Ga direct naar de content

Column

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 19 2015

 “Onopgemerkt is de wereldeconomie dit jaar behoorlijk aan het krimpen, als we tenminste de gegevens mogen geloven waarop de World Economic Outlook (de WEO) van het Internationale Monetaire Fonds is gebaseerd.” 

Column ESB
683Jaargang 100 (4722) 19 november 2015
O
nopgemerkt is de we –
reldeconomie dit jaar be –
hoorlijk aan het krimpen,
als we tenminste de gegevens mogen
geloven waarop de World Economic
Outlook (WEO) van het Internati-
onale Monetaire Fonds is gebaseerd.
Het IMF publiceert op zijn website
de kerngegevens voor de economie –
e n van de landen die lid zijn van het
fonds – en met uitzondering van een
incidenteel Noord-Korea of een isla –
mitisch kalifaat is dat tegenwoordig
de hele wereld.
Heel gebruiksvriendelijk kun je op
de IMF-website aggregeren voor
regio’s, en een van die regio’s is de
wereld (IMF, 2015). Wie dat doet
voor het bruto planetair product in
lopende prijzen kan zelf controle –
ren dat in 2015 een krimp van –3,8
triljoen dollar (–4,9 procent) is geraamd. Nominale krimp
van deze omvang is sinds 1980 alleen opgetreden tijdens de
Grote Recessie van 2009 (de database van de WEO begint
in 1980).
De nominale krimp stelt de officiële prognoses van het IMF
ter discussie, aangezien de officiële IMF-projecties (2015,
tabel 1.1, p. 2) de reële groei op 3,1 procent en de inflatie
op 3,3 procent bepalen, en dat is dus een nominale groei van
het planetaire product met +6,5 procent. Dat betekent dat
het fonds óf te optimistisch is over de reële groei, óf te op –
timistisch over het afwenden van deflatie, óf te optimistisch
over beide.
Voor we ons hier zorgen over gaan maken, moeten we eerst
drie voor de hand liggende verklaringen nagaan. Het is ten
eerste geen evident tik- of rekenfoutje, want de krimp komt
voor in de onderscheiden gegevensbestanden van de WEO
uit april 2015 en oktober 2015. Dat is relevant omdat voor
iedere WEO het gegevensbestand wordt herzien en de pro –
jecties worden geactualiseerd. Dat is ook nu gebeurd en de
nominale krimp is bijgesteld (in april was de krimp voor
2016 nog geraamd op –2,8 biljoen dollar oftewel –3,6 pro –
cent). De krimp is ten tweede te groot om te kunnen wor –
den verklaard uit het feit dat voor het bepalen van de reële
groei de prijzen én de wisselkoersen als constant worden
voorondersteld. Wisselkoerseffecten spelen een niet te ver –
waarlozen rol, maar het effect is toch te gering om het grote
verschil tussen nominaal en reëel te verklaren. Op grond
van de onderliggende gegevens die gebruikt worden in de
WEO, kan dit effect op mondiaal niveau namelijk op 0,7
procentpunt worden bepaald. Een vergelijkbare conclusie
kan worden getrokken voor de derde voor de hand liggende verklaring : aggregatiefouten. De lo

pende rekening van planeet aarde
moet per definitie op nul uitkomen
(omdat we nog geen interplane –
taire handel drijven; planeet Aarde
is een autarkie), maar in het gege –
vensbestand van de WEO is er een
overschot op de lopende rekening
van alle landen tezamen van 0,3 pro –
cent van het bruto planetair product
waar te nemen: er ‘verdwijnen’ goe –
deren en dat kan statistische krimp
opleveren. Wederom: een relevante
factor maar onvoldoende groot. Al
met al kan één procentpunt van de
krimp worden verklaard. De dan res-
terende krimp van vier procent is te
groot om af te doen als een meetfout
(Van Bergeijk, 1992; Manski, 2015).
De IMF-prognoses zijn inconsistent
en dat is iets dat ons op zich al zor –
gen zou moeten baren.
Laten we nu eerst nadenken over de vraag welke grootheid
gemakkelijker te bepalen is. Voor het gemak bekijken we een
eenvoudige component: de finale consumptie. Hiervoor
kunnen we kijken naar de btw : we hebben dan een stevige
raming van de nominale consumptie. Als we de reële con –
sumptie willen weten, hebben we daarnaast hoeveelheden
en prijzen van goederengroepen nodig – meer gegevens dus
en ook meer aannames. Om deze reden verwacht ik dat een
nominale grootheid nauwkeuriger kan worden gemeten
dan een reële. De nominale krimp vind ik op grond van deze
foutprognose overtuigender dan de reële groei. Dit klemt te –
meer omdat het IMF in het verleden een notoire overschat –
ter van de reële groei is gebleken. Er is voor de volledigheid
nog een mogelijkheid, waarbij zowel een kleine reële groei
als een nominale krimp zou kunnen optreden, en dat is een
situatie waarin de prijsontwikkeling negatief is.
Hoe het ook zij. Voor mij is de conclusie duidelijk: de we –
reldeconomie krimpt!
LITERATUUR
Bergeijk, P.A.G. van (1992) Verschil van meting in de (internationale) eco-
nomie. ESB, 77(3881), 1006–1008.
IMF (2015) Adjusting to lower commodity prices WEO, oktober.
Manski, C.F. (2015) Communicating uncertainty in official economic sta-
tistics: an appraisal fifty years after Morgenstern. Journal of Economic Li-
terature, 53(3), 631–653.
IMF (2015) WEO data. Data op www.imf.org/external/pubs/ft/
weo/2015/02/weodata/index.aspx.
We k r i m p e n !
PETER VAN BERGEIJK Hoogleraar aan de
Erasmus Universiteit Rotterdam

Auteur