Ga direct naar de content

Conjunctuurindicator juli 1989

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 6 1989

Conjunctuurindicator
juli 1989

Conjunctuur vlakt af

Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator

De waarde van de DNB-indicator voor komende September is – zoals uit figuur 1 blijkt – nagenoeg gelijk aan die
van de maanden ervoor. Met vrijwel vlakke verloop voor de
periode april-september kan er op wijzen dat het conjuncturele hoogtepunt in de tweede helft van dit jaar wordt bereikt. Opvallend is dat de conjuncturele opgang vanaf het
dieptepunt medio 1987 tot het mogelijke hoogtepunt in najaar 1989, weinig intensief is. De conjunctuur uitte zich in
een groei die slechts rond 1,5% boven de trendmatige groei
uitgaat, zie label 1. De conjuncturele cycli van de afgelopen twee decennia, voor zover deze ten minste twee jaar
hebben geduurd, zijn alle geprononceerder geweest dan
de huidige cyclus.
Tabel 1. Groei industriele produktie volgens de indicator
(gemiddelde procentuele mutaties per jaar)
1980

1981 1982 1983 1984

Trend
Conjunctuur

1,6
-1,0

0,4
0,5

2,2
-0,7

2,9

-2,3

Groei

0,6

-2,2

0,9

1,5

6,0

1985

0,1

1986

1987

1988

3,1

1989a

3,1
-0,7

Groei

2,2
-0,6

2,0
-0,9

2,0
0,5

2,0
1,4

2,4

Trend
Conjunctuur

1,6

1,1

2,5

3,4

a. Gemiddelde over januari-september.

Bij beschouwing van de conjunctuur in de grote, voor
Nederland belangrijke, industrielanden blijkt dat deproduktiegroei in enkele landen, waaronder de VS en het VK, een
dalende tendens vertoont. In andere landen zoals de
Bondsrepubliek en Frankrijk zet de produktiegroei zich
echter onverminderd voort. De veelal hoge bezettingsgraFiguur2. DNB-indicator en trendmatige groei
Trend3
Indicator

120

115

– Indicator

2r

Realisatie

-2’—<1980

81

82

83

84

85

87

88

89

den in voornoemde landen duiden op het naderen van de
capaciteitsgrenzen, waarbij het monetaire beleid veelal
enigszins restrictief is, in die zin dat gepoogd wordt de geldgroei door hogere rentestanden af te remmen. Ook de aantrekkende inf latie wijst er op dat de Internationale hoogconjunctuur haar top gaat bereiken of reeds bereikt heeft. Deze
signalen ondersteunen het beeld dat de indicator voor de
komende maanden schetst, te weten hoogconjunctuur met
in de komende maanden mogelijk een afzwakken van de
groei.
Vaak wordt gesproken van het al zeven jaren durende
economische herstel. Hoe verhoudt deze uitspraak zich
met de DNB-indicator die sinds 1982 tweemaal een opgaande en eenmaal een neergaande conjunctuurbeweging aangeeft? En is de afvlakking van de indicator een
voorbode van het einde van het economische herstel sinds
1982? Ter beantwoording van deze vragen is de DNB-indicator in figuur 2 afgezet tegen de trendmatige beweging
sinds 1980. De getoonde trend is die van de produktie in
de verwerkende industrie. Duidelijk is te zien hoe de trend,
na enige jaren van nulgroei, begin 1982 ombuigt tot een
strakke opwaartse beweging overeenkomend met een
jaarlijkse trendmatige groei van gemiddeld 2,25%, zie tabel 1. Aan de laagconjunctuur komt begin 1983 een einde.
De economische groei die vanaf dat moment inzette, kende twee perioden van verhoudingsgewijs hoge groei, te weten 1984 en 1988-1989 met een gemiddelde groei van 6%
respectievelijk 3%, en een periode met een verhoudingsgewijs lage groei, namelijk 1986-1987 met een groei van
gemiddeld 1,3%. De voor de komende maanden voorspelde afvlakking van de conjuncturele opgang wijst op enige
vertraging van het groeitempo. Er is echter geen iradicatie
dat er aan de huidige trendmatige groei een einde zou komen.

Concluderend, voorspelt de DNB-indicator voor het najaar van 1989 een afvlakking van de huidige conjuncturele opgang. De aantrekkende inflatie, de veelal hoge bezettingsgraden en het internationaal restrictieve monetaire beleid wijzen ook in die richting.

110
105
100
95

1980

81

82

83

84

85

a. Trend: produktie verwerkende industrie.

660

87

88