De Deense overheid is er in geslaagd om met haar burgers een afspraak te maken over het gebruik van persoonsgegevens. Iedere burger heeft een e-mailadres waar de belastingdienst, de bank, de school en opvang van de kinderen, de energieleverancier, de huisarts etc. de burger informeert, rekeningen stuurt en vragen stelt.
Een Duitse hoogleraar die sinds kort in Kopenhagen werkt, vertelde mij deze week met enige verbazing dat hij een bankrekening had geopend, dit een dag later meldde bij de salarisadministratie van de universiteit, die vervolgens meldden dat ze het salaris al hadden overgemaakt. Evenals de energieleverancier en de kabelaar waar hij zich had aangemeld het abonnementsgeld al hadden geïnd. Ook had de ziektekostenverzekering al een aantal ziekenhuizen in de buurt geselecteerd en de dichtstbijzijnde huisartsen in kaart gebracht. Een Turks-Duits stel dat sinds kort in Odense werkt had een soortgelijke ervaring bij de aankoop van een auto en een Italiaanse kreeg bij aankomst meteen de opties voor kinderopvang voor haar zoon voorgeschoteld.
Big brother? Ja, BIG brother. Maar laten we niet al te naïef of principieel zijn. Ook de Nederlandse overheid en nutsbedrijven en zelfs veel commerciële instellingen hebben al deze informatie. En veelal omdat wij dat als burgers prima en prettig vinden.
Wat deze afspraak nog interessanter maakt, is dat de gegevens (die allemaal op basis van het BSN worden gekoppeld) vrij eenvoudig beschikbaar zijn voor wetenschappelijk onderzoek. De Deense versie van het CBS stelt gegevens van alle burgers beschikbaar voor onderzoek. Het Deense NWO stimuleert actief het gebruik van deze data door voorstellen die gebruik maken van Deense microdata te prioriteren. Ook het koppelen van verschillende gegevens is geen enkel probleem. Ter vergelijking: Nederlandse onderzoekers zijn constant in onderhandeling met het CBS over privacy. Een grotendeels achterhaalde discussie, want iedere handige econometrist vindt binnen twee minuten zichzelf in het Sociaal Statistisch Bestand en binnen vijf minuten de buren, vrienden, kennissen etc. Het gevolg van deze discussies is dat Nederlandse onderzoekers steeds vaker met buitenlandse data werken om hun onderzoek te kunnen uitvoeren.
Het maken en beschikbaar stellen van microdata kost geld, veel geld, maar blijkbaar heeft de Deense overheid ingezien dat kennis over de samenleving en het toetsen van de effectiviteit van haar beleid meer oplevert dan kost. De onderzoeker betaalt een geringe vergoeding voor advies en toegang. Toegang tot deze data gaat via een beveiligde verbinding die door de onderzoeker met een token kan worden verkregen. Deze toegang kan overal plaatsvinden. De controle op de statistische output geschiedt op basis van steekproeven en is gratis. Binnen een half uur heeft de onderzoeker zijn statistische output “in huis”. Ter vergelijking: Bij ons CBS kost de controle van output enige honderden euro’s en wordt iedere cel nauwkeurig gecheckt. Ook is toegang alleen mogelijk in speciaal opgezette ruimtes of bij het CBS zelf. Het duurt ook nog eens dagen voordat de output beschikbaar wordt gesteld. Ten slotte is het erg duur om toegang tot de data te krijgen.
Het Deense model is gebaseerd op vertrouwen en gaat uit van de wetenschappelijke integriteit van de onderzoeker. Er wordt niet gerapporteerd over tot het individu herleidbare gegevens. Ook kent iedere Deense onderzoeker de sanctie op misbruik. Een hele faculteit wordt bij misbruik door een individuele onderzoeker voor minstens een maand uitgesloten van toegang. Dat wil niemand op z’n geweten hebben. Misbruik komt dan ook zelden voor.
De maatschappelijke opbrengst van deze Deense Data Deal is groot. Men weet bijvoorbeeld nu veel meer over hoe loononderhandelingen plaatsvinden in verschillende bedrijven nu onderhandelingen sterk decentraal plaatsvinden, daarnaast is de zorg voor kinderen die te vroeg worden geboren sterk verbeterd door het hele gezin te ondersteunen, ook de effecten van prestatiebekostiging van MBO’s op de uitkomsten van kinderen zijn helder in kaart gebracht, en door de lange termijn gevolgen van de polio-epidemie die Kopenhagen in 1950 trof voor ieder geval in beeld te krijgen is een beter begrip over vaccineren ontstaan. Allemaal vragen die de Nederlandse politiek en beleidsmakers ook bezighouden in de SER, bij het ministerie van OCW waar het (v)MBO er niet goed opstaat, en die beleidsmakers bij het RIVM of VWS zouden kunnen helpen bij het bereiken van groepen die zich principieel niet willen laten vaccineren of gezinnen die te maken krijgen met vroeggeboren kinderen.
Twee voorbeelden van recent onderzoek uitgelicht. Centrale toetsen (zoals de Citotoets in ons land) die later op de dag worden gemaakt door kinderen benadelen kinderen die moeite hebben met een toets. Ieder basisschoolkind maakt ieder jaar, net als in Nederland, in het voorjaar een toets om de voortgang te meten. De school mag zelf kiezen wanneer de toets (die een uur duurt) wordt afgenomen in de periode tussen 1 februari en medio april. De toets wordt online afgenomen waardoor het duidelijk is welk kind op welk tijdstip de toets heeft gemaakt. Deze gegevens (van 570 duizend kinderen in de leeftijd 5 tot 16 jaar) zijn bij het Deense CBS op te vragen enkele maanden nadat de laatste toets is afgenomen. Analyse van deze gegevens heeft onder andere opgeleverd dat kinderen die het gemiddeld minder goed doen op school de toets slechter maken als deze later op de dag wordt afgenomen. Dit helpt de leerkracht om het resultaat beter te duiden of de toets zo vroeg mogelijk op de dag af te nemen om geen vertekend beeld te krijgen. Ook krijgen ouders op die manier een zuiver beeld van de voortgang van hun kroost. Het heeft tevens tot vervolgvragen geleid over het waarom van dit patroon waar onderwijseconomen, sociologen en psychologen nu samen naar kijken.
Ander onderzoek heeft geleid tot een sterke reductie van schooluitval op de middelbare school. Afwezigheid op de middelbare school wordt geregistreerd en kan via de BSN worden gekoppeld aan sociaal-maatschappelijke en historische gegevens over het kind en de familie. Het onderzoek heeft geleid tot een indicator die vroege signalen oppikt die later vaker leiden tot vroegtijdig schoolverlaten. Tevens is gebleken dat een slimme samenstelling van de klas uitval sterk kan terugdringen. Opnieuw geen kleine sample, anekdotes of enkele scholen, maar alle Deense kinderen die op de middelbare school zitten. Hierdoor kan beleid veel beter gericht worden en kunnen zinloze interventies worden afgeschaft.
Het interessante van de Deense Data Deal is dat het allemaal binnen de privacywetgeving in Europa lijkt te passen. We verzamelen in Nederland ook heel veel gegevens, maar die worden nauwelijks ontsloten om meer kennis van de Nederlandse samenleving op te doen. Allemaal onder het mom van privacywetgeving (CBP), gebrek aan capaciteit (CBS), gebrek aan urgentie en nieuwsgierigheid om inzicht in de effecten van het eigen beleid te verkrijgen (beleidsmakers) of focus bij degene die het geld verdelen (NWO). Dit is een gemiste kans en een maatschappelijk onwenselijke situatie, want de Denen laten zien dat het onderzoek een schat aan kennis oplevert over onze samenleving en de effectiviteit van al het beleid dat ze voeren.
Hoog tijd om ook in Nederland deze datadiscussie nu eens goed aan te gaan.
Auteur
Categorieën