Consument wil niet aan euro wennen
Aute ur(s ):
Warnaar, M. (auteur)
De auteur is senior wetenschappelijk medewerker b ij het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (nibud). Met dank aan Age Bakker en Marijke
van Ewijk voor hun commentaar. (auteur)
Mwarnaar@nibud.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4390, pagina 932, 20 december 2002 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
euro
Een jaar na invoering moet de consument nog steeds wennen aan de euro. Door de euro missen velen het referentiekader om te
bepalen of iets duur of goedkoop is. Dit leidt in sommige gevallen tot schulden.
In januari 2002 is de chartale euro ingevoerd. In alle landen die meedoen met de euro kon na een overgangsperiode alleen nog met
euromunten en eurobankbiljetten betaald worden. Dat betekende dat de consument moest wennen aan nieuwe munten en bankbiljetten,
maar ook aan een nieuwe rekeneenheid. Vanaf juli 2001 waren vrijwel alle producten al dubbel geprijsd, dat wil zeggen in euro’s en in
guldens, maar vanaf januari 2002 verdwenen langzaam maar zeker de guldenprijzen uit het zicht van de consument.
De logistieke invoering van de euro is vrijwel probleemloos verlopen, maar hoe zit het met de psychologische invoering van de euro bij
de consument? Vergelijken mensen de prijzen in euro’s of wordt er mentaal nog steeds omgerekend? Kan de invoering van de euro tot
gevolg hebben gehad dat mensen in de schulden zijn geraakt?
Onderzoek
Het nibud heeft in drie perioden een onderzoek gehouden naar de beleving van de euro onder consumenten: in januari, in maart en in
augustus. Voor de Nederlandse Vereniging van Volkskrediet (nvvk) is nader geanalyseerd of de schuldenproblematiek is gegroeid door
de invoering van de euro.
Overbesteding door euro
De Greef definieert vier oorzaken van een problematische schuldsituatie: compensatieschulden, aanpassingsschulden,
overlevingsschulden en overbestedingsschulden 1. Van al deze oorzaken is nagegaan in hoeverre de invoering van de euro een rol heeft
gespeeld bij een toename van het aantal personen dat in de schulden terecht is gekomen.
Bij twee typen schulden heeft de euro nauwelijk een rol gespeeld. Compensatieschulden worden gemaakt door mensen met meervoudige
problemen, waarbij geldbesteding een uitlaatklep voor die problemen is. In theorie kan de euro leiden tot een groter gevoel van
verwarring en wellicht daardoor tot iets meer compensatieschulden, maar harde aanwijzingen hiervoor zijn er niet.
Aanpassingsschulden zijn schulden die het gevolg zijn van aanpassingsproblemen bij inkomensachteruitgang of onvoorziene uitgaven.
Voorbeelden van een dergelijke situatie zijn werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of een echtscheiding. De vertraagde groei van de
economie en de val van de aandelenbeurzen heeft bij meer huishoudens dan in 2001 geleid tot een lager inkomen. Waarschijnlijk heeft dit
geleid tot een toename van aanpassingsschulden, maar de invoering van de euro speelt daar geen rol in.
Overlevingsschulden
Een derde type schulden zijn overlevingsschulden. Overlevingsschulden ontstaan wanneer het inkomen van een huishouden niet
toereikend is om de noodzakelijke uitgaven te kunnen bekostigen. Overlevingsschulden kunnen ontstaan wanneer groepen met een laag
inkomen te maken krijgen met een dalende koopkracht. De invoering van de euro heeft echter geen dalende koopkracht tot gevolg gehad.
De bijstandsnorm voor echtparen is ten opzichte van 2001 met 4,35 procent gestegen. De consumentenprijsindex (cpi) van het cbs is in
de periode van augustus 2001 tot augustus 2002 met 3,3 procent gestegen. De Nederlandsche Bank schatte in augustus het effect van de
euro op de inflatie over het eerste half jaar van 2002 op 0,6 procent van de cpi en op 1,4 procent in termen van detailhandelsprijzen.
In 2002 is de koopkracht op papier voor de laagste inkomens gestegen. Een koopkrachtdaling door de euro kan dus niet de oorzaak zijn
van financiële problemen, simpelweg omdat de euro geen koopkrachtdaling tot gevolg heeft gehad.
Toch zijn er groepen consumenten in de problemen geraakt door de euro. Als het niet aan koopkrachtdaling ligt, is het de vraag waar het
wel aan ligt. Hier speelt de invoering van de euro wel een rol. Het uitgavenpatroon van veel consumenten blijkt sindsdien gewijzigd te
zijn, zodat ze met overbestedingsschulden te maken krijgen.
Overbestedingsschulden
Overbestedingsschulden ontstaan wanneer huishoudens structureel meer uitgeven dan er aan inkomen binnenkomt, niet alleen aan
noodzakelijke producten, maar ook aan niet-noodzakelijke producten. Als die overbesteding structureel is, kunnen er problematische
schulden ontstaan. Het nibud-onderzoek toont aan dat de invoering van de euro inderdaad heeft geleid tot overbesteding en dus tot
schulden.
Consumenten zijn meer gaan uitgeven omdat de prijzen in euro’s lager lijken. In de peiling van augustus gaf 85 procent aan meer te
hebben uitgegeven dan het jaar ervoor. Dit was ongeveer gelijk aan de peiling van eind maart, maar beduidend hoger dan in januari.
Een enkeling denkt al in euro’s…
Een van de oorzaken waardoor mensen meer zijn gaan uitgeven is geldillusie. Dat geldillusie bestaat blijkt uit economische experimenten
en empirisch onderzoek 2. Mensen hebben moeite om door de geldsluier van een nieuwe rekeneenheid heen te kijken.
Door de invoering van de euro blijkt dat consumenten het lastig vinden om in te schatten of een bepaalde prijs in euro’s hoog of laag is
voor een aankoop.
In de drie enquêtes is gevraagd of men in euro’s of guldens dacht om te bepalen of men iets duur of goedkoop vond. Meer dan een half
jaar na de introductie van de euro gebruikt de overgrote meerderheid de gulden nog als rekeneenheid. In augustus dacht zestien procent
van de consumenten direct in euro’s. Maar liefst 84 procent van de mensen rekende dus nog in guldens.
Uit het onderzoek komt naar voren dat jongeren, hoger opgeleiden en mannen meer in euro’s denken dan anderen. Onder jongeren onder
de twintig denkt 29 procent in euro’s, terwijl dat bij ouderen boven de zestig op acht procent ligt. Meer mannen dan vrouwen denken in
euro’s (21 versus 12 procent). Ook opleiding doet ertoe: hoger opgeleiden zijn al meer vertrouwd met de euro dan lager opgeleiden (20
versus 13 procent).
…maar velen niet (goed)
Sommigen denken al volledig in euro’s, maar de meerderheid gebruikt de gulden liever als referentiekader. Dit gaat gepaard met
problemen, blijkt uit het onderzoek.
In de eerste plaats wordt er – al dan niet bewust – verkeerd omgerekend, door bijvoorbeeld de prijs in euros met twee te
vermenigvuldigen. Daardoor lijkt de prijs in guldens lager en de aanbieding aantrekkelijker.
Ten tweede wordt er soms niet omgerekend, bijvoorbeeld omdat dit ondoenlijk is. Het is begrijpelijk dat men niet bij elke
aankoopbeslissing tijdens een supermarktbezoek omrekent. Wanneer een product vroeger te duur was, gingen er ‘alarmbellen’ af.
Wanneer mensen niet volledig denken in euro’s en ook niet omrekenen, missen ze het referentiekader om een goede aankoopbeslissing te
nemen. Daarnaast is psychologisch prijzen iets van alle tijden, maar juist nu valt op dat bij veel prijsuitingen alleen een getal staat en
geen euroteken. Ook hierdoor zijn consumenten minder geneigd om te rekenen.
Daardoor koopt men duurdere artikelen dan men in 2001 zou hebben gekocht. Een groot aantal respondenten meldde dat zij spijt kregen
van bepaalde aankopen, toen ze achteraf de guldenprijs er van uitrekenden. Dit werd voornamelijk gemeld bij impulsaankopen als kleding
en horecauitgaven.
Ervaringsinflatie
Dit alles heeft tot gevolg gehad dat huishoudens in 2002 meer zijn gaan uitgeven. De consumptie ligt volgens het cbs dit jaar circa vijf
procent hoger dan vorig jaar. In de enquêtes meldde 85 procent van de respondenten dit jaar meer uit te geven dan vorig jaar.
Dat komt niet zozeer door de hogere prijzen, maar doordat men duurdere artikelen koopt. Wanneer de artikelen geprijsd zouden zijn in
guldens, zou men deze nooit gekocht hebben.
Een gevolg hiervan is dat veel mensen denken dat de prijzen sterk gestegen zijn door de invoering van de euro. In het nibud-onderzoek
zegt maar liefst 85 procent van de respondenten dat de prijzen sterk gestegen zijn. Regelmatig werd beweerd dat winkeliers alleen het
guldenteken hadden vervangen door het euroteken. Veel genoemde producten die duurder zijn geworden, waren de horeca, kleding en
bloemen. Dit bevestigt eerder onderzoek van de Nederlandsche Bank. Hieruit bleek dat de door consumenten gepercipieerde inflatie in
het eerste halfjaar van 2002 met een percentage van 7,3 procent ruim twee maal zo hoog is als de feitelijke inflatie 3.
Psychologische factoren
De koopkracht is feitelijk niet gedaald, maar hoe komt het dan dat mensen denken dat dat wel zo is? Op de eerste plaats zijn uitgaven die
je letterlijk in je portemonnee voelt, sterker in prijs gestegen dan kosten die vaak automatisch – en dus ongemerkt – betaald worden. Zo
zijn producten in de horeca flink duurder geworden met een gemiddelde stijging van ruim zes procent. Ook was in de eerste maanden van
het jaar de prijsstijging van voeding en alcoholvrije dranken sterk (vijf tot acht procent). Vaste lasten, die meestal niet via het chartale
betalingsverkeer verlopen, zoals de huur en vervoerskosten zijn het afgelopen jaar veel minder in prijs gestegen (respectievelijk 2,9 en 2,1
procent).
Op de tweede plaats vallen prijsstijgingen over het algemeen eerder op dan netto-loonstijgingen en prijsdalingen. Het automatisme
waarmee men prijzen in de winkel vergelijkt en afzet tegen een referentiebedrag, is door de komst van de euro verdwenen. Men moet leren
om een nieuw referentiekader op te bouwen, zodat het automatisme terugkomt. Dit kan vergeleken worden met het leren van een vreemde
taal. In het begin van het leerproces wordt gezocht naar equivalente woorden en constructies in de eigen taal. Pas na verloop van tijd en
veel gebruik wordt ook die vreemde taal een automatisme. Het steeds blijven vertalen naar de eigen taal levert op den duur geen
vooruitgang meer op.
Problemen
De consument heeft dus moeite met de euro omdat men niet omrekent of vergissingen maakt in het omrekenen. Hierdoor missen
consumenten het referentiekader dat ze nodig hebben om te bepalen of iets duur of goedkoop is. Een deel van de consumenten komt in
de problemen door overbestedingschulden. Uit het onderzoek blijken er verschillende patronen te zijn waarop mensen op deze
problemen reageren.
Als eerste is er een groep die problemen heeft gehad en inmiddels de oorzaak heeft herkend en maatregelen heeft genomen. Deze
huishoudens geven aan nu beter op de prijzen te letten, hebben hun uitgavenpatroon aangepast of kopen nu in goedkopere winkels.
Deze groep betreft vijf procent van de huishoudens boven modaal en ongeveer zeven procent van de huishoudens beneden modaal.
Ten tweede is er een groep die alleen symptomen benoemt, maar niet de effecten daarvan op hun persoonlijke situatie onderkent. Dit is
een groep die ‘aan het eind van zijn salaris nog een stuk maand over houdt’. Ongeveer acht procent van de huishoudens boven modaal
geeft dit aan alsmede ongeveer zestien procent van de huishoudens beneden modaal. Deze groep geeft aan nog geen problemen te
hebben. Wel loopt zij een risico, omdat de oorzaak van de situatie niet expliciet wordt erkend.
In totaal heeft ruim vijftien procent van de huishoudens met een inkomen beneden modaal te maken met financiële problemen (tabel 1).
Problemen die ontstaan zijn door andere oorzaken (zoals de aanpassingsschulden) zijn hier niet meegenomen. Er is een onderscheid
gemaakt tussen niet-risicovolle en risicovolle financiële consequenties. Van acht procent zijn die problemen risicovol, in die zin dat er een
schuld wordt opgebouwd. Omgerekend zijn dat ongeveer 185.000 huishoudens. De belangrijkste manier waarop dat gebeurd is via de
roodstand op de bank- of girorekening. Dat is een aanwijzing dat het gaat om onbewust gemaakte schulden.
Tabel 1. Financiële consequenties van de invoering van de euro volgens consumenten, per risicoprofiel in procenten
Boven
Modaal
niet-risicovol
minder geld voor leuke dingen
minder sparen
minder geld op lopende rekening
spaargeld aanspreken
risicovol
rekeningen laten liggen
voor het eerst rood gaan staan
meer/vaker/eerder rood gaan staan
een lening afsluiten
chronische geldproblemen
beneden
modaal
6,5
3,0
7,2
4,0
1,7
0,2
1,6
4,1
0,2
1,0
2,6
0,3
0,0
0,8
0,5
1,9
8,0
0,7
2,1
4,3
0,5
0,4
Bron: Financiële problemen door de invoering van de euro, nibud/nvvk, 2002.
Referentiekader
Omrekenen naar guldensprijzen was net na de invoering van de chartale euro een handig middel om nog enig referentiekader voor prijzen
van artikelen te hebben. Het wennen aan de euro gaat gepaard met problemen. In principe is dit van voorbijgaande aard. Wanneer men
volledig denkt in euro’s, zullen vergissingen niet meer gemaakt worden en zullen deze problemen niet meer optreden. Daarom is het
zorgwekkend dat het denken in euro’s gedurende de afgelopen maanden slechts mondjesmaat is toegenomen.
Naast de beperkte opmars van mensen die in euro’s denken, zijn er bovendien meer mensen pessimistisch geworden in hun verwachting
van het tijdstip dat ze volledig mentaal zijn overgeschakeld op de euro (tabel 2). Het percentage dat nooit op de euro zegt over te
schakelen is gegroeid van 12 procent in maart tot 21 procent in augstus.
Tabel 2. Moment waarop consumenten verwachten in euro’s te denken, in procenten
augustus 2002
doe ik al
binnenkort
dit jaar nog
volgend jaar of later
nooit
maart 2002
7
8
13
51
21
Bron: Financiële problemen door de invoering van de euro, nibud/nvvk, 2002.
5
9
28
45
12
Ook dit kan met het leren van een taal vergeleken worden. Een taal kan het beste geleerd worden door er helemaal in ondergedompeld te
worden en niet door het te leren uit een woordenboek. Consumenten zullen pas aan de euro wennen als ze de gulden helemaal loslaten.
Dat is echter nog lang niet zo. De benzineprijs kennen de meeste consumenten wel in euro’s, maar ongeveer de helft van de mensen kent
zijn eigen salaris in euro’s nog niet eens.
Hoe leren consumenten die in de problemen zijn gekomen hun referentiekader aan te passen? Ten eerste is het verstandig voor
consumenten om inkomsten en uitgaven in kaart te brengen. Zo leert men de europrijzen kennen.
Ten tweede hebben financieel kwetsbare groepen extra voorlichting nodig. In sommige gemeenten worden preventief cursussen omgaan
met geld en de euro aangeboden aan kwetsbare groepen.
Wat we waarschijnlijk ook missen is de dagelijkse tv-onderdompeling in wat normale prijzen zijn. Alles pleit voor een terugkeer van Hans
Kazan’s Prijzenslag
1 M.H.G. de Greef, Het oplossen van problematische schulden; een analyse van de invloed van hulpverlening, interorganisationele
samenwerking en huishoudkenmerken op de effectiviteit van schuldregelingen, Rijksuniversiteit Groningen, 1992.
2 Zie bijvoorbeeld M.M.G. Fase, Muntillusie, ESB, 24 mei 2002, blz. 410-411.
3 C.K. Folkertsma, C. van Renselaar en A.C.J. Stokman, Wennen aan de euro, De Nederlandsche Bank, Amsterdam, 2002.
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)