Ga direct naar de content

De illegale economie

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 17 2004

De illegale economie
Aute ur(s ):
M. Smekens en M. Verbruggen (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij het Centraal Bureau voor de Statistiek. msks@cb s.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4442, pagina 446, 17 september 2004 (datum)
Rubrie k :
nationale rekeningen
Tre fw oord(e n):

Voor het jaar 2001 is een raming gemaakt van de toegevoegde waarde van de illegale economie. Deze experimentele raming komt uit
op ruim drie miljard euro. Dat is minder dan één procent van het bbp.
In de nationale rekeningen moeten in principe alle economische activiteiten worden geregistreerd. Ze omvatten dus ook ‘zwarte’
productie; legale productie die opzettelijk verborgen wordt gehouden voor de autoriteiten om zodoende belasting of regelgeving te
ontduiken. Wij richten ons in dit artikel op de illegale activiteiten. Illegale productie betreft activiteiten die goederen en diensten
voortbrengen die bij wet verboden zijn of activiteiten die onwettig zijn als ze worden uitgevoerd door onbevoegden (OECD, 2002).
Binnen de EU speelt de vraag in hoeverre de ramingen voor drugs, prostitutie en smokkel verplicht geïntegreerd moeten worden in de
nationale rekeningen.
Wij presenteren hier onze ramingen van de toegevoegde waarde die de illegale economie in 2001 genereerde.1 Daarbij beogen we niet
een beschrijving te geven van alle verschijnselen die samenhangen met de illegale economie. Negatieve externe effecten en andere
gevolgen zijn niet in de beschrijving opgenomen. We geven enkel een raming van de toegevoegde waarde – de bijdrage aan het Bruto
Binnenlands Product (bbp) – die ontstaat door deze activiteiten.
In dit artikel komen achtereenvolgens de bijdrage van drugs, prostitutie, heling, illegale activiteiten in de uitzendbranche, illegaal gokken
en illegaal kopiëren aan de orde. Op basis van enkele onderzoeken worden overige illegale economische activiteiten zoals omkoping,
mensensmokkel en de smokkel van vuurwapens, sigaretten, vuurwerk en beschermde diersoorten verondersteld geen significante
bijdrage aan het bbp te leveren.
Drugs
De productie, handel en het bezit van alle soorten drugs zijn in Nederland verboden. Onze raming van de drugssector betreft daarom
softdrugs (cannabis) en harddrugs (zoals xtc, cocaïne en heroïne). De handel in drugs is niet expliciet opgenomen in de huidige nationale
rekeningen. Sommige transacties zijn echter impliciet opgenomen. De meeste coffeeshops betalen belasting en zijn opgenomen in het
bedrijvenregister. Hiermee zijn ze onderdeel van de steekproeven waarop de productiestatistieken zijn gebaseerd. De raming van de
drugssector kan daarom niet zonder meer opgeteld worden bij de reguliere bbp-raming.
Heroïne en cocaïne
De totale consumptie van heroïne en cocaïne ramen we op ruim 430 miljoen euro in 2001 (Smekens en Verbruggen, 2004). Deze schatting
is gebaseerd op gegevens over aantallen verslaafden (Nationale Drugmonitor, 2002) en gebruikers (Abraham et al., 2002), de gemiddelde
inname van deze drugs en beschikbare prijsinformatie.
Op basis van de hoeveelheid in beslag genomen drugs is een raming gemaakt van de import van heroïne en cocaïne. Interpol gaat er van
uit dat ongeveer 10 procent van de drugs die in omloop zijn worden onderschept. Van der Heijden (1999) stelt dat tegenwoordig 15 tot 20
procent van de heroïne de consument niet bereikt. Wij zijn uitgegaan van een pakkans voor heroïne en cocaïne van 15 procent. Daarmee
schatten we de import van heroïne en cocaïne in 2001 op 65 duizend kilogram.
Rekening houdend met de in beslag genomen hoeveelheid is met behulp van beschikbare prijsinformatie de waarde van de import
geraamd op 730 miljoen euro. De totale hoeveelheid die naar schatting wordt geëxporteerd, bedraagt 1.160 miljoen euro. De toegevoegde
waarde is hiermee gelijk aan 870 miljoen euro (consumptie plus export minus import).
Synthetische drugs
Nederland is een belangrijk productie- en distributieland van xtc. Door de lage productiekosten en hoge marktprijzen is de productie van
en handel in xtc een zeer winstgevende onderneming. De productieprijs van een xtc-pil bedraagt in Nederland gemiddeld 22 eurocent. De
productiekosten van de in Nederland geproduceerde xtc- en amfetaminepillen zijn geraamd op 40 miljoen euro. Deze raming is gebaseerd
op in beslag genomen hoeveelheden en de productieprijs. Import van synthetische drugs wordt verondersteld verwaarloosbaar te zijn.

Ook de totale consumptie van xtc en amfetamine ramen we op bijna 40 miljoen euro. Dit hebben we gebaseerd op aantallen gebruikers
(Abraham et al., 2002), gemiddelde inname en gemiddelde straatprijzen. De export ramen we op ruim 320 miljoen euro. De toegevoegde
waarde (output minus intermediair verbruik) komt hiermee op 320 miljoen euro.
Cannabis
Sinds de tweede helft van de jaren tachtig is de productie van cannabis in Nederland sterk toegenomen. Van de in Nederland verkochte
cannabis is ondertussen 75 tot 80 procent van Nederlandse herkomst, de zogenaamde Nederwiet (Jansen, 2002). Een goed zichtbaar
detailhandelsapparaat in de vorm van coffeeshops en de zogenaamde growshops, waar men alle benodigde spullen voor de kweek kan
kopen, hebben bijgedragen aan deze snelle importsubstitutie. Meer dan de helft van de gebruikte cannabis wordt buiten de coffeeshops
verkregen (Abraham et al., 2002). De productie van hennep vindt plaats bij een groot aantal thuiskwekers. In 1995 werd het aantal
thuiskwekers op 35 duizend geschat (Drugsnota, 1995). Daarnaast is er ook sprake van gespecialiseerde bedrijfsmatige
grootproducenten. De afzet van grote bedrijven wordt verondersteld naar het buitenland te gaan (Bovenkerk en Hogewind, 2003).
In totaal wordt verondersteld dat in 2001 zeventig procent van de in Nederland geproduceerde Nederwiet bestemd was voor export.
Uitgaande van een jaarlijkse consumptie van cannabis van 100.000 kilo (Van der Werf en Van de Ven, 1996) met een gemiddelde
aankoopprijs van 6 euro per gram is de consumptie geraamd op 600 miljoen euro. De totale export (Nederwiet plus geïmporteerde hasj en
marihuana) wordt geraamd op 810 miljoen euro en de import op 230 miljoen euro (Smekens en Verbruggen, 2004). De totale output
bedraagt dan 1190 miljoen euro. Het intermediair verbruik bij de teelt van Nederwiet en verkoop via coffeeshops is geschat op 410 miljoen
euro. De toegevoegde waarde komt hiermee op 770 miljoen euro.
Prostitutie en mensenhandel
Op 1 oktober 2000 is het bordeelverbod in Nederland opgeheven. Het is nog niet duidelijk wat de effecten zijn (geweest) van de
wetswijziging in 2000. Er lijkt een verschuiving te hebben plaatsgevonden van de gereguleerde sector (clubs en bordelen die
geregistreerd zijn en zich in meerdere of mindere mate aan de regels houden) naar de ongereguleerde sector (straat- , thuis- en 06prostitutie en de escortservice). Bovendien heeft een beperkte mate van sanering plaatsgevonden. Een aantal bedrijven heeft geen
vergunning aangevraagd of gekregen. De overgebleven exploitanten en prostituees in de gereguleerde sector rapporteren een terugloop
in klandizie en bedrijvigheid (Daalder, 2002).
Omdat het bijzonder moeilijk is het illegale deel van de prostitutie apart te ramen en om de internationale vergelijkbaarheid te vergroten in de meeste andere eu-lidstaten is prostitutie immers niet legaal – is een raming gemaakt van de gehele prostitutiesector (legaal en
illegaal). Aangezien een deel van de sector gereguleerd is, zal een gedeelte van de productie al (impliciet) zijn meegenomen in de huidige
raming van de nationale rekeningen. Ook deze raming mag daarom niet zonder meer opgeteld worden bij de reguliere bbp-raming.
Om een ruwe schatting te maken van de omzet in de prostitutie is gebruik gemaakt van onderzoek van Visser et al. (2000) naar het aantal
prostituees in de verschillende vormen van prostitutie en prijsinformatie van branchevereniging De Rode Draad (2004). Hierbij is
rekening gehouden met het feit dat in de clubs en escortservice veelal percentageregelingen bestaan tussen prostituee en exploitant:
minimaal de helft van de opbrengst gaat naar de exploitant. In totaal bedroeg de bruto opbrengst in 2001 ruwweg tussen 240 en 410
miljoen euro voor zowel de prostituee als de exploitant, in totaal gemiddeld ongeveer 660 miljoen euro. Deze totale bruto opbrengst is
gelijk aan de totale consumptie. Bij de exploitanten wordt verondersteld dat het zgn. intermediair verbruik – de input die nodig is voor de
productie, zoals bijvoorbeeld de huur van het pand – bijna 50 procent bedraagt (160 miljoen euro). Dit percentage is berekend aan de
hand van beschikbare gegevens over de bedrijfstak ‘hotels’. Ruim 10 procent van de prostituees wordt verondersteld geen ingezetene te
zijn. De omzet die deze groep genereert wordt beschouwd als ‘import van diensten’ (40 miljoen euro). De output van de prostitutiesector
wordt op basis van deze gegevens geraamd op 620 miljoen euro (consumptie minus import) en de toegevoegde waarde op 460 miljoen
euro (output minus intermediair gebruik).
Illegale activiteiten in de uitzendbranche
Jaarlijks worden volgens schattingen van Zuidam en Grijpstra (2004) in totaal tussen de 18.000 en 37.000 illegale arbeidsjaren bemiddeld.
Voor onze raming gaan we uit van 27.500 illegale arbeidsjaren. Als deze worden opgeteld bij de legaal uitgezonden vte’s in de
uitzendbranche zou dit een toename van bijna 12 procent betekenen. De illegale arbeid wordt grotendeels ingezet in de land- en tuinbouw
en in de bouwnijverheid. De marges bij illegale bemiddeling worden geschat op gemiddeld 5 euro per uur (Zuidam en Grijpstra, 2004). Met
het illegaal uitzenden genereren de intermediairs hiermee bijna 260 miljoen euro aan marges op uitgezonden uren.
In de uitzendbranche behoren de lonen van de uitzendkrachten eveneens tot de toegevoegde waarde. Wanneer we hierbij uitgaan van 5
euro per uur bedraagt de totale output 520 miljoen euro (260 miljoen euro voor bemiddeling plus 260 miljoen euro aan lonen). Het
intermediair verbruik in de reguliere uitzendbranche bedraagt ongeveer 9 procent van de productiewaarde. Voor illegale uitzendbureaus
is 5 procent verondersteld, omdat hierbij vaak vanuit informele settings geopereerd wordt in plaats van vanuit officiële dure
bedrijfspanden. De schatting voor het intermediair verbruik bedraagt daarmee 30 miljoen euro en de toegevoegde waarde 490 miljoen
euro (output minus intermediair verbruik). De inzet van illegale arbeid bij legale sectoren is deels impliciet opgenomen in de nationale
rekeningen, waardoor het effect op het bbp uiteindelijk lager zal zijn dan de geraamde 490 miljoen euro.
Ten opzichte van de raming van 2001 voor de legale uitzendbranche in de nationale rekeningen (7,1 miljard euro) betekent dit een
toename van bijna 7 procent.
Illegale kansspelen
In 2000 waren er ongeveer 50 illegale casino’s die actief naar buiten traden en een gezamenlijke bruto spelopbrengst van ongeveer 140
miljoen euro hadden (College van Toezicht op de Kansspelen en het Nederlands Kansspel Platform, 2001). Inmiddels heeft er een groot
aantal sluitingen van illegale casino’s plaatsgevonden. Nieuwe berekeningen geven aan dat de bruto speelopbrengst in 2001 is gedaald
naar 50 miljoen euro.

Illegale kansspelen die legale kansspelen beconcurreren (illegale bingo’s, het illegaal wedden op paarden en illegale lotto- en totoactiviteiten) hebben naar schatting een gezamenlijke bruto spelopbrengst van tussen de 20 en 90 miljoen euro (College van Toezicht op
de Kansspelen en het Nederlands Kansspel Platform, 2001).
Een nieuw en snel groeiend fenomeen is de deelname aan betaalde kansspelen via Internet. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden
tussen interactieve kansspelen, zoals digitale casino’s, speelautomaten en krasloten (e-gaming) en het via Internet bestellen van loten of
meedoen aan een loterij in Nederland (e-commerce). E-commerce is toegestaan in Nederland, e-gaming nog niet, hoewel hiervoor al
geruime tijd wetgeving in de maak is. In 2001 bedroegen de bestedingen aan e-gaming naar schatting 19 miljoen euro (Motivaction, 2002).
De totale bruto spelopbrengsten van de illegale kansspelen zijn op basis van deze gegevens voor 2001 geraamd op 140 miljoen euro. Het
intermediair verbruik is verondersteld op 10 miljoen euro; de toegevoegde waarde bedraagt daarmee 130 miljoen euro.
Diefstal en heling
De verwerking van diefstal en heling in de nationale rekeningen is gecompliceerd. Door diefstal op zich wordt geen toegevoegde waarde
gegenereerd. Bij substantiële herverdeling van activa als gevolg van diefstal wordt dit verwerkt in de nationale rekeningen op de balans
van zowel de bevoordeelde als benadeelde sector. De handel in gestolen goederen via heling heeft wel gevolgen voor de raming van het
bbp. In 2001 is de schade door diefstal van personen en bedrijven (inclusief auto’s en bedrijfswagens) geraamd op 1070 miljoen euro
(cbs, 2004; Visser et al., 2002; Stichting var, 2004). Op basis van deze onderzoeken wordt verondersteld dat de gemiddelde
verkoopwaarde van de gestolen waar ongeveer de helft van het schadebedrag bedraagt en dat ongeveer 80 procent van de buit door
helers wordt verkocht. In totaal gaat het dan om 370 miljoen euro verkoopwaarde. Op basis van gegevens uit de nationale rekeningen is
de handelsmarge geraamd op ongeveer 50 procent. Dit levert dan een totale toegevoegde waarde op van 190 miljoen euro.
Illegaal kopiëren
Het kopiëren van video- en geluidsbanden voor eigen gebruik is in Nederland toegestaan. Het kopiëren van software – ook voor eigen
gebruik – is in Nederland weliswaar illegaal, maar wordt, omdat hierbij sprake is van diefstal, niet meegerekend. Er wordt immers niet
voldaan aan de voorwaarde van ‘wederzijdse instemming’.
We kijken dus naar het illegaal kopiëren van originelen voor verdere verkoop van zowel software als video- en geluidsbanden. Onze
raming is gebaseerd op een eerdere raming door Van der Werf en Van de Ven (1996) en komt uit op een toegevoegde waarde van 90
miljoen euro.
Conclusie
In figuur 1 wordt een overzicht gegeven van de omvang van de illegale activiteiten voor 2001. In 2001 bedroeg het bbp 429 miljard euro.
De totale toegevoegde waarde van 3.320 miljoen euro uit illegale activiteiten zou in 2001 een bijdrage aan het bbp van minder dan 1
procent hebben betekend. Ter vergelijking: de toegevoegde waarde in de horecasector bedroeg in 2001 ongeveer 7,5 miljard euro.

Figuur 1. Toegevoegde waarde van illegale activiteiten in de Nederlandse economie, in miljoenen euro’s, 2001

Voor 1995 is eerder al een raming gemaakt voor de illegale economie (van der Werf en van de Ven, 1996). Ook toen werd de bijdrage van
de illegale economie aan het bbp op minder dan 1 procent geraamd. Er zijn wel verschillen in de ontwikkelingen van de ‘sectoren’ die deel
uitmaken van de illegale economie. Het aandeel van illegaal gokken neemt sterk af, maar dat wordt grotendeels verklaard uit de
beschikbaarheid van betere bronnen voor de raming van 2001. De illegale activiteiten in de uitzendbranche zijn in de raming voor 2001
voor het eerst meegenomen. De raming voor de drugsector laat een forse groei zien. De volumecomponent is de belangrijkste oorzaak
voor deze toename. Sinds 1995 is de hoeveelheid in beslaggenomen cocaïne en xtc aanzienlijk toegenomen. Bovendien is het aantal
cocaïne- en xtc-gebruikers fors toegenomen. De omvang van de prostitutie is nauwelijks veranderd.
Marret Smekens en Marleen Verbruggen
Literatuur
Abraham, M.D., H.L. Kaal, P.D.A. Cohen (2002) Licit and illicit drug use in the Netherlands 2001. Amsterdam: cedro/Mets en Schilt.
Bovenkerk, F., W.I.M. Hogewind (2003) Hennepteelt in Nederland: het probleem van de criminaliteit en haar bestrijding. Willem
Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen, Utrecht / Politie en Wetenschap, Apeldoorn.
CBS, 2004, Statline.

College van Toezicht op de Kansspelen en het Nederlands Kansspel Platform (2001) Verkeerd gokken, oriënterend onderzoek naar
aard en omvang van illegale kansspelen in Nederland. Den Haag/Amsterdam.
Daalder, A. (2002) Het bordeelverbod opgeheven – prostitutie 2000 – 2001.
200 Onderzoek en beleid, wodc, Ministerie van Justitie.
Drugsnota Het Nederlandse drugsbeleid; continuïteit en verandering. Den Haag 1995.
Heijden, A.W.M. van der (1999) Nederland luilekkerland? Trends in de drugshandel. Het Tijdschrift voor de Politie, nr. 1/2.
Jansen, A.C.M. (2002) De economie van de cannabissector. esb, 5 april 2002, 276-280.
Ministerie van Justitie (2001) Samenspannen tegen xtc, Een plan van aanpak ter intensivering van het Nederlandse beleid inzake
synthetische drugs.
Motivaction (2002), Kansspelen via internet, 2002. Onderzoek naar de aard en omvang van interactieve kansspelen in Nederland.
Onderzoek in opdracht van het college van toezicht op de kansspelen.
Nationale Drugmonitor (2002). Bureau ndm, Utrecht.
oecd (2002) Measuring the Non-observed Economy, a Handbook.
Rode Draad, Stichting de (2004) Uit het leven gegrepen, eigen evaluatienotitie over de opheffing van het bordeelverbod.
www.Rodedraad.nl, 2004.
Smekens M., M. Verbruggen (2004) De Illegale Economie van Nederland. cbs.
Stichting var, internetbron, 2004.
Werf, R. van der, P. van de Ven (1996) The illegal economy in the Netherlands. Paper prepared for the 24th general conference of the
International Association for Research in Income and Wealth, Norway.
Visser, J., H. Oomens, F. Boerman (2000) Prostitutie in Nederland in 1999. Amsterdam: Mr. A. de Graaf Stichting.
Visser, J., R. Frederikse en E. Hermans (2002) Slachtofferschap criminaliteit bij bedrijven en instellingen. Rapport in opdracht van het
ministerie van Justitie, wodc en het ministerie van bzk.
Zuidam, M., D.H. Grijpstra (2004) Over de grens. Een onderzoek naar illegale activiteiten op het gebied van uitzendarbeid. Een onderzoek
in opdracht van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (abu).

1 Zie voor het onderzoeksrapport Smekens en Verbruggen (2004).

Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs