arbeidsmarkt
I LLUSTR ATIE: roel ottow
Beroep als voorspeller van
langdurig geregistreerd verzuim
Op basis van iemands beroep is het mogelijk om een goede
voorspelling te maken van toekomstig langdurig verzuim van
werknemers. Beleid ter preventie van ziekteverzuim moet
zich daarom ook richten op individuele beroepen.
O
Wendela Hooftman,
Jan Fekke Ybema
en Seth van den
Bossche
Onderzoekers TNO Kwaliteit van Leven/Arbeid
390
ESB
ndanks dat het ziekteverzuim in
Nederland de afgelopen jaren is gedaald
van 4,7 procent in 2002 naar 4,0 procent
in 2005 blijft ziekteverzuim een grote
kostenpost voor werkgevers. Daarbij geldt dat vooral
langdurig verzuim van belang is. Niet alleen omdat
langdurig verzuimers gedurende langere tijd uit de
roulatie zijn, maar ook omdat de kans op werkhervatting steeds kleiner wordt naarmate verzuim langer
duurt (Frank et al., 1996; Williams et al., 1998).
In Nederland zijn er jaarlijks ongeveer 250.000 tot
300.000 werknemers die dertien weken of langer
verzuimen (UWV, 2008). Het merendeel van deze
werknemers gaat in het eerste ziektejaar weer aan
het werk, de overige gaan voor het einde van het
tweede ziektejaar weer aan het werk, of ondergaan
een WIA-keuring. Gedurende de eerste twee ziekteÂ
jaren zijn Nederlandse werkgevers verplicht om,
zonder dat zij daar een arbeidsprestatie voor terug-
94(4563) 26 juni 2009
krijgen, minimaal zeventig procent van het loon aan
deze werknemers door te betalen. Langdurig verzuim
is hierdoor een grote kostenpost voor werkgevers.
Het is voor werkgevers dan ook van groot belang om
aan de ene kant preventieve maatregelen ter voorkoming van verzuim te treffen en aan de andere kant
het hervatten van het werk door verzuimende werknemers te stimuleren.
Verzuim is van vele factoren afhankelijk. Enerzijds
zijn dit persoongebonden factoren (leeftijd, geslacht,
opleiding) en anderzijds werkgerelateerde factoren
(sector, dienstverband en bedrijfskenmerken, specifieke arbeidsrisico’s). Daarbij wordt vaak onderscheid gemaakt tussen kortdurend en langdurig
verzuim, aangezien factoren die leiden tot kortdurend verzuim niet noodzakelijk dezelfde zijn als de
factoren die leiden tot langdurig verzuim (Marmot et
al., 1995; Vahtera et al., 1996). Als het gaat om de
preventie van verzuim zijn de resultaten van onderzoek naar langdurig verzuim veelbelovend. In een
onderzoek onder kantoormedewerkers laten Kant et
al. (2009) bijvoorbeeld zien dat het mogelijk is om
op grond van een aantal persoons-, werk- en gezondheidskenmerken een goede voorspelling te maken of
een werknemer vier weken of meer gaat verzuimen.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Als deze werknemers vervolgens ook een vroegtijdige
begeleiding kregen, bleken zij gemiddeld tussen de
twaalf en veertien dagen per jaar minder te verzuimen (Kant et al., 2008). Dit roept de vraag op in
hoeverre het mogelijk is om ook langdurig verzuim
in een meer gemêleerde populatie werknemers te
voorspellen. Lang niet alle werknemers zijn immers
kantoormedewerkers, en in veel bedrijven is een
combinatie van kantoormedewerkers en werknemers
in uitvoerende taken werkzaam.
Er zijn aanzienlijke verschillen in langdurig verzuim
tussen verschillende beroepsgroepen (Houtman et
al., 2007). De aanpak van verzuim is in Nederland
echter voornamelijk branche- en bedrijfsspecifiek.
Verschillen in verzuim tussen branches en bedrijven komen vaak doordat er duidelijke verschillen
zijn in de kenmerken van de werknemers en de
blootstelling aan arbeidsrisico’s. Als de verschillen
in verzuim tussen beroepen ook worden verklaard
door deze branche- en bedrijfsspecifieke kenmerken
dan worden de voor verzuim relevante factoren ook
aangepakt. Het is echter ook mogelijk dat er een
direct effect van beroep op verzuim is. Dit kan het
geval zijn wanneer er binnen branches en bedrijven
verschillen bestaan tussen werknemers van verschillende beroepen in bijvoorbeeld de arbeidsomstandigheden of de arbeidsverhoudingen. Dit zou betekenen
dat verzuimbeleid zich niet uitsluitend op branches
en bedrijven moet richten maar ook op specifieke
beroepen. Beleidsmakers kunnen profiteren door
te onderzoeken in welke beroepen het langdurige
verzuim het hoogste is, en of verschillen in langdurig
verzuim tussen beroepen verklaard kunnen worden
door verschillen in persoonskenmerken, bedrijfskenmerken, baankenmerken en de blootstelling aan
arbeidsrisico’s.
Methode
Het is mogelijk om te verklaren waar, en waardoor,
langdurig verzuim vooral voorkomt door gegevens
uit verschillende databestanden te combineren.
Ten eerste is het langdurige, geregistreerde verzuim
volgens UWV-bestanden met dertiende-weekszieken
bruikbaar. In deze registratie wordt door het UWV
van alle verzuimgevallen die dertien weken of langer
duren de begin en einddatum geregistreerd. De
gegevens ontvangt het UWV van de werkgever of
arbodienst. Verzuimgevallen die vallen onder het
vangnet Ziektewet, zoals verzuim van uitzendkrachten, werklozen of zwangeren, worden niet in de
registratie meegenomen. Een tweede bestand is de
Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA),
het grootste periodieke onderzoek naar arbeidsomstandigheden in Nederland. Jaarlijks worden ongeveer tachtigduizend werknemers benaderd, van wie
ongeveer een derde de vragenlijst invult. Na weging
vormt de respons een representatieve afspiegeling
van het werkzame deel van de Nederlandse beroepsbevolking, exclusief zelfstandigen. De NEA bevat
informatie over persoonskenmerken, Â erkkenmerken
w
en de blootstelling aan arbeidsrisico’s. Voor de
analyse zijn de bestanden van de NEA (2005 en 2006) en de dertiendeweekszieken (2006 en 2007) aan elkaar gekoppeld door middel van een door
het CBS aangemaakte unieke koppelvariabele, het Record Identificatie Nummer
(RIN). Hiermee kunnen externe onderzoekers in de beveiligde Remote Accessomgeving van het CBS een bestand aanmaken dat van elke persoon zowel de
UWV-gegevens over het langdurig verzuim, als de in de NEA gemeten voorspellers van verzuim bevat. Deze koppeling is prospectief gedaan. Dat wil zeggen dat
alleen is gekeken naar verzuim dat begonnen was in de twaalf maanden nadat de
NEA werd ingevuld (Hooftman en Ybema, 2008). Verzuim wordt beïnvloed door
verschillende factoren, meege omen in deze studie (kader 1).
n
Resultaten
Gemiddeld verzuimd jaarlijks 2,8 procent van de werknemers langdurig (tabel 1).
Er zijn elf beroepsgroepen die een hoger dan gemiddeld percentage langdurig
verzuim kenden. Iets meer dan veertien procent van de Nederlandse werknemers
werkt in een van deze risicoberoepen en gezamenlijk zijn de risicoberoepen
verantwoordelijk voor bijna een kwart (23 procent) van het langdurige verzuim.
Binnen deze risicoberoepen loopt het percentage langdurig verzuim uiteen van
3,7 procent bij de metselaars, timmerlieden en andere bouwvakkers tot 6,4
procent bij de bejaardenverzorgers, kinderverzorgers, gezinshulpen en  lfahulpen
a
in de thuiszorg. Laatstgenoemde groep heeft hiermee een ruim 2,5 keer zo
hoge kans als gemiddeld om langdurig te verzuimen (Odds Ratio (OR) = 2,68),
terwijl metseÂaars een bijna anderhalf keer (OR = 1,44) zo hoge kans hebben om
l
langdurig te verzuimen. De werknemers in de risicoberoepen verschillen op een
aantal kenmerken van de overige beroepen. Werknemers in de risicoberoepen
zijn vaker man, ouder, lager opgeleid en autochtoon. Ook rapporteren zij een
slechtere gezondheid, werken zij vaker fulltime, en zijn zij vaker werkzaam in
middelgrote bedrijven (50–499 werknemers). Ten slotte is ook de blootstelling
aan arbeidsrisico’s, en dan met name de fysieke arbeidsrisico’s, in de risicoberoepen hoger dan in de niet-risicoberoepen. Aangezien deze kenmerken ook
gerelateerd zijn aan verzuim zouden deze verschillen kunnen verklaren waarom
het langdurig verzuim in de risicoberoepen zo hoog is. Dit blijkt echter niet het
geval te zijn. Ook na correctie blijft beroep een onafhankelijke voorspeller van
verzuim, waarbij de kans op langdurig verzuim het hoogste is bij het politiepersoneel, de brandweer en bewakingspersoneel, met een ruim twee keer hogere
Kader 1
Werknemers en beroepen
Bij het beroep is uitgegaan van de door de werknemer zelf gerapporteerde
beroepsgroep. Beroepsgroepen met minder dan driehonderd werknemers zijn
daarbij samengevoegd met de categorie overig. Zo zijn bijvoorbeeld de kappers
toegevoegd aan de categorie overige dienstverlenende beroepen. Bij beroepsgroepen met meer dan duizend werknemers is, indien mogelijk, een uitsplitsing
gemaakt naar de subsector waar werknemers werkzaam zijn. Dit is met name
gebeurd bij beroepen in de gezondheidszorg. Zo is bij de verpleegkundigen
onderscheid gemaakt tussen verpleegkundigen in ziekenhuizen, in de thuiszorg, in
tehuizen en overige verpleegkundigen (Hooftman en Ybema, 2008). Naast beroep
is gekeken naar de persoonskenmerken van de werknemer, de kenmerken van het
dienstverband en het bedrijf en naar de blootstelling aan arbeidsrisico’s (Van den
Bossche et al., 2006). De persoonskenmerken bestonden uit geslacht, leeftijd,
opleiding, herkomst, algehele gezondheid en het hebben van een chronische aandoening. Bij de kenmerken van het dienstverband en het bedrijf is gekeken naar
het soort dienstverband, de omvang van het dienstverband en de bedrijfsgrootte.
Ten slotte is bij de arbeidsrisico’s zowel gekeken naar de blootstelling aan fysieke
arbeidsrisico’s (zwaar of gevaarlijk werk, houdingsbelasting, repeterende bewegingen, lawaai, blootstelling aan gevaarlijke stoffen) als naar de blootstelling aan
als psychosociale arbeidsrisico’s (tijdsdruk, gebrek aan autonomie, emotioneel
zwaar werk, extern ongewenst gedrag, intern ongewenst gedrag).
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
ESB
94(4563) 26 juni 2009
391
Tabel 1
Risicoberoepen voor geregistreerd langdurig verzuim (meer dan 13 weken) in 2006–2007.
Beroep
Bejaardenverzorgers, kinderverzorgers, gezinshulpen, alfahulpen: thuiszorg
Politiepersoneel, brandweer, bewakers
Verpleegkundigen, ziekenverzorgenden: thuiszorg
Bejaardenverzorgers, kinderverzorgers, gezinshulpen, alfahulpen: overig
Verpleegkundigen, ziekenverzorgenden: overig
Huisbewaarders, schoonmaakpersoneel (in gebouwen)
Buschauffeurs, treinbestuurders, zeelieden
Bejaardenverzorgers, kinderverzorgers, gezinshulpen, alfahulpen: tehuizen
Docenten basisonderwijs
Verpleegkundigen, ziekenverzorgenden: tehuizen
Metselaars, timmerlieden en andere bouwvakkers
Gemiddeld alle beroepen
Langdurig
verzuim
(in procenten)
6,4
5,5
5,3
5,3
5,0
4,9
4,7
4,7
4,0
3,9
3,7
2,8
Geschat aantal
langdurig
verzuimers
3.540
6.852
1.894
2.467
4.873
5.098
2.320
2.541
5.691
4.290
6.760
198.072
Ongecorrigeerd
OR1
2,68*
2,33*
1,83*
1,85*
1,70*
1,76*
1,84*
1,90*
1,42*
1,48*
1,44*
Gecorrigeerd
OR1
1,83*
2,17*
1,44
1,76*
1,42
1,29
1,28
1,33
1,36
1,12
1,34
De Odds Ratio (OR) is de verhouding tussen de kans dat langdurig verzuim optreedt in een specifiek beroep ten opzichte van de kans dat langdurig verzuim optreedt in de overige beroepen.
* Significant op vijfprocent-niveau.
1
Bron: NEA 2005-2006 en UWV 2006-2007
kans op verzuim dan gemiddeld gevolgd door de bejaardenverzorgers, kinderverzorgers, gezinshulpen en alfahulpen in de thuiszorg en bejaardenverzorgers,
kinderverzorgers, gezinshulpen en alfahulpen in de overige sectoren. Het effect
van beroep op het langdurige verzuim lijkt daarmee in ieder geval ten dele los
te staan van de effecten van de persoonskenmerken, het dienstverband en de
bedrijfsgrootte, en de arbeidsrisico’s.
Naast iemands beroep zijn ook persoonskenmerken, kenmerken van het dienstverband en het bedrijf en de arbeidsrisico’s voorspellers van verzuim. Vrouwen
en laagopgeleide werknemers hebben een grotere kans om langdurig te verzuimen en de kans op langdurig verzuim neemt toe met de leeftijd (tabel 2). De
beste voorspeller van langdurig verzuim is echter de gezondheid van de werknemer. Aangezien zowel een slechte algemene gezondheid, als het hebben van een
chronische aandoening die het werk belemmert, samenhangen met een verhoogd
risico op langdurig verzuim lijkt het erop dat het langdurige verzuim relatief vaak
voorafgegaan wordt door een periode waarin de werknemer wel al last heeft van
een slechte gezondheid, maar nog niet verzuimt. Naast de  ersoonskenmerken
p
zijn ook de aard van de werkkring, de omvang van het dienstverband en de
bedrijfsgrootte van belang (tabel 3). Hierbij geldt dat de kans op langdurig
verzuim vooral hoger is voor werknemers met een vast contract of een aanstelling
volgens de Wet sociale werkvoorziening, met veel contracturen en voor werkÂ
nemers die werkzaam zijn in een middelgroot bedrijf. De invloed van de arbeidsrisico’s op het langdurige verzuim is beperkt. Alleen minder autonomie, meer
repeterende bewegingen en het bijna dagelijks werken met gevaarlijke stoffen
geven een licht verhoogde kans op langdurig verzuim. De beperkte invloed van
de arbeidsomstandigheden is opvallend aangezien verzuimpreventie zich vaak
richt op het beperken van de blootstelling aan deze risicofactoren. Uit de resultaten blijkt echter dat ook als werknemers wel worden blootgesteld dit maar weinig
effect heeft op het verzuim. Bij langdurig verzuim blijken andere factoren dan
de blootstelling aan arbeidsrisico’s belangrijker te zijn. Dit verklaart bijvoorbeeld
waarom beroepen zoals bouwvakkers en buschauffeurs, met fysiek zwaar werk
en een hoog verzuim, geen significant hoog langdurig verzuim meer kennen na
correctie voor de overige factoren. Het langdurige verzuim in deze beroepen
wordt immers niet zozeer door het fysiek zware werk verklaard, als wel doordat
er in deze beroepen veel oudere, laagopgeleide werknemers, met een slechte
gezondheid werken.
Om te kijken hoe groot de invloed van de verschillende factoren op het verzuim
is, is de verklaarde variantie berekend. Het merendeel, 4,7 procent, van het
langdurig verzuim wordt verklaard door de persoonskenmerken, waaronder de
gezondheid. Het dienstverband en bedrijfskenmerken verklaren het minste met
0,7 procent. Beroep en de arbeidsrisico’s verklaren elk iets minder dan een
392
ESB
94(4563) 26 juni 2009
procent. Bij de berekening van de verklaarde variantie wordt altijd gekeken naar hoeveel een nieuw
aan het model toegevoegde variabele toevoegt aan
het model. In de analyses is beroep als laatste aan
het model toegevoegd. Dit betekent dat beroep een
procent van de variantie kan verklaren, nadat er
gecorrigeerd is voor de overige kenmerken. Al met
al kan er dus ruim zeven procent van de verschillen tussen werknemers in de kans op langdurig
verzuim worden verklaard door verschillen in beroep,
persoonskenmerken, dienstverband en bedrijfskenmerken en de blootstelling aan arbeidsrisico’s (tabel
4). De overige 93 procent van het verzuim wordt
dus verklaard door factoren die in die onderzoek niet
gemeten zijn. Hierbij moet aan de ene kant worden
gedacht aan kenmerken van het werk zoals arbeidsverhoudingen en verzuim ultuur, maar aan de andere
c
kant moet worden gerealiseerd dat verzuim vaak
Tabel 2
Persoonskenmerken als voorspellers van
langdurig verzuim.
Factor
Geslacht
Vrouwen
Mannen
Leeftijd (jaren)
Opleiding
Laag (< vmbo)
–
Midden (havo-mbo)
Hoog (hbo-wo)
Algehele gezondheid
Slecht/matig
Goed
Zeer goed/uitstekend
Chronische aandoening
Geen chronische aandoening
Chronische aandoening, werk niet belemmerd
Chronische aandoening, werk wel belemmerd
OR
1,38*
0,73*
1,02*
1,13*
0,98*
0,91*
1,55*
0,98*
0,66*
0,81*
0,94*
1,31*
* Significant op vijfprocent-niveau.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Tabel 3
Dienstverband- en bedrijfskenmerken als
voorspellers van langdurig verzuim.
Factor
Dienstverband
Vast dienstverband
Tijdelijk dienstverband met uitzicht op vast
Tijdelijk dienstverband voor bepaalde tijd
Uitzendkracht
Oproepkracht
Wet sociale werkvoorziening
Omvang dienstverband (uren)
Bedrijfsgrootte
1–4 werknemers
5–9 werknemers
10–49 werknemers
50–99 werknemers
100–499 werknemers
500–999 werknemers
1.000+ werknemers
Gebrek aan autonomie
Repeterende bewegingen
Gevaarlijke stoffen
OR
1,40*
1,18*
0,81*
0,52*
0,68*
2,11*
1,01*
0,86*
0,74*
1,04*
1,19*
1,10*
1,05*
1,08*
1,18*
1,10*
1,09*
* Significant op vijfprocent-niveau.
veau (middelgrote bedrijven). Ook de blootstelling aan arbeidsrisico’s heeft een
relatie met het langdurige verzuim. Het merendeel, 93 procent, van het verzuim
kan echter niet voorspeld worden. Verzuim lijkt dus van veel meer factoren
dan het beroep, persoonskenmerken, kenmerken van het dienstverband en het
bedrijf en de arbeidsrisico’s afhankelijk te zijn. En toekomstig verzuimbeleid zou
zich dan ook op deze factoren moeten gaan richten. Het lijkt daarbij niet direct
zinvol om verzuimbeleid op de toevallige, niet of nauwelijks door werkgevers te
beïnvloeden, factoren te richten. Meer winst valt te behalen door verzuimbeleid
te richten op factoren die wel door de werkgever te beïnvloeden zijn. Hierbij valt
bijvoorbeeld te denken aan verzuimcultuur, de kwaliteit van de verzuimbegeleiding door werkgevers en arbodiensten en specifieke niet gemeten arbeidsrisico’s.
Hierbij moet zowel aandacht zijn voor preventieve maatregelen ter voorkoming
van verzuim als maatregelen die het hervatten van het werk stimuleren. Daarbij
zou tevens gekeken moeten worden naar wat nu de onderliggende mechanismen
zijn die ertoe leiden dat de kans op langdurig verzuim in sommige beroepen
zoveel hoger is dan in andere beroepen.
Er zijn duidelijke verschillen tussen de diverse beroepen in het percentage
werknemers met langdurig verzuim. Elf risicoberoepsgroepen, met een hoger dan
gemiddeld verzuim kunnen worden aangewezen. Gezamenlijk zijn deze risicoberoepen verantwoordelijk voor bijna een kwart (23 procent) van het langdurige
verzuim, een effect dat niet uitsluitend veroorzaakt lijkt te worden door verschillen in persoonskenmerken, kenmerken van het dienstverband en het bedrijf dan
wel de blootstelling aan arbeidsrisico’s. Door onderscheid te maken naar beroepen zouden beleidsmakers zich kunnen richten op de genoemde risicogroepen.
Daar lijkt immers nog veel winst te behalen.
afhankelijk is van toevallige factoren, die veelal los
staan van het werk, zoals een (privé)ongeval of een
willekeurige ziekte.
Literatuur
Bossche, S. van den, C. Hupkens, S. de Ree en P. Smulders
Conclusie
(2006) Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2005:
Als het mogelijk is om een goede voorspelling te
maken van welke werknemers in de toekomst langdurig gaan verzuimen zou dit goede aanknopingspunten voor de preventie hiervan bieden. Om hier meer
inzicht in te krijgen zijn door het UWV geregistreerde
gegevens over langdurig verzuim gekoppeld aan
gegevens over de arbeidsomstandigheden afkomstig
uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden
NEA. Door gegevens van de NEA te koppelen aan
de bestanden van de dertiende-weekszieken werd
het mogelijk een prospectief bestand op te bouwen,
waarop analyses uitgevoerd kunnen worden die met
elk van de afzonderlijke bestanden onmogelijk waren
geweest.
Het is mogelijk om binnen de totale Nederlandse
werknemerspopulatie risicogroepen aan te wijzen op
zowel individueel niveau (vrouwen, laagopgeleiden,
slechte gezondheid, vast contract), als op bedrijfsni-
Methodologie en globale resultaten. Hoofddorp: TNO.
Frank, J., M. Kerr, A. Brooker, S. DeMaio, A. Maetzel, H.
Shannon, T. Sullivan, R. Norman en R. Wells (1996) Disability
resulting from occupational low back pain. Part I: What do
we know about primary prevention? A review of the scientific
evidence on prevention before disability begins. Spine, 21(24),
2908–2917.
Hooftman, W. en J.F. Ybema (2008) Risicoberoepen voor langdurig
verzuim. Hoofddorp: TNO
Houtman I., M. van Hooff en W. Hooftman (2007) Arbobalans
2006. Arbeidsrisico’s effecten en maatregelen in Nederland.
Hoofddorp: TNO.
Kant, I., N. Jansen, L. van Amelsvoort, R. van Leusden en A.
Berkouwer (2008) Structured early consultation with the
occupational physician reduces sickness absence among
office workers at high risk for long-term sickness absence: A
randomized controlled trial. Journal of occupational rehabilitation, 18(1), 79–86.
Kant, I., N. Jansen, L. van Amelsvoort, G. Swaen, R. van
Leusden en A. Berkouwer (2009) Screening questionnaire
Balansmeter proved successful in predicting future long-term
sickness absence in office workers. Journal of clinical epidemiology, 62(4), 408–414.
UWV (2008) Kwantitatieve informatie vierde kwartaal 2007.
Tabel 4
Verklaarde variantie van verzuim door de
verschillende factoren in procenten.
Persoonskenmerken
Dienstverband en bedrijfsÂ
kenmerken
Arbeidsrisico’s
Beroep
Totaal
Verklaarde variantie
4,7
0,7
0,9
0,9
7,2
Amsterdam: UWV.
Marmot, M., A. Feeney, M. Shipley, F. Northen en S. Syme
(1995). Sickness absence as a measure of health status and
functioning: from the UK Whitehall II study. Journal of
epidemiology and community health, 49(2), 124–130.
Vahtera, J., J. Pentti en A. Uutela (1996) The effect of objective job demands on registered sickness absence spells; do
personal, social and job-related resources act as moderators?
Work & stress, 10(4), 286–308.
Williams, D., M. Feuerstein, D. Durbinen en J. Pezzullo (1998)
Health care and indemnity costs across the natural history
of disability in occupational low back pain. Spine, 23(21),
Bron: NEA 2005–2006 en UWV 2006–2007
2329–2336.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
ESB
94(4563) 26 juni 2009
393