Ga direct naar de content

Conjuncturele voorspoed, hoe lang nog?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 14 1998

Conjuncturele voorspoed, hoe lang nog?
Aute ur(s ):
De Nederlandsche Bank
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4135, pagina 45, 16 januari 1998 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
conjunctuurindicator

De DNB-conjunctuurindicator stijgt nog steeds, maar de ontwikkeling van de lange en de korte rente wijst op een mogelijke daling
na dit jaar.
De volume-ontwikkeling van het bbp bevindt zich in Nederland ondanks de negatieve effecten van de varkenspest voor het tweede
achtereenvolgende jaar op een internationaal gezien bovengemiddeld niveau. Volgens de DNB- conjunctuurindicator, die ditmaal
vooruitblikt tot en met maart 1998, houdt de conjuncturele voorspoed, althans op korte termijn, stand. Met name twee deelindicatoren
dragen bij aan de stijgende lijn van de DNB-indicator, te weten de IFO-conjunctuurindicator voor de Duitse industrie en de met de
consumentenprijsindex gedefleerde groei van de primaire liquiditeitenmassa voor Nederland (m1).
De reële m1-groei, een doorgaans betrouwbare conjunctuurbarometer, blikt overigens verder vooruit dan de samengestelde indicator.
Het beloop van de reële primaire liquiditeitenmassa indiceert dat de conjunctuur tegen het eind van dit jaar haar top zal kunnen bereiken.
Een andere longleading indicator is de termijnstructuur van de rente. Deze wordt veelal gemeten als het verschil tussen de lange en korte
rente. Uit diverse onderzoeken komt de rente termijnstructuur naar voren als een betrouwbare indicator voor de industriële productie met
een lead van een à twee jaar, waarbij een afvlakkende termijnstructuur duidt op een aanstaande neergang in de conjunctuurontwikkeling
1. tabel 1 laat zien dat de rente- termijnstructuur reeds langere tijd wereldwijd afvlakt, waarbij halverwege 1996 het verschil tussen de
lange en korte rente zijn hoogste waarde bereikte. Voor Nederland bevestigt dit beloop van het rente-ecart het beeld van de reële m1groei, waarbij de conjuncturele ontwikkeling in de loop van 1998 haar top zal bereiken.

Tabel 1. Rente termijnstructuur wereldwijd, verschil tussen lange en korte rente
NL
juni 1996
maart 1997
december 1997

DU

VK

VS

JP

3,6
3,3
2,2 1,4 2,7
2,5
2,5
1,2 1,1 1,9
1,7
1,7 -1,3 0,0 1,3

In aanvulling op haar functie als conjunctuurbarometer wordt de rente termijnstructuur gebruikt om recessies te voorspellen. Volgens
berekeningen van de BIS impliceert een vlakke Amerikaanse rentking met vorig jaar gematigder groeiperspectief voor 1998 op zijn plaats.
Genoemd onderzoek toont bovendien aan dat de kans op een recessie bij een omgekeerde rentestructuur snel stijgt. In het Verenigd
Koninkrijk is onder invloed van een zestal verhogingen van de base rate reeds sprake van een inverse rentestructuur. Volgens de e
termijnstructuur, hetgeen nu actueel is, dat de kans op een recessie binnen een jaar in de VS gelijk is aan circa 40% 2. Dit lijkt aan de hoge
kant, doch in het licht van de Azië-crisis is een in vergelijking met vorig jaar gematigder groeiperspectief voor 1998 op zijn plaats.
Genoemd onderzoek toont bovendien aan dat de kans op een recessie bij een omgekeerde rentestructuur snel stijgt. In het Verenigd
Koninkrijk is onder invloed van een zestal verhogingen van de base rate reeds sprake van een inverse rentestructuur. Volgens de BISstudie zou dit betekenen dat er een kans van ruim 40% bestaat op een recessie binnen één jaar. Voor Duitsland geldt dat, hoewel de
rentestructuur behoorlijk is afgevlakt, de lange rente nog beduidend boven de korte rente ligt zodat statistisch gezien de kans op een
recessie aanmerkelijk lager is. In het licht van de afvlakkende rente-termijnstructuur alsmede de economische crisis waardoor een groot
deel van Azië wordt geteisterd, zou echter voorzichtig geconcludeerd kunnen worden dat de economische groei in 1998 niet veel aan
kracht zal winnen.
Overigens lijkt de relatie tussen de rente termijnstructuur en de kans op recessies voor landen waar de rentevoeten niet vrij kunnen
fluctueren, zoals in Nederland waar de korte rente wordt ingezet als instrument ten behoeve van haar wisselkoersbeleid vis à vis de Dmark, minder betrouwbaar. Desalniettemin geeft het feit dat het verschil tussen de Nederlandse lange en korte rente in 18 maanden tijd
meer dan gehalveerd is, een vingerwijzing dat een aanhoudend voorspoedige conjuncturele ontwikkeling niet zonder meer vaststaat.
Conclusie
Wereldwijd was in 1997 met uitzondering van Japan sprake van een florissante (VK en VS) dan wel aantrekkende (Duitsland, Frankrijk en
Italië) economische ontwikkeling. Hoewel conclusies op basis van één voorlopende reeks met de nodige voorzichtigheid moeten worden

betracht, duidt de ontwikkeling van de rente-termijnstructuur op een naderend einde van de internationale conjuncturele opgang. Tegen
de achtergrond van de financiële crisis in Azië is een dergelijke ontwikkeling niet denkbeeldig. Voor Nederland voorziet de DNB-indicator
op de korte termijn een voortzetting van het gunstige conjuncturele beeld, doch de rente termijnstructuur en de re ële primaire
liquiditeitenmassa indiceren dat eind 1998 wellicht het hoogtepunt zal worden bereikt

1 Zie bijvoorbeeld A.C.J. Stokman, Rentestructuur in theorie en empirie, Maandschrift Economie, 1991, blz. 114-129.
2 Zie H. Bernard en S. Gerlach, Does the term structure predict recessions? The international evidence, BIS Working Paper, 1996, nr. 37.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur