Ga direct naar de content

Bedrijfsethiek in opbouw

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 21 1986

in opbouw
Bedrijfsethiek is in het nieuws, in de
mode haast. Op 5 juni a.s. zal de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel een forumdiscussie organiseren over onder andere de ethiek
van de handel. Mede met het oog op
deze discussie loopt er in Het financieele Dagblad sinds enkele weken
een serie interviews over ‘Ondernemen en ethiek’. Eind juni vindt in Brussel het eerste Europese seminar over
bedrijfsethiek plaats, onder de titel
The role of ethics in business management; a changing European scene’. En
er zijn besprekingen gaande om begin
1987 vanuit de Verenigde Staten een
internationaal congres over ‘management ethics’ te organiseren in Nederland. Maar wat is bedrijfsethiek en wie
houden zich ermee bezig?
Bedrijfsethiek omvat tegenwoordig
drie dingen: een vaardigheid, een debat en een praktijk. En omdat het deze
drie dingen omvat, houden uiteenlopende groepen mensen zich ermee
bezig. Als vaardigheid is bedrijfsethiek
het vermogen om ethische elementen
in bedrijfssituaties te signaleren, te
analyseren, en daaromtrent stalling te
nemen op basis van argumenten. Als
debat is bedrijfsethiek een openbare
discussie over de maatschappelijke
betekenis van de markt, en meer speciaal van de marktgerichte ondernemingsgewijze produktie. En als praktijk is bedrijfsethiek het geheel van dagelijkse beslissingen binnen de onderneming die verband houden met vragen over wat behoorlijk is en wat niet.
In deze laatste betekenis kan bedrijfsethiek worden gezien als een onderdeel
van de bedrijfscultuur.
Met de bedrijfsethische vaardigheid
houdt men zich primair bezig aan universiteiten, hogescholen en opleidingscentra. Het bedrijfsethische debat wordt gevoerd door de politiek en
door maatschappelijke organisaties,
zoals werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties met steun van de
wetenschap en voor het forum van de
publieke opinie. Met bedrijfsethiek als
praktijk ten slotte houden mensen zich
bezig binnen afzonderlijke ondernemingen, instellingen en organisaties,
die zich daarbij in wisselende mate ontvankelijk tonen voor commentaren en
adviezen van buitenaf.
‘Bedrijfsethiek’ omvat dus uiteenlopende activiteiten en groeperingen. In
dit artikel probeer ik de drie genoemde
sectoren en hun onderlinge verhouding in kaartte brengen. Eerst is echter
een opmerking op zijn plaats over de
term ‘bedrijfsethiek’.
In zekere zin is bedrijfsethiek een
verlegenheidsterm: hij voldoet niet in
alle opzichten, maar hij voldoet beter
ESB 28-5-1986

dan voorhanden alternatieven. Hij voldoet niet in alle opzichten omdat hij onbedoelde associaties oproept, de associatie bij voorbeeld met net bedrijf
als technisch gegeven, in tegenstelling
tot de onderneming als economische
aanduiding. Dat is vervelend, want beide aspecten behoren tot de bedrijfsethiek. Voorhanden alternatieven echter hebben weer andere nadelen. ‘Zakenethiek’ richt de aandacht eenzijdig
op commerciele transacties, ‘ondernemersethiek’ als term dreigt een grote
groep betrokkenen buiten beeld te
houden, en ‘ondernemingsethiek’
slaat uitsluitend op organisaties die
werken op profit-basis. We zouden de
volgende afspraak kunnen maken: als
we spreken van ‘bedrijfsethiek’ hanteren we de term ‘bedrijf allereerst in de
betekenis die hij heeft in de samenstelling ‘het bedrijfsleven’, d.w.z. de instellingen in het maatschappelijk stelsel
die dienen ter behartiging van particuliere en algemene economische belangen. Het voordeel is dat zodoende de
economische-belangenbehartigingeen
centraal element vormt in het aandachtsveld van de bedrijfsethiek. Maar
tegelijk, zo spreken we verder af, duiden we op alle organisaties en instellingen die in relevante opzichten met het
bedrijfsleven overeenkomen, doordat
ze bij voorbeeld ook door rendementsen efficiency-overwegingen worden
geleid en met de daarbijhorende managementproblemen worden geconfronteerd, al is economische belangenbehartiging niet hun primaire doelstelling. Te denken valt aan een ziekenhuis, een universiteit of de provinciate
waterleidingmaatschappij. Een zelfde
ruimhartigheid treffen we trouwens
aan in de term ‘bedrijfskunde’, die immers de profit-sector maar evenzeer
de veelvormige non-profit-sector omvat. Vijftig procent van de afgestudeerden van de Interfaculteit Bedrijfskunde
in Groningen zoekt en vindt een baan
in de non-profit-sector. We kunnen dus
afspreken dat ‘bedrijfsethiek’ betrekking heeft op al die bedrijven en organisaties waarvoor de bedrijfskunde bedrijfskundigen opleidt. En voor het
overige moeten we de terminologische
fixatie aan de toekomst overlaten.

Vaardigheid
Het sterkst ontwikkeld is de bedrijfsethiek tegenwoordig als een analytische en argumentatieve vaardigheid.
Dat is ook niet zo verwonderlijk, want
we hebben hier te maken met het vertrouwde ethische handwerk, nu toegespitst op situaties binnen het be-

drijfsleven. Van oudsher spant de
ethiek, en spannen ethici, zich in om
handelingsaanwijzingen te formuleren
in normatieve dilemma’s, in situaties
dus waarin het niet zonder meer duidelijk is welk handelingsalternatief geboden is in het licht van normen en waarden. En van oudsher heeft de ethiek in
zulke dilemma’s het een en ander te
bieden. Reflexies bij voorbeeld over
hoe een rechtvaardige verdeling van
voordelen en lasten eruit kan zien, en
over de grenzen van onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. Maar ook
meer methodische beschouwingen
over hoe te handelen wanneer in een
situatie sprake is van tegenstrijdige beginselen die niettemin elk aanspraak
maken op geldigheid, of wanneer het
rechtmatig belang van een individu of
groep in botsing komt met een even
geldig ethisch principe. Bovendien bezint de ethiek zich grondig op de vraag
of je over ethische kwesties wel met rede kunt twisten. Of het dus mogelijk is
om langs argumentatieve weg tot een
standpuntbepaling te komen waarin alle redelijke mensen zich kunnen vinden. Van welke aard dienen dan de argumenten te zijn, en welke instelling
wordt geeist van de deelnemers aan de
discussie? Of tellen in de ethiek, net
als in de formele democratie, uiteindelijk alleen de neuzen?
Als vaardigheid heeft de bedrijfsethiek de laatste jaren een stormachtige groei te zien gegeven, met name in
de Verenigde Staten. Tientallen boeken, honderden artikelen en een reeks
van symposia en congressen zijn gewijd aan ethische aspecten van personeelsbeleid en marketing, produktkwaliteit en veiligheid, milieuvragen,
investerings- en beleggingsbeslissingen, financiele administratie en de rol
van de accountant, bedrijfssluitingen,
fusies en overnames, en aan de ethische aspecten van technologische vernieuwingen. De bedrijfsethische produktie op al deze thema’s is indrukwekkend en ons analytisch en argumentatief arsenaal groeit gestaag.
Want de huidige bedrijfsethici besteden hun energie voor het allergrootste
deel aan de uitbouw van juist de bedrijfsethiek als vaardigheid.
Toch zijn twee kanttekeningen op
hun plaats. De eerste: de huidige bedrijfsethische produktie werkt sterk in
de breedte. Een veelheid van thema’s
komt aan de orde, op een nogal exploratieve manier. De ontwikkeling van
een (bedrijfs)ethische vaardigheid is
echter in belangrijke mate ook een
leerproces in fasen. Je moet eerst lerenom ethische dilemma’s trefzekerte

531

signaleren alvorens het analytische instrumentarium erop te kunnen toepassen. En pas wanneer de analytische
vaardigheid is geoefend ontstaat de
ruimte om de eigen normatieve opvat^
tingen in een argumentatief verband in
te brengen, en om zoveel mogelijk
recht te doen aan de vaak sterk afwijkende meningen van andere gespeksdeelnemers, die niet zelden voortkomen uit een ander cultureel milieu.
Aandacht voor de fasering van dit leerproces is onontbeerlijk om bedrijfsethische inzichten een verworteling te
geven.
De tweede kanttekening betreft de
onduidelijkheid waar de vruchten van
al die bedrijfsethische produktiviteit terechtkomen. Het heeft er de schijn van
dat bedrijfsethici allereerst voor elkaar
en voor hun studenten schrijven, en
niet of nauwelijks voor ‘het bedrijfsleven’, – vanuit een soort koudwatervrees, zo lijkt het. Helemaal onbegrijpelijk is die vrees niet. Een paar stappen te ver buiten hun werkkamer aan
universiteit of hogeschool en ze lopen
tegen het verwijt op dat ze de wereld
van de onderneming niet kennen. Dat
is een nogal kortzichtig verwijt, want
hoe moeten mensen leren van elkaar
als ze niet naar elkaar toegaan? Maar
het kan wel schichtigheid in de hand
werken, en daar is op den duur niemand bij gebaat.

Debat_____________
Bedrijfsethiek is meer dan alleen
een vaardigheid, het vermogen om
ethische dilemma’s in het bedrijfsleven te signaleren, te analyseren en argumentatief te bewerken. Bedrijfsethiek staat ook voor een maatschappelijk debat dat tegenwoordig wordt
gevoerd, of beter: voor bepaalde aspecten van een maatschappelijk debat
van wijdere strekking. Bij ‘debat’ moeten we dan niet in de eerste plaats denken aan een georganiseerd forum
waarop vertegenwoordigers van uitgesproken posities openlijk met elkaar in
discussie treden, zoals in een verkiezingsdebat op de televisie. ‘Debat’
staat hier voor vele pogingen, links en
rechts ondernomen, om maatschappelijk omstreden kwesties scherper te
krijgen. Zij die zulke pogingen ondernemen hoeven niet allemaal uitdrukkelijk met elkaar in de slag te gaan om
toch een zinnige bijdrage te leveren
aan een proces van openbare-meningsvorming. In deze zin kennen we
‘het euthanasiedebat’ en ‘het kernwapendebat’, het ‘dereguleringsdebat’
en ‘het debat over de verzorgingsstaat’.
Van welk maatschappelijk debat
vormt de bedrijfsethiek een deel? Van
het debat dat tot inzet heeft de contouren aan te geven van de maatschappij
waarbinnen wij in de nabije toekomst
willen opereren. Een kernpunt daarin
is de rol van respectievelijk de overheld en de marktsector. In deze alge-

532

mene termen is het natuurlijk geen
nieuwe discussie. Maar door de internationale monetaire en economische
verschuivingen en technologische vernieuwingen worden wij wel met elementen geconfronteerd die zich nog
niet eerder hebben voorgedaan. De
primaire deelnemers aan dit debat
over de gewenste maatschappelijke
ordening zijn – nationaal en internationaal – politieke partijen en maatschappelijke organisaties, van werkgevers en werknemers.maar hier en
daar ook van kunstenaars en intellectuelen, met een sterke steun vanuit de
universiteiten. In welke opzichten vervult de bedrijfsethiek een rol in dit
debat?
Ik zie drie samenhangende punten.
Allereerst dragen bedrijfsethische reflecties bij aan ons inzicht in de ethische dimensies van de markt als instrument van sociale ordening. Wat
zijn, ethisch gesproken, de sterke en
de zwakke kanten van de marktordening, zijn er ree’le alternatieven die op
morele gronden de voorkeur zouden
verdienen? Het is een vraagstelling die
in toenemende mate aandacht krijgt
onder ethici 1). In de Verenigde Staten
wordt de discussie over de contouren
van de maatschappij zelfs vrijwel uitsluitend gevoerd in termen van sociale
rechtvaardigheid, op geleide van vooral John Rawls en Robert Nozick 2). Het
is wel een manier van spreken die met
enige moeite op de economen heroverd moet worden. Want zoals Robert
L. Heilbroner onlangs nog opmerkte
3); ,,lt makes no more sense for economists to converse about which of two
equally profitable enterprises is ‘better’ than for scientists to ask which of
two experiments is more pleasing to
the gods”. Onder ethici ligt dat dus
anders.
Het tweede punt ten aanzien waarvan de bedrijfsethiek verhelderend kan
werken is de ethische legitimatie van
particuliere belangenbehartiging. De
ethische theorie van het welbepaalde
eigenbelang is lang wat ondermaats
gebleven. De theoretische reden daarvoor is dat ‘gerichtheid op de ander’ als
het bepalende kenmerk voor moreel
handelen werd opgevat. Tegenwoordig verdedigen ethici meer en meer de
stelling dat bij een morele beoordeling
altijd het effect van mijn handelingen
op anderen betrokken dientte worden,
maar dat niet uitsluitend handelingen
die op anderen gericht zijn de kwalificatie ‘ethisch’ verdienen. Het is zeer
goed verdedigbaarom, binnen bepaalde randvoorwaarden, de ontwikkeling
van eigen mogelijkheden en de behartiging van eigen welbepaalde belangen te kwalificeren als een morele verplichting, of minstens als een moreel
recht, van een individu of van een
groep. Pogingen om deze positie in bedrijfsethisch perspectief uit te werken
komen erop neer dat men de ‘morele
ruimte’ in kaart brengt die gegeven is
met het specifieke handelingsgebied
van door belangen geleide ruiltransacties. Van een dergelijke cartografie

staat overigens nog niet veel op papier
4).

Het derde punt waarop de bedrijfsethiek bijdraagt aan het maatschappelijke debat heeft betrekking op het al
wat vertrouwder thema van de sociale
verantwoordelijkheid van de onderneming. Er is een ontwikkeling aanwijsbaar in het denken over dit onderwerp.
In een recent artikel beschrijft William
C. Frederick drie fasen: de globale en
moraliserende oproep tot ‘corporate
social responsability’ in de jaren vijflig
en de vroege jaren zestig als eerste fase, de reactieve omgang van ondernemingen met druk van buitenaf, van
consumenten- en milieubewegingen
bij voorbeeld, als tweede fase ‘corporate social responsiveness’, en de nu
gaandeweg doorbrekende derde fase
van ‘corporate social rectitude’, waarin
ondernemingen een zelfstandige morele positie uitwerken ten aanzien van
hun verantwoordelijkheid, een positie
waarin zij een balans pogen te bereiken tussen particuliere en algemene
belangen 5). Van deze drie punten
spring! het derde ethisch het meest in
het oog, is het tweede het meest bewerkelijk, en is het eerste maatschappelijk het meest ingrijpend. Daarbij
blijft staan dat de bedrijfsethicus met
zijn mogelijke bijdrage op deze punten
altijd slechts een van de participanten
zal zijn in een veel omvattender maatschappelijk debat. Maar dat hoeft het
belang van zijn bijdrage niet te verkleinen.

Praktijk____________
Naast bedrijfsethiek als vaardigheid
en als debat treffen we bedrijfsethiek
ten slotte ook aan aspraktijk, dat is als
het geheel van positiebepalingen en
beslissingen binnen de onderneming
waarmee wordt uitgedrukt wat daar als
ethisch acceptabel of relevant wordt
beschouwd. Vaak hebben zulke positiebepalingen een uitdrukkelijk karakter, maar dikwijls ook blijven ze impliciet. Als Philips de introductie van haar
eigen videosysteem niet wil stimuleren
door gelijktijdig te investeren in de produktie van pornovideobanden, dan is
dat een specimen van een bedrijfsethi1) Alien Buchanan, Ethics, efficiency and the
market, Clarendon Press, Oxford, 1985; David
Gauthier, Morals by agreement, Clarendon
Press, Oxford, 1986, m.n. hfst. 4.
2) John Rawls, A theory of justice, Harvard
University Press, Cambridge, 1971; Robert
Nozick, Anarchy, the state and Utopia, Basic
Books, New York, 1974.
3) Robert L. Heilbroner, The murky economists, The New York Review of Books,
24april 1986.
4) Zie Michael Walzer, Spheres of justice,
Basic Books, New York, 1983, hfst. 4; Virginia
Held, Rights and goods, The Free Press, New
York, 1984, hfst. 10.
5) William C. Frederick, Toward csra: why
ethical analysis is indispensable and unavoidable in corporate affairs, California Management Review, jg. 28, 1986 biz. 126-141.

sche praktijk. Maar hetzelfde geldt
wanneer een beleggingsmaatschappij
van de vraag of zij moet beleggen in
een sigarettenfabriek geen afzonderlijk punt van overweging maakt.
In nogal wat grotere ondernemingen
neemt bedrijfsethiek als praktijk de
vorm aan van een intern programma
van langere adem. Men probeert door
de verschillende niveaus van de organisatie heen mensen op een lijn te krijgen ten aanzien van een aantal voor
het bedrijf vitale waarden en normen.
Dikwijls leidt dat tot een code van moreel gedrag, tot geformuleerde beginselen die het verwachtingspatroon van
de onderneming naar haar medewerkers toe uitdrukken, en die mede vorm
geven aan de specifieke bedrijfscultuur. Maar ook waar geen expliciete
gedragscode wordt opgesteld is de
band tussen de heersende bedrijfscultuur en de bedrijfsethische praktijk
zeer sterk.
Er ligt hier stof voor veel sociaalwetenschappelijk onderzoek. Welke
patronen van normen en waarden treffen we aan op de verschillende managementniveaus? 6) Bestaat er een samenhang tussen bepaalde bedrijfsethische praktijken en typen van bedrijfscultuur? Wordt gedrag binnen
een rolcultuur moreel beoordeeld aan
de hand van vastliggende standaarden, en binnen een taakcultuur op basis van sociale kosten en opbrengsten? Of zijn dit te simpele hypothesen? Dat valt te onderzoeken.
Voor het ogenblik lijkt de bedrijfsethische praktijk van veel ondernemingen geen stimulans te vormen, maar
eerder een belemmering, voor de ontwikkeling van de bedrijfsethiek als
vaardigheid. Niet omdat die praktijk
‘slecht’ is, maar omdat ze gesloten is.
Ook waar duidelijk aandacht bestaat
voor de eigen bedrijfsethische cultuur,
zie je dat ondernemingen zich schrap
zetten tegen een mogelijke invasie van
ethici. Deze laatsten worden dan gezien als lastige betweters die, niet gehinderd door kennis van zaken, op hun
morele stokpaardjes de onderneming
binnen willen, en liefst rechtstreeks
doorgalopperen naar de vergaderruimte van de raad van bestuur, om
daar niet te luisteren maar te vertellen
wat zij ervan vinden. Zo hoeven de verhoudingen natuurlijk niet te liggen. In

een recente aflevering van de Journal
of Business Ethics beschrijft een auteur enkele ontwikkelingsfasen in de
Amerikaanse verhoudingen tussen het
bedrijfsleven en de bedrijfsethici 7). Op
een aanvankelijke ‘skeptische fase’
volgde een hooggestemde ‘idealistische fase’ van wederzijdse herkenning. Hij pleit nu voor een nog nauwelijks gerealiseerde ‘realistische fase’
waarin niet alleen met elkaar gepraat
maar ook gewerkt wordt. In Nederland
verkeren we nog goeddeels in de skeptische fase, al lijkt die op zijn eind te lopen. We moesten de idealistische fase
maar overslaan en meteen tot zaken
zien te komen.

Slot_______________
Bedrijfsethiek is tegenwooordig verschillende dingen tegelijk, met verschillende groepen participanten. Dat
te signaleren is een ding, het volgende
is, daar conclusies aan verbinden. Een
conclusie zou kunnen zijn dat de ontwikkeling van de bedrijfsethische vaardigheid aan universiteiten en andere
opleidingscentra kan en moet doorgaan, maar liefst niet los van de praktijk, en dat de praktijk zich nog uitdrukkelijker kan en moet profileren, maar
liefst met gebruikmaking van de al opgebouwde en in opbouw zijnde vaardigheid. Een andere conclusie is dat
maatschappelijke organisaties van velerlei snit zich vaak in een dubbel bevoorrechte positie bevinden: zij kunnen intensief deelnemen aan het bedrijfsethische debat, en zij kunnen als
verbinding fungeren tussen praktijk en
vaardigheid. Waar dat allemaal gebeurt, bevinden we ons in de realistische fase.

H.J.L. van Luijk
Hoogleraar Bedrijfsethiek aan Nijenrode.

6) In de Verenigde Staten is William C. Frederick van de Universiteit van Pittsburgh bezig
met een al enkele jaren lopend onderzoek

naar ‘managers values’.
7) Robert Allan Cooke, Business ethics at the

crossroads, Journal of Business Ethics, jg. 5,
1986, biz. 259-263.

Auteur