ECONOMffi
droeg gemiddeld in de afgelopen jaren minder dan 10%. Zie figuur 2.
Consumentenvertrouwen
Rente
Het vertrouwen van de consument
in de ontwikkeling van de economic
is, na een dieptepunt in november
1990, in januari voor de tweede achtereenvolgende maand wat minder
negatief geworden. Op de vijf vragen die aan de indicator ten grondslag liggen, werden in januari 9%
meer negatieve dan positieve antwoorden gegeven. In december
1990 was dat saldo 10%, terwijl in november de negatieve antwoorden de
positieve met 15% overtroffen. Een
p’ositiever oordeel van de consumenten in januari is echter niet ongebruikelijk. In januari 1989 overstegen de
positieve antwoorden de negatieve
met 18%. Dit was het hoogste positieve saldo vanaf 1972 toen met dit on-
De rente-ontwikkeling is vanaf november vorig jaar grillig geweest, zie
figuur 3- Het officiele wisseldisconto
en de korte rente (daggeldmarktrente) stegen, terwijl de lange rente
(rendement op staatsobligaties) juist
een dalende tendens te zien gaf.
Deze tegenstelde ontwikkeling leidde ertoe dat half februari de korte
rente hoger was dan de lange rente.
Deze (ongebruikelijke) inverse ren-
testructuur deed zich ook eind 1989
begin 1990 voor. De ecart tussen het
officiele wisseldisconto dat vanaf november in twee stappen met driekwart procent werd verhoogd, en de
lange rente was half februari nog
maar een procentpunt. Gemiddeld
over de laatste tien jaar lag dat verschil tussen de twee en drie procentpunten. De opmerkelijke rente-ontwikkeling in de laatste maanden
volgt op een periode (in 1990) waarin het renteverloop betrekkelijk stabiel en rustig was, na een sterke stijging in 1989.
Figuur 1. Consumentenvertrouwen (saldo van positieve en negatieve antwoor-
den in % van totaal)
20
IT
-20
-40
derzoek begonnen werd. Uit de beantwoording van de twee vragen
over de algemene economische situatie wordt de indicator van het economisch klimaat berekend. In januari 1990 overtroffen de positieve
antwoorden de negatieve met 26%
in januari 1991 was dit saldo -30%.
Zie figuur 1.
– – – – koopbereidheid
– – – economise^ Himaat
—— Consumentenvertrouwen
i i i i i i i i i i i i i i i i
j fmamj j a s o n d jfmamj j a s o n d jfmamj j a s o n d j
1988
1989
1990
Figuur 2. Prijzen van aardolie en verbruik industrie (indexcijfers, Januari
1989 -100)
180
aardolieprijs (Brent) in gld.
linkerschaal
/
140
-105
100
-100
Prijzen verbruik Industrie
Op de goederenmarkt in Londen
moest in januari 1989 voor een vat
aardolie North Sea (Brent) gemiddeld $ 16,95 (f 33,56) worden betaald. Hierna toonde de olieprijs (in
guldens) tot medio verleden jaar een
betrekkelijk stabiel verloop. Onder
invloed van de Golfcrisis werd de
olie tussen juni en oktober 1990 echter tweemaal zo duur. Vanaf het topniveau in oktober is de prijs onafgebroken gedaald en in de eerste twee
weken van februari is weer het prijsniveau (in guldens) van twee jaar geleden bereikt. De prijsontwikkeling
van het verbruik van grondstoffen
en halffabrikaten in de industrie
toonde in deze periode globaal eenzelfde verloop. De relatieve prijsmutaties van de door de industrie ingekochte goederen zijn echter kleiner.
Het aandeel van ruwe aardolie in de
totale waarde van door de industrie
verbruikte grond- en hulpstoffen be-
60
verbmiksprijs ind.
grond-en hulpst.
rechterschaal
95
j f m a m j j a s o n d j f m a m j j a s o n d j f
1989
1990
1991
Figuur 3. Rente (maandcijfers in 96)
10
rendement op staatsobligaties
daggeldmarktrente
wisseldisconto
.
‘••’
.–.. ,.<—””‘ r
j fmamj j asond|j fmamj j asond|j fmamj j asond|j f
1988
1989
1990
1991
DEZEWEEK
Buitenland
Uitsluitend in deze twee landen was
de toename in de eerste drie kwarta-
Bruto binnenlands produkt
len van 1990 groter dan over 1989
met forse stijgingen van het volume
De economische groei (gemeten aan
de volume-ontwikkeling van het bruto binnenlands produkt) in de eerste
drie kwartalen van 1990 bedroeg in
Nederland 3,2% ten opzichte van de
als geheel. Opvallend is dat het ac-
van de bruto-investeringen in vaste
cres in een aantal engelstalige lan-
activa. In de Bondsrepubliek Duitsland groeiden de investeringen met
den in de eerste drie kwartalen van
1990 beperkt is gebleven tot 1 a 2%.
Australie’ kende het grootste verschil
bliek Duitsland in de eerste drie
kwartalen van 1990 gingen gepaard
9%, het hoogste percentage van de
afgelopen tien jaar. In Canada, het
in groeipercentages tussen 1990 en
1989. In Zweden werd verleden jaar
Verenigd Koninkrijk en Australie
evenals in 1989 het laagste groeicijfer geregistreerd.
overeenkomstige periode van 1989.
Van de in de figuur 4 weergegeven
landen wordt dit percentage alleen
overtroffen door Japan (6,2%) en de
Bondsrepubliek Duitsland (4,5%; de
gegevens voor de Bondsrepubliek
Duitsland betreffen uitsluitend het
grondgebied voor 3 oktober 1990).
gen in de eerste drie kwartalen van
Investeringen in vaste activa
De hierboven vermelde hoge groei-
daalde het volume van de investerin-
1990. In Australie vond deze daling
plaats (-8%) nadat de investeringen
over 1989 als geheel nog met 10%
waren toegenomen, zie figuur 5.
cijfers voor Japan en de Bondsrepu-
Industriele produktie
Het volume van de industriele produktie in 1990 was 3,6% groter dan
in 1989. Dit groeicijfer is lager dan in
de twee voorafgaande jaren. De
Figuur 4. Procentuele groei van het bbp (volume)
Aus
Jap* ———————————————————————————————————— D———————— •
groei over 1989 bedroeg 4,4%, het
accres in 1988 was 5,4%. In het afgelopen decennium was alleen het
N ——————————————————————— •————— D
BRD*
F ——————————————————— •——————— D
I ——————————— •———— n
groeicijfer over 1984 hoger. In figuur
6 is de ontwikkeling van dit cijfer
weergegeven als de procentuele jaar-
Can ———————— •—————————— D
VS* ——————— •—————————— D
D
VK
•
Z ————— •——————— D
mutatie van het voortschrijdende
twaalfmaandsgemiddelde. Daarbij is
D 1989t.o.v.l988
• I-mi990t.o.vI-ra 1989
*)BNP
J
|
1
1
c
1
I
2
3
4
i
5
6
het gemiddelde geplaatst aan het
t
7
eind van de periode. In de loop van
1990 stagneerde de groei van de industriele bedrijvigheid. Van het eer-
ste op het tweede kwartaal nam de
industriele produktie, voor seizoeninvloeden gecorrigeerd, nog met
bijna 2% toe. In het derde kwartaal
was het produktievolume nagenoeg
Figuur 5. Procentuele groei bruto investeringen in vaste activa (volume)
-•-n
-n
-n
-a
(-8)
Aus
Z
NL
BRD
F
I
VK
Can
VS*
even groot als in het tweede kwartaal. In het laatste kwartaal deed
zich, ten opzichte van het derde
kwartaal, een daling van ruim 1%
voor. Binnen de industriele bedrijfsklassen werd in 1990 de sterkste
groei gerealiseerd in de papier- en
-n-
-D
-a
-a
grafische industrie. In de laatste drie
kwartalen stabiliseerde het produktieniveau zich in deze bedrijfsklasse
D 1989 t.o.v. 1988
t I-mi990t.o.v
*)Bednjfsinvest.
-2
I-m 1989
8
10
Figuur 6. Produktie Industrie (volume, %jaarmutatie voortschrijdend 12 maandsgemiddelde)
12
op een relatief hoog niveau. De produktie in de metaalindustrie, de
grootste categoric, was in 1990 bijna
5% groter dan in 1989. In het vierde
kwartaal nam het produktievolume
af. De basismetaalindustrie en de
elektrotechnische industrie bepaalden met name deze ontwikkeling.
De groei in de chemische industrie
(een kleine 2%) bleef achter bij het
industriele gemiddelde. De tendens
van afnemende groeicijfers was in
deze bedrijfsklasse al in 1989 waarneembaar.
Deze bijdrage is ontleend aan het Conjunctuurbericht, dat wordt samengesteld
1982
ESB 27-2-1991
I 1983
I 1984
1985
I 1986
1987
I 1988
‘ 1989
1990
door de hoofdafdeling Nationale Rekeningen van het CBS.