■ Jeroen van Geel (Ministerie van Financiën)
Het geïntegreerd middelenbeheer, beter bekend als schatkistbankieren, houdt in dat instellingen publieke middelen risicoarm aanhouden in de schatkist van het Rijk. Rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s), decentrale overheden, sociale fondsen en agentschappen zijn voorbeelden van verplichte deelnemers aan schatkistbankieren. Binnen de groep van RWT’s kunnen onderwijsinstellingen en verzelfstandigde rijksmusea vrijwillig kiezen voor deelname.
Hoewel het niet de voornaamste doelstelling is, verlaagt schatkistbankieren de omvang van de EMU-schuld. Creditgeld, aangehouden in de schatkist, verlaagt de financieringsbehoefte van het Rijk en hierdoor hoeft het minder op de kapitaalmarkt te lenen. Dit creditgeld zorgt wel voor het ontstaan van verplichtingen en vorderingen tussen het Rijk en deelnemers. Deze verplichtingen en vorderingen tellen alleen niet mee voor de EMU-schuld, aangezien beide partijen onderdeel zijn van de collectieve sector. Sommige deelnemers kunnen naast het aanhouden van creditgeld ook lenen bij de schatkist. Deze leningen behoren tot de EMU-schuld, ongeacht of deze zijn verstrekt door het Rijk of door een bank. Het effect van schatkistbankieren op de EMU-schuld kan dus geanalyseerd worden door alleen te kijken naar de hoeveelheid creditgeld.
In de figuur is te zien hoe de hoeveelheid creditgeld zich heeft ontwikkeld sinds 2011. Opvallend is de stijging in de omvang van creditgelden met ongeveer 5,5 miljard euro in 2013. Deze stijging werd veroorzaakt door het verplichten van decentrale overheden tot deelname aan schatkistbankieren in 2013. Na 2013 is een geleidelijke toename te zien tot ruim twintig miljard euro eind juli 2017, onder andere veroorzaakt door de instroom van gelden uit beleggingen van decentrale overheden die vrijvallen en door een stijgend aantal deelnemers.
Door de invoering van de verplichte deelname van decentrale overheden neemt het cumulatieve effect van de toename van het creditgeld ten opzichte van het bbp met bijna één procentpunt toe in 2013. Ook na 2013 is te zien dat schatkistbankieren jaarlijks een verlagend effect op de EMU-schuld heeft van gemiddeld ongeveer 0,3 procent van het bbp. Het totale cumulatieve effect is op dit moment ruim 2,2 procent van het bbp. Het schatkistbankieren heeft hiermee een significante invloed op de omvang van de EMU-schuld.