Ga direct naar de content

Conjunctuurbericht

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 24 1991

ECONOMDS

ling ten opzichte van de overeenkomstige periode een jaar eerder die
uit het jongste cijfer blijkt, is wat geringer dan gemiddeld in 1990 werd
geregistreerd. Het januari-maart cijfer ligt 24 duizend onder het overeenkomstige cijfer in 1990. Het
jaargemiddelde van 1990 was 44
duizend lager dan dat van 1989. Het
CBS acht het voorshands niet verantwoord om hieraan enige conclusie
met betrekking tot het dalingstempo
te verbinden.

Werkloosheid
Produktie Industrie
Het volume van de gemiddelde dagproduktie in de industrie was in de
periode januari-februari van dit jaar
bijna 2% groter dan in de overeenkomstige periode van 1990. Dit groeicijfer blijft achter bij het accres dat in
1990 werd gerealiseerd. De groei
over het jaar 1990 als geheel bedroeg
3,7%. De terugvallende groei kan worden geillustreerd aan de ontwikkeling
van de procentuele jaarmutatie van
het voortschrijdende twaalfmaandsgemiddelde. Dit gemiddelde is hierbij
geplaatst aan het einde van de periode. Na een dieptepunt in december
1987 steeg de trendmatige groei snel
in de loop van 1988 tot in december
van dat jaar een top van 5,4% werd
bereikt (dit cijfer komt uiteraard over-

Het aantal geregistreerde werklozen
bedroeg in de periode januari-maart
1991 gemiddeld 346 duizend (figuur
3). De Enquete beroepsbevolking
van het CBS, waaraan de gegevens
mede worden ontleend, is een steekproefonderzoek. Daarom hebben de
gegevens een onnauwkeurigheidsmarge. Alleen grote verschillen tussen de driemaandscijfers en ontwikkelingen die zich over een wat
langere periode blijvend aftekenen,
mogen als indicatie voor de ontwikkeling worden beschouwd. De da-

Figuur 1. Produktie industrie (volume, procentuele jaarmutatie van bet voortscbrijdend 12-maandsgemtddelde)

6
5
4

n

3

2
1

j f m am j j a s o n d|j f m am j j a s o n d j j f mam j j a s o n d|j f m
een met de groei over 1988 als geheel). Vanaf december 1988 tot medio
1990 is de groei betrekkelijk stabiel
en relatief hoog. Daarna is een duidelijke daling van de procentuele jaarmutatie van het voortschrijdende
twaalfmaandsgemiddelde waarneembaar, ziefiguur 1.

Prijzen gezinsconsumptie
Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie is tussen midden februari en
midden maart met 0,5% gestegen (figuur 2). Tussen maart 1990 en maart
1991 steeg het indexcijfer met 2,6%;
deze stijging is iets groter dan die in
februari (2,5%). In het laatste kwartaal
van 1990 en de eerste twee maanden
van dit jaar tekende zich een stabiele
tot licht dalende tendens van de prijsstijging af. Gemiddeld over het eerste
kwartaal lagen de prijzen 2,7% hoger
dan in hetzelfde kwartaal van vorig
jaar. De prijsstijging over 1990 ten op
zichte van 1989 bedroeg 2,5%. Van de
onderscheiden artikelgroepen werd
zowel over het eerste kwartaal 1991
als over 1990 de sterkste prijsstijging
gemeten bij de categoric huur, verwarming en verlichting (vergeleken
met de overeenkomstige periode een
jaar eerder). Bij de artikelgroep voeding, dranken en tabak was de gemiddelde stijging in 1990 sterker dan in
het eerste kwartaal van dit jaar.

1988

1989

1990

Figuur 2. Prijsindex gezinsconsumptie (procentuele mutatie per artikelgroep)

Totaal
Kleding, schoeisel
Ontwikkeling, ontspanning
Meubelen, huishoudelijke app.
Medische verzorging
Overige goederen en dienst.
Voeding, dranken, tabak
Vervoer en communicatie
Huur, verwarming, verlichting
• 1990 to.v, 1989
• 1-1991 t.o.v, 1-1990

‘%’.”’

-2

Figuur 3- Geregistreerde werklozen (driemaandsgemiddelden, x 10OO)

450 r 1989
400

1990
350
1991
300

1991

DEZEWEEK

Buitenland
Beoordeling orderpositie
De beoordeling van de orderpositie
door de ondernemers in de Industrie
kan worden gezien als een indicatie
voor de toekomstige industriele produktie. In Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland is de beoordeling
van de orderpositie in de loop van

1988 tot eind 1989 gestegen (flguur
4). In de loop van verleden jaar toonde het oordeel van de Nederlandse
ondernemers in tegenstelling tot dat
van hun Duitse collega’s een licht da-

lende lijn. In de eerste maanden van
1991 zette de dalende tendens bij ons
verder door, terwijl in deze periode
ook in de Bondsrepubliek de beoordeling verslechterde. De stemming
van de ondernemers in het Verenigd
Koninkrijk en in Frankrijk is in de
loop van 1989 en 1990 steeds pessimistischer geworden. Het oordeel
van de ondernemers in de industrie
in Frankrijk is echter voor het eerst na
anderhalf jaar in de eerste drie maanden van 1991 niet verder verslechterd.

Consu mentenvertrou wen
Het vertrouwen van de consumenten in de economic toonde in Nederland, de BRD en Frankrijk in de periode 1988 tot en met 1990 globaal
eenzelfde verloop (figuur 5). De
stemming van de Engelse consument, die van medio 1988 tot medio
1990 steeds pessimistischer werd, is
in de tweede helft van vorig jaar
langzaam verbeterd. Ook bij ons en
in Frankrijk tonen de nicest recente
cijfers een lichte verbetering. Opmerkelijk is dat het vertrouwen van de

Duitse consumenten in de economic

Figuur 4. Beoordeling orderpositie in Nederland en bet buitenland (saldo positieve en negatieve antwoorden in % van totaal, seizoengecorrigeerd)
20

BRD

in de meest recente periode verder
is verslechterd; in maart van dit jaar
daalde het vertrouwen in de economic naar het laagste punt in de periode 1988-1991.

Prijzen industrie
Het prijsindexcijfer van de totale afzet
van de industrie daalde in februari
1991 vergeleken met de voorgaande

maand 0,4%. Ten opzichte van dezelf-

«ltp

I B d|j

1990

i’fm

mi

Figuur 5. Consumentenvertrouwen in Nederland en in bet buitenland (saldo
positieve en negatieve antwoorden in % van totaal, seizoengecorrigeerd)

de periode in 1990 was het prijspeil
1,9% hoger. Het prijsindexcijfer van
de door de industrie ingekochte
grondstoffen en halffabrikaten is van
januari op februari gedaald met 2,1%.
De prijsontwikkelingen van afzet en
verbruik in de industrie en van de totale in- en uitvoer van goederen tonen over een langere periode gezien
een sterke overeenkomst. Dit hangt

samen met de input-output structuur
van de Nederlandse industrie. Van de
industriele afzet heeft ruim 50% de export als bestemming en van het verbruik is bijna de helft van buitenlandse herkomst. De samenhang in
prijsontwikkeling wordt gei’llustreerd
aan de hand van de procentuele
maandmutaties van de reeksen ten
opzichte van de overeenkomstige
maand een jaar eerder (figuur 6).On-

der invloed van de Golfcrisis liepen

Figuur 6. Afzet en verbruik industrie enprijzen van in- en uitvoer van goederen (procentuele maandntutatie t.o.v. voorgaandJaar)

”**’ ‘ ‘

^4 i* *» J

1SI8

ESB 24-4-1991

s o n idt

1990

;f » 1991

de prijzen in de tweede helft van
1990 snel op. Met name de prijsontwikkeling van ruwe aardolie was van
belang. Tussen juni en oktober werd
aardolie (North Sea Brent) twee maal
zo duur. Het aandeel van de ruwe
aardolie in de totale waarde van de
door de industrie verbruikte gronden hulpstoffen is ongeveer 10%. Het
prijsindexcijfer van het industriele verbruik steeg tussen juni en oktober
met ruim 10%. Vanaf oktober nemen
de prijsstijgingen t.o.v. een jaar daarvoor weer af.
Deze bijdrage is ontleend aan het Conjunctuurbericht, dat wordt samengesteld
door de hoofdafdeling Nationale Rekeningen van het CBS.

Auteur