Beloningsverschillen en beroepen
Aute ur(s ):
CBS
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4144, pagina 240, 20 maart 1998 (datum)
Rubrie k :
Statistiek
Tre fw oord(e n):
arbeidsmarkt
Eind 195 liep het gemiddelde uurloon van werknemers uiteen van Æ’ 20 in elementaire beroepen tot Æ’ 49 in wetenschappelijke beroepen.
Ook tussen beroepsrichtingen op eenzelfde beroepsniveau bestaan aanzienlijke verschillen in beloning (zie figuur 1 en figuur 2).
Figuur 1. Gemiddelde uurlonen per beroepsniveau, december 1995, guldens
Figuur 2. Verschillen in uurloon binnen beroepsniveaus, december 1995, guldens
Op lager beroepsniveau (mavo/vbo) verdienen werknemers in de persoonlijke en sociale verzorging gemiddeld de laagste uurlonen (Æ’
20). In dit type beroepen, onder andere gezinshulp in de thuiszorg en gediplomeerd kelner/serveerster, wordt niet meer verdiend dan in
‘elementaire’ beroepen als lader/losser of schoonmakers, waarvoor geen beroepsopleiding wordt gevraagd. De hoogste uurlonen op lager
beroepsniveau zijn er in het verkeer en vervoer (Æ’ 25, bijv. chauffeurs)
Ook op middelbaar beroepsniveau (havo/vwo en mbo) verdienen werknemers in de persoonlijke en sociale verzorging gemiddeld het
minste (ƒ 24). Het betreft onder meer crècheleidsters en bejaardenverzorgenden. Het meeste wordt hier verdiend in de beroepsrichtingen
juridisch, bestuurlijk, beveiliging (Æ’ 33), bijvoorbeeld door politieagenten en belastingambtenaren.
De beroepen op hbo-niveau kennen onderling de grootste verschillen in beloning. Op dit niveau verdient medisch en paramedisch
personeel, zoals fysiotherapeuten en hoofdverpleegkundigen, Æ’ 30, terwijl in de transportwereld door leidinggevenden en
verkeersvliegers wel Æ’ 57 verdiend wordt.
Veruit de hoogste gemiddelde lonen worden betaald op wetenschappelijk niveau., variërend van ƒ 41 voor sociaal-wetenschappelijke
onderzoekers en beleidsmedewerkers in de beroepsrichting ‘gedrag en maatschappij’ tot Æ’ 64 voor hoger management.
Mannen en vrouwen
Vrouwen verdienen gemiddeld Æ’ 24 per uur, dat is acht gulden minder dan mannen. Deels komt dat doordat vrouwen vaker in elementaire
en lagere beroepen werkzaam zijn (zie vierde kolom van tabel 1). Kijken we ook binnen de beroepsniveaus, dan blijkt (met uitzondering
van het wetenschappelijke niveau) dat in de laagstbetaalde beroepsrichtingen het overgrote deel van de banen door vrouwen wordt
vervuld (laatste kolom tabel 1). De beloningsachterstand van vrouwen heeft dus zeker te maken met de, veelal sociale en verzorgende,
beroepsrichting waarin ze werkzaam zijn.
Tabel 1. Uurloon en banen naar beroepsniveau en geslacht, december 1995
totaal
totaal
elementaire beroepen
lagere beroepen
middelbare beroepen
hogere beroepen
wetenschappelijke beroepen
uurloon (Æ’)
mannen
vrouwen
29
20
32
22
23
28
38
49
24
18
25
30
42
52
% vrouwen
(banen)
40
47
19
23
31
38
% vrouwen in
laagstbetaalde richting
43
40
37
29
80
74
77
47
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)