Tijdelijke werknemers, en dan vooral uitzendkrachten, zijn de eerste groep die de gevolgen van een conjuncturele schok ervaren. Dat was niet anders in 2020, toen de uitzendsector eerst grote klappen moest opvangen, maar daarna snel herstel toonde.
In de jaren vóór corona (2018 en 2019) is tijdens de maanden februari tot en met juli de instroom van uitzendkrachten elke maand groter dan de uitstroom (figuur). In de maanden augustus tot en met november is er juist een netto-uitstroom. De maanden januari en december zijn in de figuur buiten beschouwing gelaten, omdat daarin, vanwege de jaarovergang, relatief veel arbeidscontracten worden beëindigd en gestart.
In het coronajaar 2020 is het beeld totaal anders. Door de lockdown in maart waren er plotseling veel minder uitzendkrachten nodig, waardoor er meer uitzendkrachten op de arbeidsmarkt uitstroomden dan instroomden. In maart 2020 is het aantal uitzendkrachten met zes procent afgenomen, terwijl er in de voorgaande jaren in maart nog sprake was van een netto-instroom van één tot drie procent. Ook in april en mei 2020 was er nog een netto-uitstroom, zij het minder sterk.
Maar die situatie was tijdelijk van aard. Vanaf de eerste versoepelingen van de lockdown in mei en juni 2020 trad er economisch herstel op en nam ook het aantal uitzendkrachten weer sterk toe. In juni 2020 is het aantal uitzendkrachten met zes procent toegenomen, circa drie tot vijf procentpunt meer dan in juni in de jaren daarvoor. Ook in de maanden daarna blijft er sprake van een hogere netto-instroom ten opzichte van de voorgaande jaren.
Doordat de scherpe daling in uitzendkrachten gevolgd is door een sterk herstel, is de totale netto-instroom in de maanden februari tot en met november 2020 (164.500) niet veel anders dan in dezelfde maanden van 2018 (164.000) en 2019 (172.500). Zoals de resultaten laten zien, zijn de effecten van de coronapandemie kortdurend, waardoor deze niet goed op jaarniveau meetbaar zijn, maar alleen op maandniveau.