Het roer om in het Ruhrgebied
Aute ur(s ):
Hospers, G.J. (auteur)
Timmerman, P. (auteur)
De auteurs zijn werkzaam aan de Universiteit Twente. Met dank aan Burkhard Wetterau (Kommunalverband Ruhrgebiet) voor commentaar.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4317, pagina 555, 29 juni 2001 (datum)
Rubrie k :
Beleid w ereldw ijd
Tre fw oord(e n):
herstructurering
Al decennia lang worden de industriële en agrarische sector in productie en werkgelegenheid overschaduwd door de dienstensector.
Deze ‘verdienstelijking’ heeft grote gevolgen, niet alleen voor de economische structuur, maar ook voor de daarmee samenhangende
instituties, zoals de waarden, normen en identiteit van de bevolking. Vaak kunnen deze instituties het tempo van de economische
ontwikkeling niet bijhouden. Vanwege hun diepgewortelde karakter passen instituties zich slechts traag aan; er is sprake van
‘institutionele inertie’. Zo zijn de instituties in de huidige diensteneconomie nog sterk geënt op het industriële tijdperk. We denken
nog in termen van productiviteit en productie, terwijl deze begrippen in de dienstverlening minder betekenis hebben. Economen als
Veblen en Fourastié wijzen erop dat het uit de pas lopen van economie en instituties onzekerheid en weerstand onder de bevolking
teweegbrengt. Als deze discrepantie te groot wordt, neemt volgens hen de groei af en ontstaan er maatschappelijke problemen. Een
belangrijke vraag is dan ook hoe economie en instituties zo goed mogelijk op elkaar kunnen worden afgestemd. De bestudering van de
ontwikkeling van het Ruhrgebied over de afgelopen tien jaar laat zien dat de overheid bij deze afstemming een bemiddelende rol kan
spelen.
Van oudsher is het Ruhrgebied de grootste industriële concentratie van West-Europa. In het naoorlogse Duitsland fungeerde de regio
als het trekpaard van het ‘Wirtschaftswunder’. In steden als Essen, Bochum en Duisburg was er volop werk in de kolen- en staalindustrie.
Maar vanaf het eind van de jaren vijftig kwam het Ruhrgebied in de problemen. Onder invloed van de kolencrisis (1957) en de staalcrisis
(1974) moesten vele mijnen en fabrieken hun poorten sluiten. Grote werkloosheid in de eens zo welvarende ‘Kohlenpott’ was het gevolg.
Om het economisch tij te keren, trachtte de overheid, in casu het Kommunalverband Ruhrgebiet (KVR), de monostructuur van de regio te
doorbreken. Er moest een ‘Strukturwandel’ plaatsvinden van een industriële naar een diensteneconomie. Investeringen in infrastructuur,
onderwijs en nieuwe bedrijvigheid hadden echter niet het beoogde effect. Wat bleek? De maatregelen tot economische vernieuwing
sloten niet aan bij de regionale instituties, dat wil zeggen bij de historisch gegroeide identiteit en mentaliteit van de inwoners van het
Ruhrgebied. De arbeiders, ondernemers en politici met hun ‘ons-kent-ons’-gevoel hielden vast aan de industriële traditie van hun regio 1.
Ze waren trots op de zware industrie en beschouwden de nadruk van de overheid op trendy activiteiten als een ontkenning van het
regionale verleden. Illustratief was de reactie van staalmagnaat Krupp: “We hebben spieren nodig, geen denkers.” Met de oprichting van
de Internationale Bauausstellung Emscherpark (IBA) in 1989 besloot de KVR een andere strategie te volgen. Men realiseerde zich dat de
sleutel tot vernieuwing juist in de typische regionale instituties moest worden gezocht. De IBA zette in op het thema ‘Industriekultur’ en
wilde de regio hiermee bewust maken van haar unieke identiteit. Stilgelegde industriële complexen werden opgeknapt en opengesteld
voor het publiek. Hoogovens, mijnen en cokesfabrieken kregen een nieuwe bestemming, variërend van bloemenveiling en casino tot
bioscoop en restaurant. De KVR heeft onlangs zelfs een ‘Route der Industriekultur’ uitgestippeld 2. Dit traject van vierhonderd kilometer
voert de recreant langs de vele ‘Kathedralen der Arbeit’ die de regio rijk is. Door dit revitaliseringsbeleid is het imago van het Ruhrgebied
verbeterd en trekt het steeds meer toeristen en buitenlandse investeerders. Ook al kon de diensteneconomie de werkloosheid ten
gevolge van de gestagneerde industrie niet volledig compenseren, zij maakt wel een sterke groei door. Zo is het de overheid anno 2001
toch nog gelukt om de ‘Strukturwandel’ van het Ruhrgebied te realiseren.
Wat leert de herstructurering van het Ruhrgebied ons? Ondanks de specifieke kenmerken van de regio en het gevoerde beleid is er zeker
een algemene les te trekken. De ervaringen van de KVR maken duidelijk dat het ontwikkelingsbeleid van regio’s voor alles aansluiting
moet zoeken bij de bestaande economische en institutionele structuur. Dat wordt helaas nogal eens vergeten. Beleidsmakers laten zich
vaak verleiden tot het stimuleren van high-tech activiteiten (bijvoorbeeld ict en biotechnologie) zonder dat ze zich afvragen of de
economie en de instituties van een regio daar rijp voor zijn. Daarmee wordt veelal voorbijgegaan aan de interessante mogelijkheden die
een uniek regionaal verleden in de huidige diensteneconomie kan opleveren. Het integreren van nieuwe activiteiten in de gevestigde
economische structuur gaat niet zonder slag of stoot en vergt natuurlijk de nodige creativiteit van de overheid. Maar de revitalisering
van het Ruhrgebied laat zien dat zo’n beleid van ‘trend door traditie’ uiteindelijk meer kans van slagen heeft dan het najagen van de
laatste trends.
1 G. Grabher, The weakness of strong ties. The lock-in of regional development in the Ruhr area, in: G. Grabher (red.), The embedded firm.
On the socioeconomics of industrial networks, Routledge, Londen, 1993.
2 Ziehttp://www.kvr.de en http://www.route-industriekultur.de.
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )