q. samengewerkt met toeleveranciers en er
komen nauwelijks spin-offs voort uit het moederbedrijf. Indien dat wel het geval is gaat het wel om zeer succesvolle bedrijven. De
Leuvense Technologiecorridor heeft een aantal interessante elementen, dat de regio het predikaat ‘veelbelovend’ geven: een innovatieve
universiteit, die niet alleen in veel vakgebieden tot de Europese top behoort maar ook ondernemerschap en kennistransfer actief
bevorderd. Echter de Leuvense Technologiecorridor is nogal onevenwichtig opgebouwd. Terwijl IMEC met zijn internationale en lokale
onderzoekspartners een succesvol mini-cluster rondom chipstechnologie heeft ontwikkeld (i.e. DSP Valley), zijn andere gespecialiseerde
miniclusters rondom andere technologieen nog onvoldoende uitgekristalliseerd.
Een interessante nieuwe combinatie zou het grensoverschrijdend cluster Leuven-Eindhoven kunnen zijn. Deze twee regio’s, die nu al via
Philips, ASML en IMEC op het terrein van de chipstechnologie met elkaar zijn verbonden, bieden meer mogelijkheden voor synergie (o.a.
gunstig startersklimaat dichtbij een toonaangevend kernbedrijf dat als incubator en als leading edge customer kan fungeren). Het
verdient daarom aanbeveling om de huidige stand van de verwevenheid tussen Eindhoven en Leuven eens uitgebreider in kaart te
brengen en het synergetisch potentieel tussen Nederlands en Vlaams Brabant te analyseren. Tesamen hebben deze twee
technologieregio’s in Nederland en Vlaanderen zeker potentie om te evolueren tot een grensoverschrijdend èn internationaal succesvol
cluster. Brabanders in de Lage Landen, verenigt U!

ESB-Dossier Clusters in beeld:
Theorie:
B. Nooteboom, Samenwerking tussen bedrijven: wat moeten we toestaan?
Multimedia:
P. den Hertog, S. Maltha en E. Brouwer, Een cluster in wording
Dynamiek:
V.A. Gilsing en G.J. Hospers, De levensloop van clusters
Onderzoek:
L.A.G. Oerlemans en M.T.H. Meeus, Clusters en IOP’s
ICT:
H. Bouwman, T. Elfring en W. Hulsink, De Dommel of Leuven?
Kennistransfer:
P. Beije, De rol van kennisinstellingen

Management:
A.-P. de Man, Impicaties voor het bedrijfsleven
Beleid:
P. Boekholt en T.J.A. Roelandt, Clusterbeleid in internationaal perspectief
Beleid:
P. Papegaaij, Uit de praktijk Machine- en apparatenbouw
ABC:
E.-J. Visser, De complementariteit van clusters en netwerken
Epiloog:
J.S. Metcalfe, Bruggen bouwen

1 Zie bijvoorbeeld H. Bouwman en W. Hulsink (red.), Silicon Valley in de polder. ICT-clusters in de Lage Landen, Lemma, 2000 voor de
beschrijving van een groot aantal nationale en internationale cases. Dit artikel is gebaseerd op data en inzichten uit deze publicatie.
2 D. Jacobs en A.P. de Man (red.), Clusters en Concurrentiekracht. Naar een nieuwe praktijk in het Nederlandse bedrijfsleven?,
Samsom, Alphen a/d Rijn, 1996.
3 M. Castells en P. Hall, Technopoles of the World. The Making of 21st Century Industrial Complexes, Routledge, 1994, en A.J. Scott,
Technopolis. High-Technology Industry and Regional Development in Southern California, University of California Press, 1993.
4 S. Rosegrant en D. Lampe, Route 128: Lessons from Boston’s High-Tech Community, Basic Books, 1992; A.L. Saxenian, Regional
Advantage. Culture and Competition in Silicon Valley and Route 128, Harvard University Press, 1994; en D.A. Kaplan, The Silicon
Boys and their Valley of Dreams, Perennial, 2000; en Bouwman en Hulsink, op.cit., hoofdstuk 2.
5 T. Elfring, Oplevend Ondernemerschap. Wageningen Universiteit, 1999.
6 T. Elfring en W. Hulsink, Het potentieel van venturing strategieën en permanent ondernemerschap, Interface: Tijdschrift voor
Bedrijfskunde, 2000, nr. 5, blz. 44-47.
7 M. Hiltzik, Dealers of Lightning. Xerox PARC and the Dawn of the Computer Age, Harper Business, 2000; en M. Metze,
Kortsluiting.Hoe Philips zijn talenten verspilde, SUN, 1999.
8 G. Grabher (red.), The embedded firm: On the socio-economics of industrial networks, Routledge, 1993.
9 P. Krugman, Geography and trade, MIT Press, 1991; W.B. Arthur, Increasing Returns and Path Dependence in the Economy,
University of Michigan Press, 1994; en C.L. Shapiro en H.R. Varian, Information rules. A strategic guide to the network economy, HBS
Press, 1999.
10 S.S. Cohen en G. Fields, Social capital and capital gains in Silicon Valley, California Management Review, 1999, nr. 2, blz. 108-130.
11 Saxenian, op.cit.
12 H. Bouwman en W. Hulsink, Herleven de Gouden Tijden van Amsterdam en Vlaanderen?’ I&I Nieuwe Media in Perspectief, 2000, nr.
4, blz. 12-20.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs