Belastingconcurrentie in cyberspace
Aute ur(s ):
Huizinga, H.P. (auteur)
Hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Brabant.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4226, pagina 767, 22 oktober 1999 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
Om de Belastingherziening 2001 aanvaard te krijgen stelt minister Zalm van Financiën de burger belastingverlaging in het
vooruitzicht. De Zalm-norm betekent eveneens dat de minister bij de huidige hoogconjunctuur als een te vroeg gearriveerde
Sinterklaas lastenreductie kan beloven. Al dit fraais is onverstandig, omdat op lange termijn de belastinginkomsten door onder meer
internethandel onder druk zullen komen te staan. De bewindslieden van Financiën zijn zich hiervan terdege bewust, gezien hun
discussie in Het belastingplan voor de 21ste eeuw eind 1997 en de publicatie van het rapport Belastingen in een wereld zonder
afstand in mei 1998.
Het Nederlandse fiscale beleid is op dit punt tegenstrijdig. De beleidsmakers beseffen enerzijds, dat de uitholling van de
vennootschapsbelasting en van de btw, als gevolg van internethandel, alleen aangepakt kan worden in internationaal verband.
Anderzijds hebben ze plannen in voorbereiding om internetbedrijven fiscaal te begunstigen, wat de derving van belastinginkomsten
alleen maar erger maakt.
Nederland onderschrijft het OESO-rapport Electronic commerce: taxation framework conditions van oktober 1998, dat uitgangspunten
bevat om de belastingheffing in het internettijdperk overeind te houden. De OESO stelt dat vooralsnog ‘e-handel’ fiscaal niet anders
behandeld moet worden dan normale handel. Wel doen zich nieuwe problemen voor om de identiteit van handelspartijen op het internet
te achterhalen, en bij grensoverschrijdende transacties zal er een massale informatie-uitwisseling tussen nationale belastingdiensten
noodzakelijk zijn. Dit is wellicht technisch mogelijk, maar veronderstelt wel heel veel wil tot samenwerking tussen belastingautoriteiten.
Bij andere dossiers, zoals de belasting van internationale rente-inkomsten, blijken nationale belastingdiensten alles behalve scheutig met
informatie.
Terwijl Nederland ook nu nog actief betrokken is bij de verdere uitwerking van de OESO-aanpak van het internetprobleem, klinkt uit het
enkel Nederlandse rapport Belastingen in een wereld zonder afstand heel andere taal. De adviesgroep De Waard was juist ingesteld om
“te bezien hoe fiscale instrumenten kunnen bijdragen aan een gunstige positie van Nederland op het gebied van electronic commerce” 1.
Het rapport bevat aanbevelingen om de Nederlandse internetsector fiscaal te stimuleren, zoals een verhoogde investeringsaftrek en dito
afschrijving voor elektronische handelssystemen. Op 18 juni jl. bevestigde het ministerie van Economische Zaken in zijn ICT-nota, dat de
fiscale aanbevelingen van de adviesgroep De Waard betrokken zullen worden bij het ICT-stimuleringsbeleid van het kabinet 2.
Zijn er dan onvolkomenheden in de markt, die een stimulering van de internetsector rechtvaardigen? Vaak wordt een slecht
functionerende kapitaalmarkt genoemd als mogelijke reden om een opkomende sector te stimuleren. Maar stroomt er werkelijk te weinig
kapitaal naar de internetsector? Als we kijken naar de beurswaarden van internetbedrijven, dan nemen we eerder het omgekeerde waar.
De hoge beurswaarden impliceren immers dat deze bedrijven bijna ‘gratis’ nieuw kapitaal via een emissie kunnen aantrekken. Is er dan
misschien werkloosheid in de branche, die een fiscale stimulering rechtvaardigt? Zelfs de bewindslieden van Financiën kunnen toch niet
geloven, dat er in Nederland veel werkloze informatici zijn die zitten te smachten om werk. Sinterklaas Zalm heeft dus niet alleen een
verkeerde timing, maar kiest, zo lijkt het, bovendien de verkeerde sector om te verwennen.
Specialisten vormen de voornaamste bottleneck bij een verdere ontwikkeling van de Nederlandse internetsector. Fiscale stimulering van
investeringen in informatietechnologie maakt dat er niet beter op. Heeft zulke fiscale stimulering dan helemaal geen zin? Ja, het kan
gunstig zijn voor de Nederland fiscus, als bestaande internationale internetbedrijven ertoe gebracht worden zich fiscaal in Nederland te
vestigen. Dan treedt er een internationale verschuiving van de belastingbasis op, zonder een overeenkomende verplaatsing van
economische activiteit.
Maar zulk belastingbeleid is in strijd met de EU-gedragscode voor de vennootschapsbelasting en soortgelijke gedragsregels van de
OESO tegen schadelijke belastingregimes. De EU-overeenkomst voorziet in een regelmatige toets op Europees niveau van het nationale
belastingbeleid op zijn schadelijke gehalte. Nederland stoomt zich dus klaar voor een internationale belastingconcurrentie in cyberspace,
maar wordt hier hopelijk door Europese regels van weerhouden.
Staatssecretaris Vermeend heeft de adviesgroep De Waard nog niet ontbonden en kan deze dus in principe opdracht geven de
uitgebrachte adviezen te herzien. Dit zou verstandig zijn, zeker als de adviesgroep de opdracht krijgt te onderzoeken hoe training en
onderwijs het aanbod van informatici op de Nederlandse arbeidsmarkt kunnen vergroten. Internetbedrijven zullen zich hier graag
vestigen als er voldoende hoogwaardig personeel te krijgen blijkt. Op de koop toe willen ze dan ook wel de normale
vennootschapsbelasting zonder speciale investeringsaftrek betalen
1 Instellingsbeschikking, 22 december 1997, ministerie van Financiën.
2 De digitale delta: Nederland oNLine, ministerie van Economische Zaken, juni 1999.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)