Ga direct naar de content

Bruggen bouwen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 22 2000

Bruggen bouwen
Aute ur(s ):
Metcalfe, J.S. (auteur)
Deze b ijdrage is geb aseerd op het paper Equilibrium and Evolutionary Foundations of Competition and Technology Policy: New Perspectives on
the Division of Lab our and the Innovation Process.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4283, pagina D36, 30 november 2000 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Clusters in beeld
Tre fw oord(e n):
epiloog

Veel samenwerkingsvormen ter bevordering van innovatie komen voort uit een proces van spontane ordening. Zowel markt- als nietmarktvormen ontstaan bottom-up, maar niet door louter toeval. Ondernemers zijn immers gebaat bij kennis over wat zich buiten de
grenzen van hun onderneming afspeelt. Betekent dit dat er nog redenen zijn om innovatiebeleid te voeren? Het antwoord is, denk ik:
ja, toch wel.
Er zijn duidelijke oorzaken te vinden voor het ontstaan van ‘systeemimperfecties’ in het innovatieproces. Dat wil zeggen dat het proces
van spontane ordening niet altijd het beste innovatiesysteem oplevert. De problemen waaraan aandacht moet worden besteed betreffen
niet alleen de productie van kennis, maar ook de mate waarin van bestaande kennis gebruik wordt gemaakt alsmede de wijze waarop
verschillende soorten kennis met elkaar gecombineerd wordt.
De oorzaken voor systeemimperfecties zijn complex, maar zouden als volgt kort kunnen worden samengevat. De eerste reden ligt op het
vlak van begrensde kennis van ondernemingen. Het vergaren van kennis buiten het domein van de onderneming gaat gepaard met
toenemende kosten. Dit is onder andere een direct gevolg van arbeidsspecialisatie. Daardoor kunnen we productiever zijn, maar als
individuen weten we meer en meer van minder en minder. Organisaties proberen dit probleem op te lossen door het creëren van teams.
Teams ontwikkelen collectieve vaardigheden, maar leren wederom een houding aan om niet verder te denken dan wat al bekend is. Het is
geen toeval dat grote vernieuwers meestal buitenstaanders zijn, zowel gezien vanuit hun achtergrondkennis als vanuit de bestaande
groep.
Een tweede reden voor imperfecties in het innovatiesysteem is het steeds omslachtiger wordende proces van kennisproductie in
gespecialiseerde kennisinstituten. Specialisaties creëren hun eigen taal en hun eigen cultuur van werken, waardoor barrières ontstaan
voor een gemakkelijke communicatie tussen verschillende instituten. Als gevolg hiervan wordt communicatie tussen verschillende
kenniscentra steeds duurder. Ondernemingen komen tot de ontdekking dat ze moeten participeren in fundamenteel onderzoek om
uberhaupt nog te kunnen deelnemen aan een breder debat over nieuwe ontwikkelingen.
Een derde reden is dat voorzieningen voor het gezamenlijk uitvoeren van onderzoek eigenschappen hebben van een publiek goed. Als
een dergelijke voorziening privaat moet worden gefinancierd, moet deze worden opgezet als een belangengroep met onvermijdbare
entreekosten. Hoewel dit op zichzelf niet zo moeilijk is, bestaat er toch reden om aan te nemen dat de deelname aan zo’n club niet perfect
aansluit bij wat ideaal is vanuit innovatieperspectief. De effectiviteit van een dergelijke regeling hangt in belangrijke mate af van de
diversiteit van de belanghebbenden. Een te divers palet van betrokkenen kan het innovatieproces smoren. Een te uniform aanbod van
participanten kan leiden tot gebrek aan vooruitgang. Voorts doemen hier mededingingsproblemen op als spontaan opgezette groepen
een middel worden waarmee ondernemers concurrentie proberen te onderdrukken.
Tenslotte kan het creëren dan wel in standhouden van samenwerkingsplatforms dermate duur zijn dat het MKB of non-profit
organisaties niet kunnen deelnemen, terwijl ze een forse bijdrage aan de ontwikkeling van innovaties zouden kunnen leveren.
Vanuit het gezichtspunt van accommoderend overheidsbeleid volgt uit het voorgaande dat de belangrijkste taak van de overheid is om
de ontwikkeling van innovatiesystemen te bevorderen en om tussen innovatiesystemen bruggen te bouwen waardoor kennis beter kan
worden benut. Bij het slaan van bruggen gaat het ook om de verbinding tussen verschillende organisaties, zoals ondernemingen,
scholen, afnemers, leveranciers en publieke en private instellingen. Een eerste beleidsvereiste is om te weten hoe deze groepen
functioneren en op welke manier zij met elkaar contact houden. Dit is nodig, omdat beleid alleen door middel van deze groepen effectief
kan zijn.
De bevordering van de verspreiding van kennis voor innovatie vereist een overkoepelende begeleiding (‘guidance’). De vergaring van
kennis is geen lukraak proces, maar vindt plaats binnen een raamwerk voor kennisacquisitie. Deze kennisraamwerken bieden een focus
waardoor overheden netwerken kunnen stimuleren. Een dergelijk beleid, dat gericht een focus kiest, houdt een mogelijk conflict in met
andere programma’s ter ondersteuning van de industrie. De mate waarin innovatiebeleid kan en moet worden gecoördineerd zal voorlopig
een interessante vraag blijven.
Tenslotte is het van groot belang om toegepaste wetenschappelijk kennis in innovatienetwerken te betrekken. Deze kennis biedt niet
alleen een basis voor toepassing van fundamentele kennis maar vormt tevens een brug naar fundamenteel onderzoek aan universiteiten.

Aangezien publieke onderzoeksinstituten veelal over een grote mate van toegepaste wetenschappelijk kennis beschikken is het vooral
van belang dat deze instituten onderdeel uitmaken van de voor hen relevante netwerken.
Nederlanders hebben een internationale reputatie in het bouwen van bruggen tussen oevers die schier onbereikbaar leken. Sla nu ook
eens bruggen in het innovatieproces!

ESB-Dossier Clusters in beeld:
Theorie:
B. Nooteboom, Samenwerking tussen bedrijven: wat moeten we toestaan?
Multimedia:
P. den Hertog, S. Maltha en E. Brouwer, Een cluster in wording
Dynamiek :
V.A. Gilsing en G.J. Hospers, De levensloop van clusters
Onderzoek :
L.A.G. Oerlemans en M.T.H. Meeus, Clusters en IOP’s
ICT:
H. Bouwman, T. Elfring en W. Hulsink, De Dommel of Leuven?
Kennistransfer:
P. Beije, De rol van kennisinstellingen
Management:
A.-P. de Man, Impicaties voor het bedrijfsleven
Beleid:
P. Boekholt en T.J.A. Roelandt, Clusterbeleid in internationaal perspectief
Beleid:
P. Papegaaij, Uit de praktijk Machine- en apparatenbouw
ABC:
E.-J. Visser, De complementariteit van clusters en netwerken
Epiloog:
J.S. Metcalfe, Bruggen bouwen

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur