Ga direct naar de content

Bedrijfsgrootte en de diffusie van autolllatisering

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 31 1985

Bedrijfsgrootte en de
diffusie van autolllatisering
DR. B. NüüTEBüüM*

Er mag worden verwacht dat vooral de grotere bedrijven een groot deel van hun activiteiten
automatiseren. De reden is dat de omvang van de te automatiseren activiteiten, zoals het verzamelen
en verwerken van gegevens over verkopen, klanten, lonen en salarissen, concurrentiepositie enz.,
positief samenhangen met de bedrijfsgrootte. In dit artikel onderzoekt de auteur het verband tussen
automatisering en bedrijfsgrootte in de detailhandel. Hij gebruikt daartoe een eenvoudig wiskundig
model en gegevens uit een telefonische enquête onder 1.000 zelfstandige detaillisten in verschillende
branches. Zijn conclusie is dat ook in de detailhandel inderdaad de automatiseringsgraad met de
bedrijfsgrootte toeneemt. Dit betekent dat de achterstand van kleinere bedrijven op
automatiseringsgebied niet toe te schrijven is aan computerangst of falend management;
de bedrijfsleiding gaat juist rationeel te werk.

Inleiding
Zijn kleine bedrijven trager met de invoering van automatisering dan grote bedrijven? Voor de zelfstandige detailhandel in
Nederland werd op deze vraag een antwoord gegeven op basis
van een telefonische enquête onder 1.000 zelfstandige detaillisten in verschillende branches. De enquête werd verricht in
september 1984 I). Hij gaf duidelijk aan dat het automatiseringspercentage bij kleinere bedrijven inderdaad lager is 2). Dit
hoeft nog niet te betekenen dat de kleinere ondernemer onwillig,
slecht geïnformeerd of irrationeel is. Het zou best kunnen zijn
dat de aantrekkelijkheid van automatisering, op basis van een
rationele evaluatie, toeneemt met de bedrijfsgrootte.
Het doel van dit artikel is om deze mogelijkheid te beschouwen met behulp van een eenvoudig wiskundig model, dat misschien gegeneraliseerd kan worden naar andere landen en andere
sectoren. Een model dat het verband vastlegt tussen de mate van
automatisering en de bedrijfsgrootte, zou van nut zijn om het effect te bestuderen van veranderingen in de grootteverdeling van
bedrijven (concentratie, deconcentratie,
schaalvergroting) op
het proces van diffusie. De resultaten worden gegeven van toetsingen en schattingen van het model met de gegevens uit de en. quête. De resultaten worden gebruikt voor een voorspelling. Het
gaat in dit artikel om het bezit van een computer voor algemeen
gebruik, en niet om gespecialiseerde systemen (zoals: in de detailhandel, geautomatiseerde
kassa’s, met of zonder “price
look-up”,
“scanning”,
weegschaalcomputers,
coderings- en
bestel systemen met of zonder lichtpen). Het gaat hier dus om
“administratieve automatisering” en niet om “procesautomatisering” toegespitst op onderdelen van het produktieproces.

Basisintuïtie: de ondernemer en de administrateur 3)
Een succesvol bedrijf, in de detailhandel en elders, vergt goed
ondernemerschap zowel als goed beheer, of “administratie”
in
de wijdere Engelse betekenis. Deze combinatie is soms precair en
hoeft niet dezelfde te zijn voor grote en kleine bedrijven. Goed
ondernemerschap vergt een goede keuze van inkoop, verkoopmarkt en “marketing mix” (assortiment, plaats, prijs, kwaliteit,
780

service). De activiteiten die samengaan met ondernemerschap
kunnen in toenemende mate worden ondersteund door informatie betrokken uit automatisering. Echter niet alle evaluatie, keuze en besluitvorming kunnen worden vervangen door automatisering. Of het bedrijf groot is of klein, het is typerend voor het
ondernemen dat het in de regel door één man of vrouw wordt bedreven. In een groter bedrijfis er een staf om beslissingen voor te

• Directeur Onderzoek bij het Economisch Instituut voor het Middenen Kleinbedrijf (EIM). De auteur dankt R. Kolijn en Z. van Tol (EIM)
voor het opzetten van de enquête, INTOMART voor uitvoering van de
enquête, en K. Bakker (EIM) voor rekenkundige assistentie. De enquête
werd uitgevoerd in opdracht van de VEDIS, en werd gezamenlijk gefinancierd door VEDIS, INTOMART en EIM. Voor een meer gedetailleerde, technische uitvoering van het onderzoekrapport
wordt verwezen
naar de Engelse versie, EIM Research Paper nr. 8501, verkrijgbaar bij
het EIM, postbus 7001, 2701 AA Zoetermeer.
I) De adressen werden getrokken uit een panel van 6.000 zelfstandige
ondernemers in de detailhandel in Nederland, dat wordt onderhouden
door het EIM. De steekproef was gestratificeerd en gewogen naar branches om een representatief beeld te geven van de gehele zelfstandige
detailhandel.
2) Dit sluit niet de mogelijkheid uit dat de pioniers in automatisering
kleine of middelgrote zelfstandigen waren. In een andere studie werd gevonden dat in Nederland, evenals in sommige, hoewel niet alle, andere
landen, zelfstandigen de eersten waren bij de invoering van zelfbediening, supermarketing en discounting in de detailhandel. De meerderheid
van de zelfstandigen adopteerde de vernieuwing echter later, nadat het
grootbedrijf de minderheid van innoverende zelfstandigen was gevolgd.
Zie B. Nooteboom, Innovatie, levenscyclus en het aandeel van zelfstandigen, ESB, II januari 1984.
3) De intuïtie werd uit verschillende bronnen gevoed. Eén bron was een
toespraak van A. Heijn, voorzitter van de Raad voor het Filiaal- en
Grootwinkelbedrijf
(RFGB), die in zijn toespraak in 1984 tot de jaarvergadering van de Raad enkele mededelingen over de ontwikkeling van automatisering in de detailhandel afsloot met de opmerking dat de leden
van de Raad niet uit het oog moesten verliezen dat zij ook nog ondernemers zijn (of woorden van die strekking). Een tweede bron was het ervaringsfeit uit sociologisch onderzoek van het MKB door het EIM, verwoord door onder andere F. van Uxem en E. Poutsma (EIM), dat veel
kleine zelfstandigen een hekel hebben aan administratie, terwijl zij prat
gaan op hun ondernemerschap.

bereiden en te ondersteunen, maar dit behoort meer tot de “administratieve” activiteit dan tot de essentialia van het ondernemerschap. Het eerste deel van de intuïtie achter dit artikel is dat
bij een gegeven stand van de techniek, er een zekere hoeveelheid
ondernemende activiteit is per bedrijf die niet afhangt van de bedrijfsgrootte en niet kan worden geautomatiseerd.
Beheer of “administratie”
bestaat uit het verzamelen en verwerken van gegevens over verkoop, klanten, concurrentiepositie, lonen/salarissen,
arbeidsproduktiviteit,
voorraden, kwaliteit, bezetting en prestatie van kapitaalgoederem, financiële administratie enz. Het is typerend voor deze soort activiteit dat zij
in toenemende mate kan worden geautomatiseerd. De omvang
van deze activiteiten hangt af van de bedrijfsgrootte: aantal produkten, aantal eenheden per produkt, aantal klanten, omvang
van het personeel, aantal vestigingen, aantal leveranciers enz.
Het tweede deel van de intuïtie achter dit artikel is dat activiteiten die geautomatiseerd kunnen worden door middel van een
computer voor algemene doeleinden, “administratieve”
activiteiten zijn (in de algemene zin hierboven aangegeven) en derhalve evenredig zijn aan bedrijfsgrootte (bij voorbeeld personeelsomvang), met een proportionaliteitscoëfficiënt
die toeneemt
naarmate de techniek voortschrijdt.

Prognose
belilSperL”enlage
100

I


1986

90

80

1985

70

1984

30

20

10

Bedrijfsgrootte

in aantallen

werluame

personen

Het model
Het model dat nu wordt voorgesteld, is gebaseerd op de volgende hypothese. De waarschijnlijkheid dat een bedrijf een computer (voor algemene doeleinden) heeft, is gelijk aan het aandeel
van activiteiten die geautomatiseerd kunnen worden (evenredig
aan bedrijfsgrootte) in het totaal van alle activiteiten, inclusief
ondernemersactiviteiten
die niet geautomatiseerd kunnen worden (niet afhankelijk van bedrijfsgrootte). In formule:
atS
(I)
p(S,t) =-atS+et
waarin:
p(S,t) = waarschijnlijkheid
van automatisering
bij bedrijfsgrootte S op tijdstip t;
= proportionaliteitscoëfficiënt
met betrekking tot bedrijfsgrootte die de omvang geeft van activiteiten die
geautomatiseerd kunnen worden; at neemt toe naarmate de techniek voortschrijdt;
= de omvang van ondernemersactiviteiten
die niet geautomatiseerd kunnen worden en onafhankelijk zijn van
bedrijfsgrootte; et kan afnemen naarmate de techniek
voortschrijdt.

Automatiseringsgraad

Vergelijking (I) geeft:
S
p(S,t) = __
e
S+a,
a, = ~ neemt af als de techniek voortschrijdt

(2)

at

Dit model heeft de volgende eigenschappen. De waarschijnlijkheid, en derhalve het corresponderende automatiseringspercentage, is nul bij bedrijfsgrootte nul, en nadert 1,0 als de bedrijfsgrootte onbeperkt toeneemt. De helling van de curve is
l/at bij bedrijfsgrootte nul, en nadert nul bij onbeperkt stijgende bedrijfsgrootte. Formule (2) kan gelden als alternatief voor
de bekende logit- en probit-modellen voor de omzetting van een
variabele die tot oneindige waarden op kan lopen (S) in een
waarschijnlijkheidsvariabele
die verloopt tussen 0 en I (p) 4).
Er zijn velerlei mogelijkheden voor de wijze waarop a, afneemt als de tijd voortschrijdt. Een simpele mogelijkheid is exponentiële daling. Een andere mogelijkheid is daling volgens een
hyperbool.
Voor het totaal van alle bedrijfsgrootten is het verwachte percentage geautomatiseerde bedrijven Ã> als volgt te bepalen:
Pt

= f

p(S,t)

o
waar:

f

(S)dS

=

i _s_ f (S)dS
0

f

(S)

ESB 7-8-1985

de bedrijven. Bij een gelijkblijvende dichtheidsfunctie en exponentiële daling van at levert dit een S-vormige diffusiecurve. Deze lijkt enigszins op de bekende logistische curve, in zoverre dat
hij verloopt tussen min en plus oneindig langs de tijdas. Bij hyperbolische daling van at is het resultaat een S-vormige diffusiecurve die langs de tijdas verloopt van nul tot plus oneindig, en aldus enigszins lijkt op de cumulatieve log-normale curve. Het bewijs van een en ander wordt elders gegeven 5). De exacte vorm
van de curve hangt voorts af van de vorm van de dichtheidsfunctief(S).
Vergelijking (3) geeft de gelegenheid het effect op de diffusie na te gaan van veranderingen in de dichtheidsfunctie
(schaalvergroting,
concentratie, deconcentratie).
Eén van de
aantrekkelijkste eigenschappen van het model is de mogelijkheid om na te gaan wat het effect van schaalvergroting is op de
snelheid van diffusie. In dit artikel staat de vraag centraal hoe in
verschillende stadia tijdens de voortgang van CIetechniek het
automatiseringspercentage
verschilt tussen grote en kleine bedrijven, en hoe de groei van het automatiseringspercentage
verschilt tussen grote en kleine bedrijven.

van de grootteverdeling

Volgens het modelletje, zoals uitgedrukt in vergelijking (2),
verloopt de automatiseringsgraad
met de bedrijfsgrootte overeenkomstig de lijnen in de figuur. De bedrijfsgrootte is uitgedrukt in het aantal werkzame personen, op full-time basis, inclusief de ondernemer en medewerkende gezinsleden. De lijnen geven schattingen voor de stand van zaken bij het midden- en
kleinbedrijf in de detailhandel eind 1984, 1985 en 1986. De
schattingen zijn gebaseerd op de eerder genoemde enquête, die
in september 1984 werd gehouden. Voor een technische verantwoording van de schatting wordt verwezen naar het meer gedetailleerde verslag genoemd in de eerste voetnoot. In dat verslag
wordt ook een verantwoording gegeven van de toetsing van het
model tegen verschillende alternatieven. Het gekozen model was
plausibeler en eenvoudiger dan de beschouwde alternatieven, en
bleek empirisch beter te voldoen.
De schatting voor toekomstige jaren was mogelijk omdat in de
enquête naast de stand van zaken in september 1984 ook de situatie in voorgaande jaren was opgenomen (1979, 1982, 1983).
Voor elk van de vier jaren werd de parameter a geschat en vervolgens werd de daling daarvan in de tijd geëxtrapoleerd. In de
enquête was ook een vraag opgenomen omtrent de plannen voor

(3)

S+a,

dichtheidsfunctie

en bedrijfsgrootte

van

4) Zie Amemiya, Qualitative response modeis, Journalof Economie Literature, jg. 19, december 1981.
5) Zie het onderzoeksverslag genoemd in de eerste voetnoot.
781

automatisering vóór eind 1985. Dit leidt tot de raming voor eind
1985, die in figuur I is aangegeven met een stippellijn. Op grond.
van de waargenomen ontwikkeling van de parameter a kiezen
we echter voor een wat hogere prognose voor eind 1985, die in figuur I wordt aangegeven met de doorgetrokken lijn. Met onze
prognose zeggen we in feite dat we verwachten dat er meer detailhandelaren zonder plannen in september 1984 toch vóór eind
1985 tot aanschaf van een computer over zullen gaan dan dat er
detailhandelaren zijn die hun geplande aanschaf niet (of niet tijdig) doen,
Het modale midden- en kleinbedrijf in de detailhandel heeft
volgens de in deze studie gebruikte steekproef ongeveer 2 Yz
werkzame personen. Volgens onze prognose zal bij deze grootte
eind 1985 ruim 15070
van de bedrijven een computer hebben, tegenover ruim 6% eind 1984. Eind 1986 zal bij deze bedrijfsgrootte, naar verwachting bijna 35% een computer hebben. Bij
een bedrijfsgrootte van JO werkzame personen bedroeg het bezitspercentage eind 1984 ruim 20, en treedt in 1985 en 1986 een
groei op tot respectievelijk ruim 40 en bijna 70. Een bedrijf met
50 werkzame personen is in de detailhandel groot te noemen,
hoewel het statistisch tot het midden- en kleinbedrijf behoort.
Voor een dergelijk bedrijf bedroeg volgens onze raming het bezitspercentage in 1984 reeds bijna 60, en treedt naar verwachting
een toename op tot bijna 80 eind 1985 en ruim 90 eind 1986.
Een karakteristieke eigenschap van het gekozen (en redelijk
met de feiten in overeenstemming gebleken) model is dat in het
begin van het diffusieproces grotere bedrijven al snel op een
hoog niveau liggen, maar na verloop van tijd bij de kleinere bedrijven als het ware een doorbraak, of althans een versnelde inhaalmanoeuvre, plaatsvindt. De absolute toename van het bezitspercentage, dat wil zeggen het aantal punten waarmee het bezitspercentage toeneemt, is het grootst wanneer het bezit spercentage 50 bedraagt. Dit blijkt uit onderstaande vergelijking:
@=

at

S_.
(S + a)2

__

da = _ p(l_p)
dt

dloga;
dt

<0

dloga
dt

(4)

De relatieve toename, dat wil zeggen de procentuele toename
van het bezitspercentage, is groter naarmate het bezitspercentage kleiner is.
Dit blijkt uit de volgende vergelijking:

mrum
at

= __

1_ • da

(S + a)

= _

dt

(I _ p) dloga;
dt

dloga
dt

<0

(5)

In de tabel wordt een overzicht gegeven van de absolute en de
relatieve toename in 1985 en 1986, op grond van de ramingen,
voor verschillende bedrijfsgrootten (in werkzame personen).
Tabel. Toename van het bezitspercentage
Bedrijfsgrootte
in werkzame

naar bedrijfsgrootte

1985

1986

personen

absoluut
2
5
10
20
50

relatief

absoluut

relatief

7,6
14,8
20,9
24,0
20,6

143
121
%
67
35

16,5
24,0
25,0
20,9
12,5

128
88
59
35
16

De cijfers hebben betrekking op het totale midden- en kleinbedrijf in de detailhandel (ongeveer 85.000 ondernemingen met
meer dan 250.000 werkzame personen). Er zijn echter vrij grote
verschillen tussen verschillende branches. De algemene levensmiddelenhandel
(kruideniers) loopt voorop in de meer
specifiek op onderdelen van het winkelproces gerichte automatisering: “scanning”, afrekening op basis van “price look-up”systemen, geautomatiseerde weegschalen, en draagbare computers voor het opnemen van voorraden en het registreren van
bestellingen. In dit artikel beperken we ons tot de computer voor
meer algemene doeleinden, Daar lopen voorop, in volgorde van
bezitspercentage: elektrische goederen, kleding, boeken, schoenen, sportartikelen, woninginrichting en doe-het-zelf goederen,
Er zijn verschillende overwegingen die een verklaring zouden
kunnen geven voor verschillen tussen branches. Bij voorbeeld:
een technologische oriëntatie, waardoor de drempel naar auto782

matisering lager is (elektrische goederen); leeftijd van de ondernemer; druk van de concurrentie; aantal goederen in voorraad
(kleding, boeken, schoenen, doe-het-zelf artikelen); de waarde
van goederen in voorraad (elektrische goederen, woninginrichting); mate van samenwerking, informatie-uitwisseling
en ondersteuning binnen de branche. Het zou echtet in dit artikel te
ver voeren om de ontwikkelingslijnen uit de figuur te differentiëren naar verschillende branches.
De prognoses in de figuur en de tabel zijn uiteraard onzeker.
Het is mogelijk dat ondernemers sneller of juist minder snel
plannen zullen maken en uitvoeren. Misschien heeft ons onderzoek wel invloed gehad op het proces. We hopen dat het mogelijk zal zijn om de waarneming in 1986, of misschien nog in 1985,
te herhalen. Het voornaamste doel is om te zien of, en zo ja hoe
en waarom, ondernemers inmiddels van plannen zijn veranderd.
We kunnen dan ook zien wat er van onze prognoses terecht is
gekomen.

Conclusie
De exploitatie van een bedrijf vergt ondernemende en administratieve activiteiten, Veronderstel dat de aantrekkelijkheid,
en derhalve de waarschijnlijkheid, van automatisering gelijk is
aan het aandeel van administratieve activiteiten die kunnen worden geautomatiseerd, in het totaal van alle activiteiten inclusief
ondernemersactiviteiten
die niet kunnen worden geautomatiseerd. Veronderstel voorts dat de administratieve, automatiseerbare activiteiten evenredig zijn aan de bedrijfsgrootte en de nietautomatiseerbare ondernemersactiviteiten
niet afhangen van bedrijfsgrootte,
Dan moet men verwachten dat de automatiseringsgraad toeneemt met de bedrijfsgrootte. Derhalve, onder
deze veronderstellingen, hoeft de achterstand van kleinere bedrijven in de automatisering er niet op te duiden dat de kleinere
zelfstandige onwillig, slecht geïnformeerd of irrationeel is. Het
model gebaseerd op de veronderstellingen geeft een goede aanpassing aan de gegevens uit de enquête onder de Nederlandse
zelfstandige detailhandel. Het voldoet beter dan alternatieve
modellen.
Bij aggregatie over alle bedrijfsgrootten levert het model een
S-vormige diffusiecurve als men bij voorbeeld een exponentiële
verbetering van de technologie veronderstelt en een ongewijzigde grootteverdeling. Het model kan ook worden gebruikt om het
effect na te gaan van veranderingen in de grootteverdeling door
schaalvergroting, concentratie of deconcentratie.
Zoals gezegd lijken de uitkornsten van de enquête het model te
bevestigen. Gezien de achterliggende gedachtengang van het
model zou dat kunnen betekenen dat de “achterstand” van kleinere bedrijven niet ligt aan een slechte bedrijfsvoering, maar dat
er juist sprake is van een goede afweging van de rol van de ondernemer en de rol van de administrateur. Dit wil nog niet zeggen
dat er geen aandacht behoeft te worden besteed aan voorlichting, “bewustwording”
en advisering, Het is goed mogelijk, en
zal ongetwijfeld voorkomen dat ondernemers niet tot automatisering komen als het goede moment daarvoor wel is aangebroken.
Ten slotte is het ook van groot belang dat een goede opzet van
de automatisering wordt gekozen als eenmaal het principebesluit
tot automatisering is genomen. We moeten echter ook de ondernemers niet onderschatten waar het gaat om de kwaliteit van hun
afweging van mogelijkheden en wenselijkheden van automatisering. We moeten oppassen voor het opdringen van vormen van
automatisering die een goede afweging van prioriteiten verstoren, en het ondernemerschap
verdringen ter wille van administratie als doel op zich zelf.
B. Nooteboom

Auteur