Ga direct naar de content

Een duit in het mandje – de rol van anonimiteit bij kerkcollectes

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 11 2004

Een duit in het mandje – de rol van anonimiteit bij kerkcollectes
Aute ur(s ):
Soetevent, A.R. (auteur)
De auteur maakt deel uit van de sectie micro-economie van de Faculteit der Economische Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen.
a.r.soetevent@eco.rug.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4435, pagina 275, 11 juni 2004 (datum)
Rubrie k :
Strategisch gedrag
Tre fw oord(e n):

Kerkgangers geven meer wanneer er met een mandje wordt gecollecteerd in plaats van met een traditionele collectezak. Het opheffen
van de anonimiteit van de gever leidt tot hogere donaties. Op de lange termijn wordt het verschil in opbrengst echter kleiner.
Laboratoriumonderzoek naar de rol van anonimiteit in het geefgedrag van mensen toont aan dat deelnemers meer geven wanneer hun
identiteit en de hoogte van hun gift bekend worden gemaakt. 1 Zo hopen sommige mensen prestige te ontlenen aan het geven van een
relatief hoog bedrag.2 Andersom werkt een lage gift een gevoel van schaamte in de hand wanneer de gever het idee heeft dat zijn
bijdrage door anderen wordt afgekeurd.3
De sociale banden tussen deelnemers aan laboratoriumexperimenten verschillen van die tussen mensen in het normale sociale verkeer.
Treedt eenzelfde effect op in een context waar mensen een natuurlijke band met elkaar hebben en elkaar bij herhaling ontmoeten?
Om deze vraag te beantwoorden, werd van maart tot en met november 2002 een veldexperiment uitgevoerd in dertig baptistengemeenten
in Nederland.4 Gedurende deze periode werden de collectes tijdens de dienst op zondagochtend afwisselend ingezameld met behulp van
traditionele ‘gesloten’ collectezakken of met behulp van collectemandjes. Terwijl bijdragen aan zakcollectes normaliter anoniem gegeven
worden, is dit bij mandcollectes niet mogelijk: kerkgangers die naast elkaar in de bank zitten, kunnen observeren wat de ander geeft.
Bovendien geeft het totaalbedrag in het mandje de kerkganger een indicatie van de totale bijdrage die kerkgangers voor hem hebben
gegeven. De laboratoriumresultaten wijzen in de richting van een hogere opbrengst wanneer collectes met collectemandjes in plaats van
met collectezakken worden ingezameld.
Twee collectes
In de meeste van de deelnemende gemeenten is het gebruikelijk om twee collectes te houden tijdens de dienst. De eerste collecte is altijd
bestemd voor de gemeente zelf. Het doel van de tweede collecte varieert van week tot week. De tweede collecte kan zowel een interne als
een externe bestemming hebben.
Tijdens de onderzoeksperiode werd de wijze van inzamelen volgens een toevalsproces bepaald. Iedere collecte kon met gelijke kans
middels zakken of mandjes worden ingezameld. Zo kon het gebeuren dat tijdens een dienst beide collectes met een zak of beide met een
mandje werden ingezameld, of dat eenmaal met een zak en eenmaal met een mandje werd gecollecteerd. De kerkganger doneert en geeft
de zak of het mandje door aan de persoon naast hem of haar totdat iedereen de gelegenheid heeft gehad om te geven. Een overzicht van
de verzamelde data over de eerste twee collectes tijdens een dienst is gegeven in tabel 1. De gemiddelde bijdrage per bezoeker aan de
eerste collecte ligt gemiddeld 23 procent hoger dan de bijdrage aan de tweede collecte. De gemiddelde dienst wordt door iets minder dan
honderd mensen bezocht. De tweede collecte krijgt iets vaker een aanbeveling. De eigen voorganger leidt iets minder dan de helft van de
diensten. In ongeveer twintig procent van de diensten wordt een additionele derde collecte gehouden. Soms vindt aan het einde van de
dienst een extra uitgangscollecte plaats.

Tabel 1. Overzicht van de onafhankelijke variabelen
eerste collecte
gemiddelde bijdrage (in euro’s)
gemiddeld aantal bezoekers
wijze van inzamelena
collectezak
collectemandje
anders
collectesa
derde collecte tijdens dienst
uitgangscollecte
aanbeveling
verband collectedoel

tweede collecte

1,02
96,9

0,83
98,6

51
49
0

51
48
1

19
13
5
2

20
12
9
3

en thematiek dienst
dienstvariabelena
familiedienst
dezelfde dag avonddienst
christelijke feestdag
eigen voorganger
doelena
eigen gemeente
intern doel
Unie van Bapt. gem.
Oost-Europa
overig extern
dankoffercollecte
aantal waarnemingen

2

2

7
6
47

7
6
46
99

8

0
0

30
56
0
0

6
1

1
834

1
791

a in procenten

Resultaten
De kern van de analyse is een vergelijking van de gemiddelde bijdrage per bezoeker aan mandcollectes met die aan zakcollectes. Hiertoe
wordt een model geschat waarin de (logaritme van de) gemiddelde opbrengst per bezoeker aan een collecte wordt verklaard uit het
gebruik van een mandje of een zak en uit een verzameling dienstspecifieke en collectespecifieke variabelen. tabel 2 vat de belangrijkste
resultaten samen.5

Tabel 2. Schattingsresultaten, panelregressie met vaste effecten en heteroskedasticiteit
(1)
alle
diensten
1e collecte mandcollecte
2e collecte mandcollecte
3e collecte tijdens dienst
1e collecte
aantal bezoekersc
aanbeveling
verband collectedoel
en thematiek dienst
eigen voorganger
dankoffercollecte
christelijke feestdag
2e collecte
aantal bezoekersc
aanbeveling
verband collectedoel
en thematiek dienst
eigen voorganger
dankoffercollecte
christelijke feestdag
doelen
Unie van Baptistengemeenten
extern
Oost-Europa
aantal waarnemingen

0,028
0,096a
-0,071a

(2)
interne
2e collecte

(3)
externe
2e collecte

0,020
0,043
-0,035

0,007
0,080
-0,081

-0,268a
-0,017
-0,019

-0,177a
-0,011
-0,111

-0,317
-0,017
0,053

0,024
1,163a
0,084a

-0,014
0,087b

0,042
1,193
0,032

-0,312a
0,244a
0,265a

-0,374a
0,067
0,293a

-0,281
0,350
0,202

-0,005
0,611a
0,145a

0,002
0,738a
0,257a

-0,003
0,088
0,088

-0,037
0,081b
0,372a
1582

586

0,083
0,360
996

a significant op één procentsniveau; b significant op vijf procentsniveau. Een aantal andere dummyvariabelen is niet gerapporteerd.
c logaritme.

De eerste kolom laat zien dat het gebruik van mandjes tijdens de tweede collecte aanvankelijk leidt tot een verhoging van de opbrengst
met gemiddeld ongeveer tien procent per bezoeker. Echter, de coëfficiënten van de tijdsdummy’s maken duidelijk dat dit effect
gaandeweg de onderzoeksperiode wegebt.6 Na vier maanden ligt de opbrengst nog ongeveer 4,5 procent hoger en na een half jaar is het
effect niet meer significant. Opvallend is dat het gebruik van mandjes geen effect heeft op de opbrengst van de eerste collecte.
Bijzondere collectes en aantal bezoekers
Het houden van een derde collecte in een dienst pakt negatief uit voor de opbrengst van de eerste twee collectes, waarvan de opbrengst
in dat geval met gemiddeld zeven procent omlaag gaat. Bezoekers houden dan kennelijk wat geld achter de hand voor de derde collecte.
Op christelijke feestdagen zoals Pasen en Pinksteren geven kerkgangers aanzienlijk meer. Daarenboven heeft de collecte op deze dagen
in een aantal gemeenten het karakter van een dankoffer.7 Voor de eerste collecte leidt dit tot meer dan een verdubbeling van de
opbrengst. Een expliciete aanbeveling van de collecte door de voorganger of een verband tussen het collectedoel en de thematiek van
dienst leiden ook tot een hogere opbrengst.
Zowel voor de eerste als de tweede collecte gaat een negatief effect uit van de groepsgrootte: hoe meer mensen een dienst bijwonen, des

te minder men per persoon geeft. Een mogelijke verklaring voor dit fenomeen is dat bezoekers meeliften op de bijdrage van andere
bezoekers. Het kan ook een resultaat zijn van een selectie-effect: wanneer de trouwste kerkgangers ook de gullere zijn, gaat de
gemiddelde bijdrage per bezoeker omlaag naarmate een dienst beter bezocht wordt.8
Muntverdeling
Van drie deelnemende gemeenten is voor iedere collecte afzonderlijk informatie beschikbaar over het aantal en type munten dat is
ingezameld. Hieruit valt af te leiden of het gebruik van mandjes ook tot een verandering leidt in het soort munten dat gegeven wordt.
figuur 1 geeft voor elke muntsoort (van één eurocent tot een 2-euromunt) een overzicht hoeveel er gemiddeld per zakcollecte (de
linkerkolommen) en per mandcollecte (rechterkolommen) binnenkomen, als percentage van het totaal aantal ingezamelde munten. Voor
gemeente a geven de linkerkolommen deze percentages weer voor de zakcollectes in januari en februari 2002, dus vóór aanvang van het
onderzoek.

Figuur 1a t/m c. Verdeling van het soort munten dat aan de zak- en mandcollectes wordt gegeven
In alledrie de gemeenten is het 50-eurocentstuk veruit de meest gegeven muntsoort: van iedere drie munten die worden gegeven, is
gemiddeld genomen één munt een stuk van 50 eurocent. Vergelijking van de staven levert in alle gemeenten hetzelfde beeld op:
vergeleken met zakcollectes leidt het collecteren met behulp van mandjes tot een daling van het aantal kleine munten dat gegeven wordt
(1, 2, 5, 10 en 20 eurocent) en tot een significante stijging van het aantal ‘grote’ munten (1 en 2 euro). 9 Voor 50-eurocentstukken is de
stijging niet significant. De gegevens voor gemeente a laten verder zien dat er een onderzoekseffect is: in vergelijking met de maanden
voor het onderzoek geven kerkgangers relatief grotere munten aan de zakcollectes tijdens de onderzoeksperiode. Een verklaring hiervoor
is dat het idee mee te doen aan een onderzoek kerkgangers doet nadenken over hun eigen geefgedrag, met als resultaat dat men
misschien niet méér geeft, maar wel minder kleine munten geeft.

De rol van anonimiteit
Het positieve effect van het gebruik van mandjes op de opbrengst van de tweede collecte bevestigt de bevinding van experimentele
economen: het opheffen van de anonimiteit van de gever leidt tot hogere donaties. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat kerkgangers
waarde hechten aan goedkeuring van hun bijdrage door medekerkgangers en meer geven aan mandcollectes doordat de eigen bijdrage
zichtbaar wordt voor anderen.
Opvallend echter is het ontbreken van een ‘mandjeseffect’ voor de eerste collecte. Een mogelijke verklaring is gelegen in het feit dat de
eerste collecte vrijwel altijd bestemd is voor de eigen gemeente, terwijl de bestemming van de tweede collecte wisselt. Kerkgangers
kunnen een lage bijdrage aan de eerste collecte bijvoorbeeld rechtvaardigen door te stellen dat men dit compenseert door het overmaken
van bijdragen per bank of giro (waarvan de afschriften alleen gezien worden door de penningmeester). Dit voorkomt mogelijk een
schaamtegevoel. Een tweede mogelijke verklaring is dat de tweede collecte betere kansen biedt om belangeloosheid te tonen, doordat de
bestemming van deze collecte vaak buiten de eigen gemeente ligt. Een derde mogelijke verklaring is dat de bijdrage aan de eerste collecte
bepaald wordt door gewoonte omdat zij vrijwel altijd dezelfde bestemming heeft, terwijl over de bijdrage aan de wisselende tweede
collecte iedere week opnieuw nagedacht moet worden.
De waargenomen verschuiving naar het geven van grotere munten wanneer met mandjes wordt gecollecteerd, duidt erop dat sociale
motieven wellicht toch een bepaalde rol spelen bij het bepalen van de bijdrage aan de eerste collecte. Het gaat hierbij dan niet zozeer om
de hoogte van de bijdrage, als wel om het soort munten dat wordt gegeven.
De rol van de bestemming
Om na te gaan of het mandjeseffect gedreven wordt door de bestemming van een collecte, zijn afzonderlijke regressies uitgevoerd voor
twee deelverzamelingen van de data: kerkdiensten met een tweede collecte met interne bestemming en kerkdiensten met een tweede
collecte met externe bestemming. De tweede en derde kolom van tabel 2 tonen de resultaten. Mandjes genereren acht procent extra
opbrengst voor collectes met een externe bestemming, maar voor collectes met een bestemming binnen de eigen gemeente is geen
mandjeseffect waarneembaar. Dit geeft enige steun aan de rol van anonieme overschrijvingen en aan de verklaring dat externe doelen
kerkgangers meer mogelijkheden bieden om onbaatzuchtig gedrag te etaleren. De schattingen bieden geen steun aan de hypothese dat
het verschil in effect het gevolg is van een ingesleten bijdrage aan de eerste collecte. Die verklaring voorspelt immers geen verschil in
mandjeseffect voor tweede collectes met verschillende bestemming.
Conclusie
Niet alleen in laboratoriumexperimenten, maar ook daarbuiten is de anonimiteit van giften van invloed op het geefgedrag van mensen.
Voor kerkcollectes leidt het opheffen van de anonimiteit tot ongeveer tien procent hogere opbrengsten. Na verloop van tijd neemt dit
effect af, mogelijk doordat een zekere gewenning optreedt.
Na afloop van het onderzoek besloot één gemeente alleen die collectes met mandjes in te zamelen waarbij een relatief hoge
collecteopbrengst gewenst is. In het licht van het bovenstaande lijkt dit een goede strategie.
Adriaan Soetevent
Dit artikel is gebaseerd op Soetevent (2003).
Literatuur
Andreoni, J. en R. Petrie (2004) Public Good Experiments Without Confidentiality: A Glimpse Into Fund-Raising. Journal of Public
Economics, 88(7-8), 1605-1623.
Haan, M.A. en P. Kooreman (2002a) Meeliftgedrag en collectieve goederen, ESB, 28 juni 2002, blz. 512-514.
Haan, M.A. en P. Kooreman (2002b) Free Riding and the Provision of Candy Bars. Journal of Public Economics, 83(2), 277-291.
Harbaugh, W.T. (1998a) What Do Donations Buy? A Model of Philantropy Based on Prestige and Warm Glow. Journal of Public
Economics, 67, 269-284.
Harbaugh, W.T. (1998b) The Prestige Motive for Making Charitable Transfers. American Economic Review, 88(2), 277-282.
Masclet, D., C. Noussair, S. Tucker en M.-C. Villeval (2003) Monetary and Non-monetary Punishment in the Voluntary Contributions
Mechanism. American Economic Review, 93(1), 366-380.
Soetevent, A.R. (2003) Anonymity in Giving in a Natural Context – A Field Experiment in Thirty Churches. CCSO working paper
2003/8.

1 Zie Andreoni en Petrie (2004).
2 Zie Harbaugh (1998a, 1998b) voor een discussie van het prestigemotief.

3 Masclet et al. (2003) laten zien dat bijdragen in een collectief-goedexperiment toenemen wanneer deelnemers de mogelijkheid hebben
om hun afkeuring over de bijdragen van andere deelnemers te uiten.
4 Begin 2002 werden alle 89 bij de Unie van Baptistengemeenten aangesloten gemeenten aangeschreven met het verzoek deel te nemen
aan een onderzoek over kerkcollectes. Vervolgens werden uit de 45 positieve reacties 30 gemeenten geselecteerd voor deelname aan het
onderzoek. Deelnemende gemeenten ontvingen bij juiste uitvoering en bij correcte aanlevering van de gevraagde informatie een
vergoeding van 300 euro.
5 Opname van kerk- en collectespecifieke effecten corrigeert voor de mogelijkheid dat mensen in de ene kerk structureel meer geven dan
in een andere en voor het feit dat de gemiddelde gift aan de eerste collecte hoger is dan aan de tweede. Verder wordt rekening gehouden
met het feit dat de gemiddelde bijdrage aan een collecte minder varieert naarmate het aantal bezoekers waarover dit gemiddelde wordt
berekend groter is.
6 Deze coëfficiënten zijn niet opgenomen in tabel 2.
7 Meestal worden dankoffers een week van te voren aangekondigd met de bedoeling kerkgangers aan te sporen hun dankbaarheid te
tonen voor de gebeurtenissen van Pasen en Pinksteren.
8 Voor meeliftgedrag, zie bijvoorbeeld Haan en Kooreman (2002a, 2002b).
9 Een voor de hand liggende verklaring is dat deze stijging een direct gevolg is van de hogere opbrengst: mensen geven gemiddeld meer
en dat vertaalt zich in het geven van grotere munten. Echter, in deze drie gemeenten leidt het gebruik van mandjes alleen in gemeente c
tot een significant hogere opbrengst en alleen voor de tweede collectes. Muntefficiëntie biedt daarom slechts een gedeeltelijke
verklaring.

Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur