Ga direct naar de content

Echte risico’s eerst

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 11 2004

Echte risico’s eerst
Aute ur(s ):
Linden, J. ter (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4435, pagina 263, 11 juni 2004 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

Het rommelt op de verzekeringsmarkt. Onlangs kwam Aon, een grote financiële dienstverlener, met cijfers naar buiten waaruit bleek dat
grote bedrijven steeds meer en voor grotere bedragen zichzelf verzekeren.1 Bijna de helft van de bedrijven in de aex en Midkap-index
heeft een eigen verzekeringsmaatschappij opgericht (ook wel een ‘captive’ genoemd). Vooral de volumes van de premies die in deze
captives omgaan, nemen de laatste jaren toe. Het premie-inkomen van de captives in de portefeuille van Aon is de laatste twee jaar met
meer dan een derde toegenomen tot $ 16,4 miljard. Deze groei is vooral te wijten aan de sterk opgelopen premies bij verzekeraars. Dat is
op haar beurt weer deels te herleiden tot de toegenomen onrust en onzekerheid sinds de aanslagen op het wtc in de vs en de malaise op
de aandelenbeurzen, die mede tot een zogenoemde ‘harde markt’ hebben geleid.
De grote en waarschijnlijk lucratieve klanten brengen een deel van hun te verzekeren risico onder bij een eigen captive. Dit betreft vooral
het deel van de verzekeringsportefeuille, waarbij de schades relatief laag zijn en het risico (lees: frequentie waarmee de schades zich
voordoen) relatief hoog is, zoals bij een brandverzekering het geval is. De hogere schades met lagere frequenties, zoals natuurrampen of
risico’s die verband houden met terrorisme, blijven gedekt bij de verzekeraars.
Ondanks schaalvoordelen, de mogelijkheid om risico’s te poolen, de beheersing van risico’s en expertise ten aanzien van
risicomanagement en de afhandeling van schades, weten verzekeraars kennelijk voor deze onderkant van de verzekeringsmarkt voor
grote bedrijven geen aantrekkelijk aanbod te doen om hen ervan te weerhouden een captive op te richten. Met een captive slaat een
bedrijf de facto een tussenschakel in de markt over. Net als de verzekeraar verzekert een captive zich bij een herverzekeraar, of neemt de
captive zelf de vorm van een herverzekeraar aan. De captive zet zodoende de verzekeraar buitenspel.2 Hierbij neemt het bedrijf een eigen
risico ter hoogte van het deel van de verzekeringssom dat niet door de captive wordt herverzekerd.
De verzekeringssector ziet geen bedreiging in de explosieve groei van de captives.3 Toch zijn er redenen om aan te nemen dat
verzekeraars er niet al te gerust op kunnen zijn. In de eerste plaats mag verondersteld worden dat de bedrijven met een relatief goed
risicoprofiel op een bepaald gebied (zoals brandschade) als eerste deze risico’s zullen onderbrengen in een captive. Immers, het oprichten
van een captive zal voor een bedrijf een – op papier – simpele kosten-batenafweging zijn, waarbij het break-evenpunt voor bedrijven met
betere risico’s of beter beheersbare risico’s lager ligt. 4 Naast het feit dat de omzet daalt, zien verzekeraars de goede risico’s als eerste
verdwijnen, waardoor zij met een gemiddeld slechtere portefeuille komen te zitten. Hierdoor zullen zij noodgedwongen de premies moeten
verhogen, hetgeen het break-evenpunt weer verlaagt. Zodoende dreigt een neerwaartse spiraal aan de onderkant van deze markt te
ontstaan.
In de tweede plaats sluiten bedrijven zichzelf in als zij eenmaal een captive hebben opgericht en hiervoor investeringen hebben gedaan
(transactiekosten, opbouw expertise, enzovoorts). Aan de stap naar een captive ligt een kosten-batenafweging ten grondslag; aan de
weg terug natuurlijk ook. Zolang een verzekeraar geen aanbod kan doen dat de overstapkosten ‘naar’ en ‘van’ de captive goedmaakt, is
het voor bedrijven rationeel om de captive aan te houden. Afhankelijk van de grootte van dergelijke transactiekosten, moeten
verzekeraars van ver komen om een bedrijf met een captive nog terug te winnen.
Ten slotte kan gesteld worden dat een captive in haar prijsstelling een geduchte concurrent is voor een verzekeraar. Doordat het gevaar
van moreel risico volledig afwezig is, kan de captive een lagere risicocomponent in haar prijzen berekenen. Bovendien heeft het bedrijf
optimale prikkels (ten opzichte van de situatie waarin de risico’s bij een verzekeraar zijn ondergebracht) voor actief risicomanagement. Dit
heeft een neerwaartse werking op het risicoprofiel. 5 Ten slotte hoeft een captive niet per se een winstmotief te hebben. Captives
kunnen, kortom, concurrerende prijzen zetten. Verzekeraars hebben – voor zover ze in deze markt voor bedrijfsverzekeringen
geïnteresseerd zijn – dus iets te verliezen bij de opkomst van captives.
Uiteraard vormt een bedreiging ook een kans. Captives zijn vragers van dienstverlening ten aanzien van verzekeren. Hierbij valt vooral te
denken aan polisbeheer en advisering omtrent risicobeheersing. Voor verzekeraars blijft er genoeg te doen. Daarnaast blijft er voor
verzekeraars een interessante markt over. Juist de ‘echte’ risico’s die tot ondraaglijke lasten kunnen leiden, blijven namelijk bij de
verzekeraars. De gevolgen van een omgevallen boom, een oververhitte ketel of een binnenbrandje zijn voor multinationals allerminst
ondraaglijk. Eigenlijk houden grote bedrijven met een captive zich aan het adagium: verzeker alleen ondraaglijke risico’s. En verzekeraars
keren zo terug naar hun kernbedrijf.
Jaime ter Linden

1 Zie Het Financieele Dagblad van 3 juni 2004.
2 De captive zet de verzekeraar buitenspel wat betreft de premiestromen. Het komt bijvoorbeeld wel voor dat de verzekeraar diensten aan
de captive (en daarmee aan het bedrijf) verleent, bijvoorbeeld op het gebied van polisbeheer.
3 Het Financieele Dagblad, 3 juni 2004.
4 Dit break-evenpunt heeft uiteraard allereerst te maken met de te verzekeren bedragen en de daaruit voortvloeiende premiehoogten.
Vanaf één miljoen euro aan premies wordt het voor een bedrijf interessant om een captive op te richten (FD, 3 juni 2004).
5 Hierbij moet het uiteraard gaan om beïnvloedbare risico’s. Juist bij captives (relatief hoog risico, relatief lage schades) gaat dit op.
Bovendien is de veronderstelling dat een verzekeraar met zijn waarschijnlijk superieure expertise ten aanzien van risicomanagement de
relatief lage prikkel voor actief risicomanagement die een bedrijf heeft niet kan compenseren. Als dit wel zo zou zijn, zou het bedrijf
immers per saldo een beter risicomanagement hebben als het ‘gewoon’ verzekerd is, dan in de situatie met een captive.

Copyright © 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs

Categorieën