Ga direct naar de content

Een tandje lager

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 29 2001

Een tandje lager
Aute ur(s ):
Kusters, A.P. (auteur)
Verbruggen, J.P. (auteur)
Beiden werkzaam bij de afdeling Conjunctuur van het Centraal Planb ureau. Met dank aan Wim Hulsman, Henk Kranendonk, Marcel Lever en
Rocus van Opstal voor hun commentaar.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4317, pagina 564, 29 juni 2001 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
vooruitblik

De verwachte economische groei in Nederland blijft dit en komend jaar respectabel. Onzekerheden omtrent wereldhandel en
dollarkoers leggen echter een hypotheek op het beeld voor volgend jaar.
Het CPB verwacht dat de Nederlandse economie dit en volgend jaar met 2¾ procent groeit, zoals blijkt uit het vandaag verschenen
CPB Report 2001/2. Dat is ruim één procentpunt minder dan het hoge gemiddelde van bijna vier procent in de afgelopen vier jaar.
Wereldeconomie valt terug
De groei van de wereldhandel is tegen het einde van vorig jaar scherp afgenomen en in het eerste kwartaal van dit jaar zelfs geheel
weggevallen. Voorlopende indicatoren duiden erop dat de stagnatie in het tweede kwartaal nog zal aanhouden. Naar verwachting groeit
de relevante wereldhandel in 2001 met vijf procent, minder dan de helft van vorig jaar. Hoewel met grote onzekerheden omgeven, trekt de
groei van de wereldhandel naar verwachting in de tweede helft van dit jaar weer wat aan, om volgend jaar uit te komen op zeven procent.
Het ziet er nu naar uit dat de periode van afkoeling van de Amerikaanse economie langer zal duren dan eerder werd voorzien. De
groeiraming voor dit jaar is 1¾ procent en voor volgend jaar 2½ procent. Ook de groeivooruitzichten voor Japan (een half procent in 2001
en één procent in 2002) en de gehele Aziatische regio zijn somberder geworden. De uitvoer daalt gestaag en investeringsplannen zijn
naar beneden herzien.
De groeivertraging in de Verenigde Staten legt een sterkere druk op de groei in Europa dan eerder werd gedacht. De afkalving van het
ondernemersvertrouwen heeft zich vanuit Amerika uitgebreid naar Europa, waar de aandelenkoersen eveneens fors zijn gedaald. De
stemmingsindicator in de Europese industrie daalt al maanden achtereen en de investeringsbereidheid in Europa is bekoeld. Daarnaast
wordt de consumptiegroei gedrukt doordat de inflatie de koopkracht van gezinnen aantast. De inflatie in Europa is flink opgelopen door
een zwakkere euro, door bse- en mkz-effecten, en door scherp gestegen energie- en voedselprijzen.
De groei op jaarbasis in het eurogebied is zodoende in een jaar tijd gehalveerd, van vier procent begin vorig jaar naar twee procent begin
dit jaar. De op de conjunctuur voorlopende indicatoren suggereren dat de groei in het tweede kwartaal vrijwel tot staan komt. De
productieraming voor het eurogebied voor het gehele jaar bedraagt 2¼ procent, terwijl voor volgend jaar 2½ procent wordt geraamd.
Lagere versnelling
Mede door de geringere internationale dynamiek zijn de afgelopen maanden de vooruitzichten voor de Nederlandse conjunctuur
aanzienlijk verslechterd. In de tweede helft van vorig jaar waren het vooral de internationale indicatoren die waarschuwingssignalen
afgaven. Inmiddels zijn ook de meeste binnenlandse indicatoren omgeslagen. Per saldo resulteren de onderliggende indicatoren tot en
met september in een daling van de CPB-conjunctuurindicator 1. De voor 2001 en 2002 verwachte economische groei (2¾ procent) komt
overeen met het potentiële groeitempo dat is becijferd voor de periode 2002-2006 2. De economie groeit al met al nog steeds behoorlijk,
maar wel in een lagere versnelling. Het negatieve effect van de mkz-crisis op de groei in 2001 is geraamd op een kwart procentpunt.
Uitvoergroei halveert
De groeivertraging van de Nederlandse economie tekent zich het sterkste af bij de uitvoer. De toename van de buitenlandse vraag naar
Nederlandse goederen, die vorig jaar nog elf procent bedroeg, blijft dit jaar naar verwachting steken op vijf procent. Daarnaast staat de
concurrentiekracht van de exportsector onder druk, met name door de relatief ongunstige ontwikkeling van de Nederlandse
arbeidskosten per eenheid product in de industrie.
Onder deze marktomstandigheden is het onontkoombaar dat de uitvoerontwikkeling dit jaar flink vertraagt. Daar komt bij dat de
Nederlandse uitvoer te lijden heeft van de bse- en mkz-crises. Mede daarom wordt voor 2001 slechts een zeer bescheiden groei van de
goederenuitvoer verwacht van vier procent.

Volgend jaar trekt de groei van de Nederlandse uitvoer naar verwachting weer aan. Dat komt voornamelijk doordat de vraag op onze
afzetmarkten zich wat dynamischer zal ontwikkelen dan dit jaar (zeven procent groei). Maar ook dan zal enig marktverlies worden geleden
door de relatief hoge stijging van de Nederlandse arbeidskosten per eenheid product.
Consumptiegroei blijft achter bij inkomensstijging
De gezinsconsumptie houdt dit jaar geen gelijke tred met de stijging van het reëel beschikbaar gezinsinkomen. Ondanks de hoge inflatie
neemt de koopkracht van gezinnen sterk toe door een combinatie van loonstijging, werkgelegenheidsgroei en forse lastenverlichting.
Desalniettemin valt de consumptiegroei dit jaar naar verwachting nog iets terug (3½ procent) ten opzichte van vorig jaar (4,1 procent).
Dat komt deels door vervroegde aankopen in anticipatie op de btw-verhoging per 1 januari 2001 en deels omdat de koopkrachtstijging
vertraagd tot besteding komt. Ten slotte zijn de positieve vermogenseffecten beduidend geringer dan vorig jaar.
Volgend jaar versnelt de toename van de gezinsconsumptie met vier procent groei enigszins.
Investeringen groeien gematigd
Ondanks hetgeen de krappe arbeidsmarkt wellicht doet geloven, zorgen de vertraging van de economische groei en de verslechterende
winstgevendheid ervoor dat ondernemers dit en volgend jaar voorzichtiger zijn bij het doen van investeringen. De groei van de
investeringen valt terug tot ruim twee procent per jaar, hetgeen beduidend lager is dan in de afgelopen zes jaar. De investeringsquote
van bedrijven is met circa negentien procent in 2001 en 2002 weliswaar iets lager dan het top-niveau van vorig jaar, maar in historisch
perspectief nog altijd relatief hoog.
Arbeidsmarkt blijft krap
Ook dit jaar neemt de werkgelegenheid sterker toe dan het arbeidsaanbod, waardoor de werkloosheid verder afneemt tot 3¼ procent. De
vertraging in het groeitempo van de economie vertaalt zich op korte termijn niet in een proportionele vertraging van de
werkgelegenheidsgroei. De arbeidsproductiviteit in de marktsector neemt hierdoor dit jaar slechts met een half procent toe.
Voor volgend jaar wordt bij een aantrekkende groei van de arbeidsproductiviteit en een gelijke economische groei een lagere
werkgelegenheidsgroei (1¼ procent) voorzien. Voor het eerst sinds 1994 zal naar verwachting de groei van het arbeidsaanbod de
werkgelegenheidsgroei enigszins gaan overtreffen.
Inflatie piekt in 2001
In de eerste vijf maanden van dit jaar steeg de consumentenprijsindex (cpi) met 4,6 procent ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar.
Voor het gehele jaar wordt een stijging met 4½ procent voorzien. Aan de hoge inflatie liggen naast enkele voorziene incidentele factoren
(met name de verhoging van de btw en de Regulerende Energieheffing op 1 januari van dit jaar) ook enkele onvoorziene incidentele
oorzaken ten grondslag. Zo zijn benzineprijzen wereldwijd substantieel hoger dan vorig jaar, onder andere door de tijdelijk verminderde
raffinagecapaciteit in de VS en het VK. En ook bij voedingsmiddelen (met name bij vlees, vis en groente) is sprake van enkele
onvoorziene incidentele factoren, zoals het slechte voorjaar in Zuid-Europa.
Daarnaast hangt de hoge inflatie samen met structurele factoren, zoals de stijging van de arbeidskosten per eenheid product. Bovendien
nemen dit jaar de invoerkosten wederom toe, zij het minder sterk dan vorig jaar.
De oorzaken van de hoge inflatie dit jaar zijn voor een belangrijk deel van tijdelijke aard. Zo valt volgend jaar het opwaartse effect van de
tariefstijgingen van de indirecte belastingen uit het inflatiecijfer weg. Hetzelfde geldt naar verwachting voor de onvoorziene incidentele
factoren. Verder leiden de verwachte daling van de dollarkoers (van Æ’ 2,40 in 2001 naar Æ’ 2,35 in 2002) en de matige economische groei in
de wereld tot een daling van de invoerkosten. Daar staat tegenover dat met name de toename van de arbeidskosten per eenheid product
een opwaarts effect heeft op de cpi. Per saldo blijft naar verwachting de stijging van de cpi volgend jaar beperkt tot 2½ procent.
Loon-prijsspiraal op de loer
Voor 62 procent van de werknemers in de marktsector is voor het hele jaar 2001 inmiddels een cao afgesloten, met een gemiddelde
loonstijging van 4,2 procent op jaarbasis. Voor de resterende contracten wordt ongeveer een zelfde stijging van de contractlonen
verwacht, hetgeen voor dit jaar resulteert in een verwachte contractloonstijging van 4¼ procent. Voor volgend jaar wordt vooral door de
dan lagere inflatie een iets gematigder contractloonstijging voorzien (3¾ procent).
De betrekkelijk forse loonstijging in 2001 past in het beeld van een arbeidsmarkt waarop arbeidsaanbod en arbeidsvraag meer met elkaar
in evenwicht komen. De verwachting is dat de werkloosheid in 2002 stijgt en zich daarmee beweegt richting het evenwichtsniveau. Het
gevaar bestaat dat door een loon-prijsspiraal deze beweging doorschiet, waardoor de werkloosheid toeneemt tot boven het
evenwichtsniveau. De ervaring van de afgelopen decennia leert dat de weg terug een pijnlijk en moeizaam proces vergt.
Door de combinatie van een krappe arbeidsmarkt en een incidenteel hoge inflatie in 2001 kan de loonstijging in 2002 gemakkelijk hoger
uitvallen dan geraamd. Het verraderlijke van een hogere loonstijging is dat de ongunstige effecten hiervan pas na enige tijd in volle
omvang zichtbaar worden 3. De prijsconcurrentiepositie van de Nederlandse industrie wordt nu nog geflatteerd door de hoge
dollarkoers. Het structurele beeld is dus al minder gunstig.
Onzekerheden
Aan bovenstaande ramingen voor de Nederlandse economie kleven diverse onzekerheden, met name rondom de ontwikkelingen van de
dollarkoers en de wereldhandel. Op economische gronden mag worden verwacht dat, zoals ook in de centrale projectie ligt besloten, de

dollar in waarde gaat dalen. Het is echter zeer onzeker wanneer deze daling gestalte krijgt. Om die reden is een onzekerheidsvariant
berekend, waarin is aangenomen dat vanaf half juni de dollarkoers Æ’ 0,10 hoger is dan in de centrale projectie.
De gevolgen van de hogere dollar voor de groei van de Nederlandse economie zijn in 2001 bescheiden. Dat komt niet alleen omdat de
variant pas halverwege dit jaar ingaat, maar ook omdat het aanpassingsproces enige tijd vergt. Voor 2002 zijn de effecten echter
substantieel. De verbetering van de prijsconcurrentiepositie leidt volgend jaar tot een groeicijfer voor de uitvoer dat gecumuleerd over
2001 en 2002 1,1 procent hoger is dan in de centrale projectie. De effecten op de consumptie en de investeringen zijn kleiner, zodat in
deze variant het bbp-volume gecumuleerd 0,3 procentpunt hoger uitkomt in 2002. Zeker zo ingrijpend zijn de gevolgen voor het nominale
beeld. Een Æ’ 0,10 hogere dollarkoers vanaf half juni betekent dat de consumentenprijsindex volgend jaar een half procentpunt hoger
uitkomt. Hetzelfde geldt voor de contractloonstijging.
Een stijging van de dollarkoers leidt op korte termijn tot aanmerkelijk grotere inflatie-effecten in Nederland dan in andere (grote) landen
van het eurogebied. Dit heeft te maken met het relatief open karakter van de Nederlandse economie. Het grote aandeel van internationaal
verhandelde goederen en diensten versnelt de aanpassing aan internationale prijsmutaties. Daarom zullen, althans op korte termijn, de
arbeidskosten per eenheid product in de Nederlandse industrie sneller stijgen dan die van concurrenten uit het eurogebied.
Ook rondom de wereldhandel zijn de onzekerheden groot. In de centrale projectie ligt besloten dat, zoals algemeen wordt verwacht, de
wereldvraag vanaf de tweede helft van dit jaar gaat versnellen. Een dergelijke versnelling is echter vooralsnog niet zichtbaar in de
voorlopende indicatoren. Daarom is ook een variant berekend waarin is aangenomen dat het herstel een half jaar later op gang komt. In
dat geval bedraagt de economische groei als gevolg van de geringere uitvoergroei volgend jaar slechts twee procent (zie tabel 2) .

Tabel 2

Tabel 2. Effectena van een zes maanden later herstel van de wereldhandel en van een Æ’ 0,10 hogere dollarkoers vanaf half juni
2001
later herstel wereldhandel
2001
dollarkoers (niveau, guldens per dollar)
relevant wereldhandelsvolume
invoerprijs
contractloon
consumentenprijsindex (cpi)
particuliere consumptie
investeringen bedrijven (excl. woningen)
export goederen (excl. energie)
bruto binnenlands product
werkgelegenheid marktsector
arbeidsinkomensquote (in procentpunten)
emu -saldo (procent bbp)

dollar Æ’ 0,10 hoger

2002

2001
0,06

-0,3
-0,3
0,0
0,0
0,0
-0,1
-0,3
-0,1
0,0
0,0
0,0

-2,1
-2,3
-0,4
-0,5
0,1
-0,7
-2,3
-0,6
-0,1
0,2
-0,2

2002
0,1

0,0
0,6
0,0
0,1
0,0
0,1
0,4
0,1
0,0
-0,1
0,0

0,2
1,3
0,4
0,5
-0,1
0,6
1,1
0,3
0,2
-0,3
0,1

a. Cumulatieve afwijkingen van de centrale projectie in procenten.

Slot
Na negentien kwartalen van opgaande conjunctuur, een naoorlogs record, was eind vorig jaar de top bereikt. De economie groeit in 2001
en 2002 naar verwachting echter nog altijd met een respectabel tempo van 2¾ procent. Na een piek in dit jaar keert de inflatie volgend jaar
terug naar een meer geruststellend niveau. Deze gematigd positieve ramingen voor zowel de volume- als de prijzensfeer zijn echter met
serieuze onzekerheden omgeven. In geval van alternatieve, maar heel wel voorstelbare ontwikkelingen in de dollarkoers en de
wereldhandel, ziet met name het beeld voor volgend jaar er aanzienlijk minder rooskleurig uit.
Zie ook tabel 1

Tabel 1

Tabel 1. Kerngegevens voor Nederland, 2000-2002, mutaties per jaar in procenten
2000
volume bestedingen en productie
particuliere consumptie
investeringen in woningen
bruto investeringen bedrijven (excl. woningen)
goederenuitvoer (excl. energie)
goedereninvoer
bruto binnenlands product
arbeidsmarkt
werkgelegenheid (12 of meer uur per week, personen)
werkloze beroepsbevolking (niveau, in procenten)
lonen en prijzen
contractloon marktsector
loonsom per werknemer marktsector
bruto binnenlands product

2001

2002

4,1
0,3
5,2
10,1
10,0
4,0

3½
1½
2½
4
5
2¾

4
2¾
2¼
6¼
6¼
2¾

2,4
3,6

2
3¼

1¼
3¼

3,3
4,0
3,2

4¼
5
5¼

3¾
4½
2¾

consumentenprijsindex (cpi)

2,6

4½

2½

1 In CPB Report 2001/2 wordt uitgebreider op de CPB-conjunctuurindicator ingegaan.
2 Zie F.J.H. Don, Het Nederlandse groeipotentieel tot 2006 , ESB, 30 maart 2001, blz. 284-287.
3 Zo verhoogt een één procentpunt hogere loonstijging in 2002 in eerste instantie de economische groei (+0,1 procentpunt), terwijl de
werkgelegenheid nauwelijks afneemt (-0,1 procentpunt). Na vijf jaar is het effect op de groei echter omgeslagen (-0,2 procentpunt) en is
het verlies aan werkgelegenheid fors opgelopen (-0,4 procentpunt). Zie CPB, Centraal Economisch Plan 2001, blz. 24.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs