Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
De
als indicator
,, f? *”
^itJiiilfitff.
jy
‘
De DNB-conjunctuurindicator, die
thans een voorspelling geeft tot en
met november aanstaande, geeft nog
steeds aan dat de huidige conjuncturele neergang zich zal voortzetten
(zie figuur 1). Ook de produktie in
de verwerkende Industrie, gehanteerd als maatstaf van de realisatie
van de conjunctuur, duidt op een
conjuncturele vertraging.
Ter aanvulling van de informatie
die de DNB-conjunctuurindicator
biedt, kunnen andere op de algemene conjunctuur voorlopende grootheden worden beschouwd. Een zo’n
grootheid is de koersindex van aandelen, die vaak wordt gezien als een
belangrijke, zij het niet altijd betrouwbare, conjunctuurindicator. Daarbij
wordt gewoonlijk aangenomen dat
de aandelenkoersen verwachtingen
weerspiegelen over de toekomstige
economische bedrijvigheid, zoals
deze leven bij de op de beurs actieve
en goed geinformeerde marktpartijen. De beurskoers is indertijd niet als
component in de DNB-conjunctuurindicator opgenomen, omdat de
beurscrisis van oktober 1987 misleidende informatie gaf over de toekomstige economische ontwikkelingen.
De koersdaling was immers hoofdzakelijk het gevolg van een technische
correctie van toentertijd te hoog geachte aandelenkoersen en was niet
gebaseerd op nieuwe informatie over
fundamentele economische krachten.
Wanneer hiermee rekening wordt gehouden, kan de beurskoers nuttig
zijn als indicator.
In figuur 2 wordt de conjuncturele
component van de algemene CBSbeursindex, samen met de realisatieindex van figuur 1, getoond nadat
voor de beurscrisis van 1987 is gecor-
!
“”
:
“‘~
Figuur 2. Conjuncturele component van de aandelenhoersindex gecorrlgeerd
voor de beurscrisis in 1987
rigeerd. De beursindex is gedefleerd
met de prijsindex voor de particuliere
consumptie, waardoor de voorspelkwaliteit iets hoger is. In figuur 2 is
gecorrigeerd voor het feit dat de uitslagen van de beursindex ruim vier
keer zo groot zijn als die in de industriele produktie. De beursindex heeft
een conjuncturele component die
circa negen maanden voorloopt op
de conjuncturele component van de
industriele produktie, en daarmee na synchronisatie, dat is verschuiving
in de tijd met deze negen maanden in vrij hoge mate spoort. Alle omslagpunten van de referentiereeks zijn
tot 1991 in de beurskoers terug te
vinden.
Na 1991 wijkt het conjunctuurpatroon van de aandelenkoersindex
van de realisatie-index af. De koersindex vertoont een extra cyclus met
(na synchronisatie) een dal in 1991,
een top in 1992 en in 1993 slechts
een lichte afzwakking van de conjunctuur. Dit komt doordat de koersindex veel sterker dan de algemene
conjunctuur be’invloed wordt door
rentebewegingen. De in 1990 ingezette stijgende tendens van de rente, die
eind 1992 omsloeg in een daling,
heeft derhalve tot een overschatting
van de neerwaarts gerichte conjunctuur in 1990 en een onderschatting
van de conjuncturele afzwakking in
1992 geleid. Voorts zijn de aandelenkoersen in die periode door een
exogene schok – de Golfoorlog be’invloed. Van belang is wat de
beursindex, die met een voorlopend
karakter van negen maanden enkele
maanden verder voorspelt dan de
DNB-conjunctuurindicator, voor de
komende negen maanden aangeeft.
Figuur 2 indiceert dat de conjunctuur
zich rond de jaarwisseling zal verbeteren. Deze voorspelling heeft echter
alleen geldingskracht als de huidige
hausse op de beursen gebaseerd is
op positieve verwachtingen over de
economische ontwikkelingen en niet
wordt gedreven door andere dan fundamenteel economische factoren.
Conclusie
De DNB-indicator voorziet voor de
komende maanden een voortzetting
van de conjuncturele neergang. De
beursindex is een frequent gehanteerde, maar niet altijd betrouwbare, conjunctuurindicator. Hij kan derhalve
niet op mechanische wijze worden
gebruikt, maar moet worden gecorrigeerd voor verkeerde signalen. Dit in
acht nemende duidt de beursindex
voor het begin van volgend jaar op
een herstel van de conjunctuur.