Reïntegratiebeleid gediend met kennis
Aute ur(s ):
Hartog, M. den, (auteur)
De auteur is hoofd van de staf inkoop reïntegratiediensten b ij uwv.
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4386, pagina 872, 29 november 2002 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
reintergratie
Kennis van het reïntegratieproces is nood-zakelijk om de cijfers hierover op waarde te kunnen schatten. Onvoldoende kennis leidt tot
misvattingen.
Reïntegratie van arbeidsgehandicapten en mensen die na ontslag werkloos zijn geworden (ontslagwerklozen) staat volop in de
belangstelling. Het uwv heeft de tussentijdse reïntegratieresultaten van deze groepen voor het contractjaar 2001 gepresenteerd. Om
reïntegratiecijfers goed te kunnen begrijpen, moet inzicht bestaan in het reïntegratieproces. Dit artikel gaat allereerst in op een
aantal veelvoorkomende valkuilen bij de interpretatie van reïntegratiecijfers. Vervolgens worden de gepresenteerde resultaten van uwv toegelicht. Tot slot wordt ingegaan op de beleidsvoornemens voor de
aanbesteding 2003.
Reïntegratiecijfers
Vanaf 2001 worden de reïntegratietrajecten voor arbeidsgehandicapten en ontslagwerklozen aanbesteed door de uitvoering
werknemersverzekeringen (uwv), de rechtsopvolger van de uitvoeringsinstellingen (uvi’s). Uwv heeft onlangs de tussentijdse resultaten
bekend gemaakt voor het contractjaar 2001 1. Voor een juiste interpretatie van reïntegratiecijfers is inzicht nodig in het reïntegratieproces.
Te vaak en te snel worden onjuiste conclusies in de media getrokken over het effect van reïntegratie. Dit kan wel eens tot misverstanden
in het veld leiden.
Hieronder wordt een drietal bronnen van misinterpretatie beschreven. Het is van belang deze te kennen alvorens in te gaan op de door
uwv gepresenteerde reïntegratieresultaten.
Resultaten reïntegratie
Vanaf 2001 hebben de uvi’s en later uwv individuele contracten gesloten met reïntegratiebedrijven voor de uitvoering van
reïntegratietrajecten. Deze contracten hebben veelal een looptijd van een jaar. Zolang de contracttijd loopt, meldt uwv nieuwe cliënten
aan voor een reïntegratietraject bij een reïntegratiebedrijf. Dat betekent dat op de laatste dag van de looptijd van het contract nog
cliënten kunnen worden aangemeld. Uiteraard wordt pas vanaf het moment van aanmelding het reïntegratietraject ingezet. Dit kan
bestaan uit scholing danwel bemiddeling. De maximale looptijd van een traject is twee jaar. Dit betekent dat uiterlijk drie jaar na de
startdatum van het contract een reïntegratietraject volledig afgesloten kan zijn: een jaar nadat het contract is ingegaan kunnen er nog
cliënten worden aangemeld, die vervolgens een traject van maximaal twee jaar doorlopen.
Het resultaat wordt gede-finieerd als duurzame plaatsing, waarbij een arbeidscontract voor een half jaar moet worden overlegd. Voor het
contract 2001, dat liep van 1 januari 2001 tot 1 april 2002, zullen de finale resultaten medio 2004 bekend worden.
Het misverstand in de media en in het veld dat de resultaten al aan het einde van het contract (voor contractjaar 2001 is dit 31 maart 2002)
bekend zou zijn, getuigt van een gebrekkig inzicht in het proces van reïntegratie. Immers, de meeste cliënten nemen nog deel aan een
reïntegratietraject. Na ongeveer drie jaar na het afsluiten van het contract kan het finale resultaat van het contract worden vastgesteld.
Definitie van plaatsingspercentage
Het resultaat van een reïntegratietraject wordt uitgedrukt in een plaatsingspercentage. Tot 2002 waren er overwegend twee definities
hiervan in omloop. De eerste definitie is het aantal geplaatste cliënten ten opzichte van het aantal teruggemelde cliënten. Een
teruggemelde cliënt is een cliënt waarvoor een traject is gestart, maar die niet is geplaatst. Uwv hanteert een andere definitie: het aantal
plaatsingen ten opzichte van het aantal ingezette trajecten gedurende een contractperiode. Er is een duidelijk verschil in uitkomsten
tussen de beide definities.
figuur 1 (fictief) geeft de eerste definitie weer. Hieruit blijkt dat het plaatsingspercentage aanvankelijk hoog is en naarmate de tijd vordert
minder wordt omdat aan het einde van het traject meer duidelijk wordt of de cliënt daadwerkelijk geplaatst zal worden. De praktijk leert dat
de cliënten veelal aan het einde van het traject worden teruggemeld. Daar waar de beide curves in de grafiek elkaar snijden, is het
plaatsingspercentage honderd procent. Immers het aantal plaatsingen is gelijk aan het aantal teruggemelde cliënten, terwijl het
plaatsingspercentage na 36 maanden veertig procent is.
Figuur 1. Fictieve ontwik-keling in het plaatsings-percentage volgens de definitie aantal plaatsingen t.o.v. aantal terug-meldingen.
figuur 2 (fictief) geeft de tweede definitie weer die ook het uwv hanteert. Gedurende de looptijd van het contract (hier twaalf maanden)
starten de cliënten met een traject. Na de contractperiode worden geen nieuwe cliënten op dit contract aangemeld. Vanaf dat moment kan
het plaatsingspercentage alleen maar toenemen. Vanuit de verwachting dat de meeste cliënten pas na het einde van het traject geplaatst
zullen worden, zal aan het begin van de contract-periode het plaatsingspercentage enkele procenten bedragen, terwijl dat aan het einde
van de trajecten enkele tientallen procenten zal bedragen (in figuur 2 veertig procent).
Figuur 2. Fictieve ontwikkeling in het plaatsings-percentage volgens definitie van het uwv
Voor beide percentages geldt dat het moment van meting bepalend is voor het plaatsingspercentage en daarmee het resultaat. Bij de
eerste definitie zullen beleidsmakers bij vroege meting verheugd zijn met de resultaten, maar na een aantal maanden aanzienlijk
teleurgesteld worden. De definitie van uwv zal teleurstelling op termijn voorkomen omdat het een meer realistisch beeld van de
ontwikkeling van het resultaat geeft. Hierdoor kunnen betere voorspellingen worden gedaan.
Boekjaar versus contractjaar
Bij presentaties van reïntegratiecijfers moet helder zijn of er sprake is van een contractjaar of een boekjaar. Presentaties op basis van het
contractjaar geven de tellingen per contract weer, terwijl presentaties op basis van een boekjaar de telling van de respectievelijke
gebeurtenissen in een kalenderjaar weergeven. Hierdoor hebben plaatsingscijfers betrekking op verschillende contractjaren. Dit heeft te
maken met de looptijd van de contracten over meerdere jaren. Zo kan het aantal (niet-)plaatsingen in boekjaar 2001 betrekking hebben op
de contractjaren 2001, 2000 en 1999.
Het nadeel van het hanteren van boekjaren is dat het geen rekening houdt met de verschillen in inhoud tussen de verschillende
contracten. Dit geldt zeker als er binnen de contracten verschillende financiële prikkels zijn opgenomen. Die prikkels moeten
reïntegratiebedrijven stimuleren de inspanning te richten op duurzame plaatsing, waardoor de effectiviteit van de ingezette publieke
reïntegratiemiddelen wordt vergroot. Omdat de contracten inhoudelijk verschillen, is het dus van belang dat de inhoud van het contract
betrokken wordt bij de analyse en de interpretatie van resultaten.
Tussentijdse resultaten
Bij de resultaten over het contractjaar 2001 moet onderscheid gemaakt worden tussen de resultaten op contractniveau (macro-niveau) en
op het niveau van het reïntegratiebedrijf.
Resultaten op macroniveau
In tabel 1 worden de tussentijdse resultaten voor het contractjaar 2001 op macroniveau weergegeven. De finale resultaten zullen medio
2004 bekend zijn.
Tabel 1. Tussentijdse resultaten contractjaar 2001 op macroniveau, peildatum 1 juli 2002
Totaal
gecontracteerde bruto instroom
feitelijke bruto instroom
percentage bruto instroom
t.o.v. het contract
77.011
79.394
103%
aga
53.560
58.618
109%
wwb
23.451
20.776
89%
netto instroom
niet gestarte trajecten
plaatsingen
niet geplaatste cliënten
plaatsingspercentage
lopende trajecten
percentage lopende trajecten
t.o.v netto instroom
a. Arbeidsgehandicapten
b. Ontslagwerklozen
67.346
12.048
14.032
14.575
21%
38.739
58%
50.409
8.209
9.883
11.159
20%
29.367
58%
16.937
3.839
4.149
3.416
24%
9.372
55%
Bron: uwv
Voor het contractjaar 2001 hebben de respectievelijke uvi’s een contract gesloten met het lisv voor een bruto instroom van ruim 77.000
cliënten en een plaatsingspercentage van 35 procent 2. De werkelijke bruto instroom is groter geweest. Ruim 67.000 cliënten zijn een
traject gestart. Het percentage niet gestarte trajecten is vijftien procent 3. Het niet starten van een traject heeft verschillende oorzaken,
zoals verslechtering van de gezondheidstoestand van cliënten en het reeds aan het werk gaan voordat een traject is gestart. Op
macroniveau is het plaatsingspercentage halverwege het contract 21 procent, waarbij een groot aantal trajecten nog loopt.
Resultaten op bedrijfsniveau
De tussentijdse resultaten op het niveau van het reïntegratie-bedrijf blijken sterk te verschillen. De belangrijkste reden is dat de bedrijven
zich met verschillende doelgroepen bezighouden. Naarmate de doelgroep zwaarder is, (onder andere jonggehandicapten) zullen de
trajecten langer duren en zal plaatsing verder in de tijd worden gerealiseerd. Dat verklaart voor een belangrijk deel het verschil tussen het
plaatsingspercentage arbeidsgehandicapten (ag) en ontslagwerklozen (ww).
Betekenis tussentijdse resultaten
De resultaten moeten worden geïnterpreteerd op basis van contractvoorwaarden die toen golden. Met het lisv was afgesproken dat
iedereen (77.011 personen voor contract 2001) die in aanmerking kwam voor een reïntegratietraject ook daadwerkelijk een traject kreeg
aangeboden; de zogenaamde sluitende aanpak. Allereerst kan worden vastgesteld dat voor wat betreft de sluitende aanpak op
macroniveau aan de contractuele verplichtingen is voldaan. Het plaatsingspercentage van 21 procent, gecombineerd met het aantal
lopende trajecten en het jaar (medio 2004) dat nog resteert, biedt voorts voldoende perspectief om het afgesproken plaatsingspercentage van 35 procent (23.571 cliënten) te halen. Immers, van de 38.700 trajecten hoeven er nog maar 9500 succesvol te worden
afgerond. Aangezien van de thans afgesloten trajecten bijna vijftig procent succesvol is, is een percentage van 35 procent haalbaar. Het
feit dat ongeveer eenderde van de mensen die niet aan een traject beginnen, aan het werk is, geeft aan dat alleen al van het oproepen
voor een traject een activerende werking uitgaat.
De resultaten per reïntegratiebedrijf moeten met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. De doelgroep waarop het
reïntegratiebedrijf gegund heeft gekregen, zijn van groot belang bij de interpretatie en het aantal niet gestarte trajecten per
reïntegratiebedrijf. Naarmate het plaatsingspercentage hoger is en sterk correleert met het aantal niet gestarte trajecten, is het van belang
vast te stellen of hierbij van enige causaliteit sprake is. Het reïntegratie-bedrijf zou door selectie aan de poort het succes van haar
inspanningen kunnen beïnvloeden. De meerwaarde van de presentatie van resultaten op het niveau van het reïntegratiebedrijf is gelegen
in het transparant maken van de nog jonge geprivatiseerde markt voor reïntegratiediensten.
Verwachtingen contract 2002
De belangrijkste vraag is of de tussentijdse resultaten van het contractjaar 2001 ook een garantie zullen zijn voor de prestaties op het
afgesloten contract 2002. Drie factoren spelen een rol:
» het contractjaar 2001 is de eerste keer dat is aanbesteed. De reïntegratiemarkt stond nog aan het begin van haar ontwikkeling. Voor de
jaren 2002 en daarna zal de reïntegratiemarkt een verdere rijping doormaken. Derhalve mag worden verwacht dat de effectiviteit van de
dienstverlening van reïntegratiebedrijven omhoog zal gaan.
» de financieringssystematiek voor het contractjaar 2001 bestond uit inputfinanciering. In 2002 is uwv tot een verdergaande vorm van
resultaatfinanciering overgegaan, waarbij aan duurzame plaatsing bonussen verbonden zijn. Verwacht wordt dat dit leidt tot een toename
van duurzame plaatsingen.
» de conjuncturele ontwikkelingen zullen de plaatsing eveneens beïnvloeden. Het huidig economisch klimaat zal het aantal plaatsingen
ceteris paribus negatief beïnvloeden. De reïntegratiebedrijven zullen hun inspanningen effectiever moeten inrichten om een zelfde
resultaat te kunnen blijven realiseren.
Aanbesteding 2003
De aanbesteding voor contractjaar 2003 zal meer gericht zijn op duurzame plaatsing. Er zal een aantal maatregelen genomen worden om
het plaatsingspercentage te verhogen. Daartoe zal worden overgegaan tot een verregaande vorm van resultaatfinanciering.
Reïntegratiebedrijven zullen voor hun inkomsten volledig afhankelijk worden van duurzaam plaatsen. Pas bij plaatsing krijgt het
reïntegratiebedrijf het traject vergoed. Daarnaast zal scholing onder de trajectprijs gaan vallen, waardoor de financiering van de scholing
eveneens afhankelijk wordt van het resultaat. Met deze beleidsmaatregelen worden de volgende effecten beoogd:
» een toenemende concentratie op duurzame plaatsing en een hoger plaatsingspercentage.
» verkorting van het reïntegratietraject. Reïntegratiebedrijven zullen kortere trajecten inzetten om de periode waarin ze de kosten van het
traject voorschieten zo kort mogelijk te houden. Een verkorting van het traject, gecombineerd met duurzame plaatsing reduceert de uitkeringslasten en verhoogt de effectiviteit van het reïntegratiemiddel.
» het accent op bemiddeling in plaats van scholing. De kosten voor scholing maken immers onderdeel uit van het traject. Het financiële
risico voor een reïntegratiebedrijf neemt daardoor toe. Daarnaast wordt de trajectduur in belangrijke mate bepaald door scholing.
Verwacht wordt dat deze maatregel eveneens bijdraagt aan een verkorting van het traject.
De resultaatfinanciering zal mogelijk ongewenste neveneffecten hebben, zoals een risico-opslag op de trajectprijs. In de nieuwe
aanbestedingsronde worden maatregelen getroffen om de nadelige effecten te voorkomen.
Conclusie
Reïntegratiecijfers leiden gemakkelijk tot misvattingen over het effect van reïntegratie. Zonder kennis van het reïntegratieproces en van
de contracten is het niet goed mogelijk om de cijfers goed te interpreteren. Beleidsmakers zouden zich rekenschap moeten geven van het
reïntegratieproces, omdat anders de kans bestaat dat op basis van de goede cijfers de verkeerde conclusies worden getrokken en
daarmee verkeerd beleid wordt ingezet.
Geconcludeerd kan worden dat het afgesproken macro-plaatsingspercentage wordt gehaald, maar de gepresenteerde tussentijdse
resultaten van reïntegratiebedrijven lenen zich vooralsnog niet voor een definitieve benchmarking. Daartoe moeten de finale resultaten
worden afgewacht. Wel zullen beleidsmaatregelen worden ingezet om reïntegratiebedrijven te stimuleren het plaatsingspercentage te
vergroten
1 Zie: www.uwv.nl
2 Definitie van plaatsingspercentage is het aantal geplaatste cliënten ten opzichte van het aan cliënten dat een traject is gestart.
3 Het verschil tussen bruto instroom en netto instroom gedeeld door de bruto instroom.
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)