Ondanks de status van Jan Tinbergen als prominent PvdA-econoom, had hij weinig keynesiaanse denkbeelden. Mede door de invloed van Tinbergen heeft het keynesianisme in Nederland weinig voet aan de grond gekregen, waardoor er in Nederland weinig tegenwicht was tegen de latere neoliberale golf.
In het kort
- Tinbergen was resoluut tegenstander van begrotingstekorten, ook in tijden van economische krimp.
- De PvdA-prominent was tevens voorstander van loonmatiging om werkloosheid te bestrijden.
In Nederland heeft men altijd weer de neiging om economische problemen te willen oplossen met nogal anti-keynesiaanse recepten. Een recent voorbeeld is de oproep van de Studiegroep Begrotingsruimte om uitgerekend in de huidige periode van zwakke groei te bezuinigen; en dit terwijl de Nederlandse staatsschuld ver beneden de EU-norm én het gemiddelde in de EU ligt.
Een ander voorbeeld is het pleidooi van Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank in mei vorig jaar in het tv-programma Buitenhof voor een gematigde loonontwikkeling. Dit is curieus, want een (arbeids)markt met een krap aanbod en een ruime vraag vergt prijsverhogingen. En in 2022 vond al een sterke loonmatiging plaats: de plotseling opkomende inflatie verraste de vakbonden dermate dat hun nominale looneisen de inflatie niet meer konden bijbenen. Moet daar nu nog een extra loonmatigingsronde overheen, tegen de marktlogica in? Het voorspelbare resultaat is dat werkgevers straks nog langer in de rij staan met onvervulbare vacatures.
Ook toen Jeroen Dijsselbloem als voorzitter van de Eurogroep klakkeloos Duits ordo-liberaal beleid uitvoerde waarmee (onnodig) zware schade is toegevoegd aan de Griekse economie, waren relativerende keynesiaanse tegengeluiden met een lantaarntje te zoeken.
Het gebrek aan keynesiaans denken nu komt waarschijnlijk doordat er in Nederland historisch gezien slechts een bescheiden rol voor het keynesianisme was weggelegd. Dit kwam niet alleen door de opkomst van de aanbodeconomie (oftewel het neoliberalisme; Mellink en Oudenampsen (2022)). Het had waarschijnlijk ook te maken met de tweeslachtige houding tegenover het keynesianisme van veel naoorlogse economen, waaronder Jan Tinbergen, zo stel ik in deze bijdrage.
De zuinigheid van Tinbergen
Tinbergen (Nobelprijs 1969) stond bekend als links econoom en PvdA-lid en was een autoriteit met een ongeëvenaarde invloed op het economisch beleid.
De recente Tinbergen-biografie van Erwin Dekker (2021) maakt duidelijk dat Tinbergen zelf veel heeft gedaan om de traditie van anti-keynesiaanse zuinigheid in het Nederlandse beleid te verankeren. Dit terwijl velen op het eerste gezicht zouden denken dat Tinbergen een grote affiniteit met het keynesianisme zou hebben gehad, gegeven zijn inspanningen om in de crisis van de jaren dertig een groot werkverschaffingsprogramma (Plan van de Arbeid) in Nederland op te zetten – een project dat lijkt op keynesianisme avant la lettre. Maar Dekkers biografie geeft tal van aanwijzingen dat Tinbergen helemaal niet zo keynesiaans dacht.
Zo pleitte Tinbergen nooit voor begrotingstekorten (Dekker, 2021). Ook zijn Plan van de Arbeid was zo doorgerekend dat er geen begrotingstekorten zouden ontstaan – en dit midden in de crisis van de jaren dertig. In een keynesiaans perspectief zijn in tijden van zware crises begrotingstekorten juist hard nodig. Want als de private sector te veel spaart, dan moet de publieke sector het tegendeel doen: schulden maken. Maar helaas heeft men in calvinistisch Nederland de neiging om schulden als iets zondigs te ervaren. Niet toevallig wordt rente op staatsschuld in de Miljoenennota wel eens als ‘zondegeld’ aangeduid.
Uit Dekkers biografie blijkt ook Tinbergens obsessie met sparen; het streven naar hoge spaarquotes was voor Tinbergen in principe altijd ‘goed’, terwijl uit keynesiaans oogpunt sparen tijdens recessies juist een euvel is. Volgens Dekker geloofde Tinbergen zelfs niet in de keynesiaanse inkomensvermenigvuldiger die de verwachting wettigt dat met krediet gefinancierde extra staatsuitgaven zichzelf (ten minste gedeeltelijk) terugverdienen via hogere groei en belastingopbrengsten.
Tinbergen zelf had overigens een uitermate zuinige en ascetische leefstijl waar Dekker herhaaldelijk naar verwijst (“geen drank, geen tabak, geen auto …”). Zelf viel me in briefwisselingen met Tinbergen op dat hij aan het einde van zijn brieven het nog onbeschreven stuk papier altijd afknipte. Dit kon nog voor andere doeleinden worden gebruikt. En, wie weet, scheelde het porto.
Aanhanger loonmatiging
Verder maakt Dekkers biografie duidelijk dat Tinbergen een resoluut aanhanger was van de geleide loonpolitiek (met andere woorden: loonmatiging), terwijl een beetje keynesiaan zou pleiten voor loonsverhogingen die gelijk op gaan met de inflatie plus de groei van de arbeidsproductiviteit. Het blijkt dat Tinbergen een deel van de hoge werkloosheid van de jaren dertig aan ‘te hoge lonen’ toeschreef: een typisch neoklassieke diagnose.
Dekker maakt ons erop attent dat Tinbergen tevens bang was voor ‘rationalisatie’: werkloosheid door een (te) snelle stijging van de arbeidsproductiviteit als gevolg van loonstijgingen.
Deze rationalisatiegedachte zou later terugkomen in het jaargangenmodellen van het Centraal Planbureau (Den Hartog en Tjan, 1974) en is veelvuldig gebruikt om de vakbonden tot loonmatiging over te halen. De kern van het jaargangenmodel is dat de lonen het tempo beïnvloeden waarmee oudere jaargangen van investeringsgoederen worden vervangen door nieuwe en productievere jaargangen. Bij stijgende lonen zal deze vervanging sneller gaan dan bij een gematigde loonontwikkeling. Het argument is dan dat door de lonen te matigen er banen kunnen worden behouden omdat bedrijven langer door kunnen met hun machines van oude (lager-productieve) jaargangen.
Directe consequentie van de poging om banen de behouden door de rationalisarie te vertragen is echter dat ook de productiviteitsgroei wordt belemmerd. Dat kan verklaren waarom de Nederlandse arbeidsproductiviteit stelselmatig langzamer groeide dan het EU-gemiddelde (Kleinknecht, 2019).
Het resultaat was een vicieuze cirkel: de lage productiviteitsgroei reduceerde de groei van de koek die jaarlijks tussen arbeid, kapitaal en overheid verdeeld kon worden – en dit verhoogde dan weer de druk tot hernieuwde loonmatiging en bezuinigingen op de overheidsbegroting. Zo zegevierde altijd weer opnieuw de Hollandse zuinigheid waar Tinbergen geen moeite mee had.
Weinig tegenwicht tegen neoliberale golf
De invloedrijke econoom en PvdA-prominent Tinbergen had dus een ambivalente houding ten aanzien van het keynesianisme. Dat kan verklaren waarom Nederlandse middenpartijen als de PvdA later, bij gebrek aan een keynesiaanse fundering, meedeinden met de neoliberale golf. Zo schudde Kok zijn ideologische veren af, en zijn de WAO, de sociale werkplaatsen en andere linkse kroonjuwelen gesneuveld onder (soms schoorvoetende) medewerking van de PvdA.
Met deze weinig keynesiaanse maatregelen heeft men het vertrouwen van de klassieke achterban verkwanseld, met de bekende electorale gevolgen voor de PvdA en andere middenpartijen. Zo is Tinbergens PvdA in haar typisch Nederlandse zoektocht naar draagvlak en compromis – zonder een heldere theoretische stip aan de horizon – uiteindelijk ver van haar ideologische kern en van haar achterban afgedreven.
Literatuur
Dekker, E. (2021) Jan Tinbergen. Amsterdam: Boom.
Hartog, H. den, en H.S. Tjan (1974) Investeringen, lonen, prijzen en arbeidsplaatsen: een jaargangenmodel met vaste coëfficiënten voor Nederland. CPB Occasional Paper, 2.
Kleinknecht, A. (2019) De neoklassieke econoom kan de productiviteitscrisis niet verklaren. ESB, 104(4778), 472–475.
Mellink, B. en M. Oudenampsen (2022) Neoliberalisme. Amsterdam: Boom.
Auteur
Categorieën
1 reactie
Interessant stuk! De conclusie van het PvdA’s ideologisch gemis past uitstekend in de analyse van Tom van der Meer (UvA), die hij uiteenzet in zijn meest recente boek (Waardenloze politiek). Ik ben benieuwd of de fusiepartij waar de PvdA nu deel van uitmaakt zich weer ideologisch kan heroriënteren en dat dusdanig kan uitdragen dat de economisch-linkse Nederlander zichzelf weer ziet stemmen op traditioneel links, wat er nu redelijk gedecimeerd bij ligt.